Ruhrgebied

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Jcb (overleg | bijdragen) op 20 dec 2010 om 00:04. (→‎Cultuurhistorie)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Ruhrgebied
Ruhrgebiet
Streek in Duitsland Vlag van Duitsland
Locatie in Duitsland
Situering
Deelstaat Noord-Rijnland-Westfalen
Coördinaten 51°30'NB, 7°30'OL
Algemeen
Oppervlakte 4435 km²
Inwoners
(2008)
4,953,345
(1.117 inw./km²)
Overig
Website http://www.rvr-online.de/
Foto's
Portaal  Portaalicoon   Duitsland

Het Ruhrgebied (Duits: Ruhrgebiet) is een stedelijk gebied in Noordrijn-Westfalen met ongeveer 5,3 miljoen inwoners. De belangrijkste plaatsen zijn: Duisburg, Bochum, Essen en Dortmund; veel van de steden zijn aan elkaar gegroeid. Het gebied wordt grofweg omsloten door de Rijn in het westen, de Ruhr in het zuiden en de Lippe in het noorden.

Naam

Stadhuis van Essen (1979). Essen wordt de hoofdstad van het Ruhrgebied genoemd.
Shopping mall CentrO in Oberhausen, ook bekend bij Nederlandse toeristen
Villa Hügel, het domiciel van de familie Krupp, nu te bezichtigen in het heuvelige zuiden van Essen
Xanten met het Archeologisch Park Xanten ligt ook in het Ruhrgebiet, in het district Wezel

Het Ruhrgebied is de naam voor een sterk geïndustrialiseerde regio in de Duitse deelstaat Noord-Rijnland-Westfalen. Het Ruhrgebied is vernoemd naar de Ruhr, die bij Duisburg de Rijn instroomt. Deze rivier stroomt ten oosten van de Rijn. De Ruhr heeft niets te maken met de Belgisch-Duits-Nederlandse rivier Roer (Duits: Rur), die zijn naam aan Roermond heeft gegeven.

Hoewel de naam anders doet vermoeden is het gebied geen geografische of bestuurlijke eenheid. Met het Ruhrgebied wordt bedoeld de zone die ligt tussen de rivier de Ruhr in het zuiden en de Lippe in het noorden. De rivier de Rijn wordt gezien als haar westelijke grens. In het oosten is er geen natuurlijke grens. In het gebied wonen ongeveer 5,3 miljoen mensen verdeeld over 11 grote steden en 42 kleinere gemeenschappen.

Administratieve indeling

Het Ruhrgebied werd ongeveer bij de helft gedeeld in de Pruisische provincies Rijnland en Westfalen. Essen ligt bijvoorbeeld nog in het Rijnland, de buurstad Bochum in Westfalen. Ook na de oprichting van Noordrijn-Westfalen in 1946 bleef het gebied administratief verdeeld.

Het grootste deel van het westen hoort tot de Regierungsbezirk Düsseldorf en daarmee tot het Landschaftsverband Rheinland. Het noorden behoort tot de Regierungsbezirk Münster, het zuidoosten tot de Regierungsbezirk Arnsberg, die beiden tot het Landschaftsverband Westfalen horen. De noordrijn-westfaalse regering onder Jürgen Rüttgers (2005-2010) had plannen om het Ruhrgebied één Regierungsbezirk te maken, naast een Regierungsbezirk Rijnland en één voor Westfalen (drie in totaal, in plaats van de huidige vijf).

Er bestaat een Regionalverband Ruhr als samenwerkingsverband van de gemeenten in het gebied. De RVR werkt mee bij de plannen voor ruimtelijke ordening en heeft vooral de marketing van het Ruhrgebied in zijn takenpakket. Deel van de RVR maken uit:

Geschiedenis

Industriële ontwikkeling

In de tijd van de Industriële revolutie groeide het Ruhrgebied uit tot één van de grootste industriegebieden in Europa. Het Ruhrgebied als industriële zone dateerd uit medio de 19e eeuw, eerder later. Daarvoor was het een gewone plattelandsregio met de daarbij horende kenmerken. Sinds de Middeleeuwen werd er steenkool gedolven. De ontwikkeling van de stoommachine maakte het mogelijk om op grootschalige wijze de aanwezige steenkool te delven. Gecombineerd met ijzererts uit de nabije regio, maakte dit het Ruhrgebied een aantrekkelijke regio voor de vestiging van staalindustrie.

De groei in werkgelegenheid zorgde ook voor een groei in bevolking. Het aantal bewoners van de regio nam toe van 400.000 in 1850 tot 3,8 miljoen in 1925.[1]

Eerste en Tweede wereldoorlog

In 1923 werd het gebied door Franse en Belgische troepen bezet om de betaling van herstelbetalingen die Duitsland op grond van de Vrede van Versailles opgelegd had gekregen, af te dwingen. Daarop volgden massale stakingen. In 1924 vertrokken die troepen weer.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog was het gebied, naast Silezië, het hart van de Duitse industriële oorlogsproductie en werd daarom zeer vaak gebombardeerd. In 1945 werd het gebied door Amerikaanse en Britse troepen omsingeld en na hevige strijd ingenomen. De industrie lag volkomen in puin.

Kolen- en staalcrisis

Voormalige Zeche Zollern in Dortmund

Na de tweede wereldoorlog werd het Ruhrgebied snel weer opgebouwd. In 1956, het hoogtepunt van de mijnbouw, werkten er bijna 500.000 mensen in de mijnbouw. Ten tijde van het Wirtschaftswunder werden de industrieën opnieuw opgebouwd en werd er hypermodern geproduceerd. Zo kwamen er andere industrietakken bij zoals machinebouw en elektronica.

In 1957/1958 werd het Ruhrgebied geraakt door de eerste kolencrisis. De eigenaars van de mijnen hadden de prijzen duidelijk verhoogd nadat de prijscontrole (uit de tijd ná de oorlog) was weggevallen. In reactie daarop maakte de bondsregering de import van Amerikaanse kolen en ook van aardolie goedkoper, bang voor een tekort aan energie. De vraag naar Ruhrkolen daalde. Er werden 35 mijnen gesloten, wat het verlies van de banen van 53.000 mijnwerkers inhield.[2]

Na de kolencrisis volgde in 1974 de staalcrisis. Door de daling van de wereldwijde vraag naar staal, als gevolg van de oliecrisis, daalde de staalproductie met een derde. Het verlies aan banen in de kolen- en staalindustrie kon slechts ten dele worden opgevangen door een groei van banen in de dienstensector. In de jaren tachtig was er dan ook een werkeloosheid van ongeveer 15% van de bevolking. Heden ten dage is dat 12%, ruim 2% hoger dan het gemiddelde in NRW. Met ingang van 1997 zijn Duitse energieconcerns niet meer verplicht om de kolen uit het Ruhrgebied af te nemen, waardoor er nog meer banen in de mijnbouw verloren zijn gegaan.

Ruimtelijke structurering

Van regionale ruimtelijke ontwikkeling was zeker in het begin van de industrialisering geen sprake. Hierdoor was er een wildgroei van wegen en kanalen, industrie- en woongebieden. Daar waar de mijnen werden gesticht kwamen ook de arbeiders te wonen, dicht bij het werk. Ruimtelijke ordening was een taak van de gemeenten.

In 1920 werd het Siedlungsverband Rurhkohlenbezirk gesticht, dat zich bezig ging houden met regionale planning. Zij kwamen met een regioplan, genaamd Leitbild. Doel van dit plan was om ervoor te zorgen dat de levenskwaliteit in de steden zou toenemen door meer groen te creëren en voor ontspanning te zorgen. Tot uitvoering kwam het niet vanwege de opkomst van het Nationaalsocialisme. Ondanks het feit dat het SVR niet tot uitvoering van haar Leitbild kwam, is dit plan tot op heden de basis voor veel plannen op het gebied van ruimtelijke ordening in het Ruhrgebied.

Na de Tweede Wereldoorlog ging het SVR verder. In 1966 werd het eerste gebiedsontwikkelingsplan gepresenteerd. In 1979 ging het SVR op in het Kommunalverband Ruhrgebiet. Dit orgaan had echter geen verantwoordelijkheden meer op planningsgebied. Pas in 2004, met de omvorming van KVR tot Regionalverband Ruhr kwam er weer een regionaal orgaan dat zich bezig ging houden met masterplannen voor het gebied. Tot die tijd lag de verantwoordelijkheid bij de individuele gemeenten.

Problemen

Bergschäden: scheuren in een huis in Gladbeck, veroorzaakt door in elkaar zakkende mijngangen

Teruglopende werkgelegenheid in de zware industrie stelde de regio voor een keur aan moeilijk oplosbare problemen. Dit zijn verouderde industriegebieden, overschot aan industriegebied, milieuvervuiling, woon- en werkfuncties door elkaar heen en cultuurhistorische panden.

Overschot aan industrieel gebied

In de Ruhrregio ligt ongeveer 3000 ha industrieterrein braak [1]. Dit komt overeen met de oppervlakte van het eiland Vlieland. Het grote aantal braakliggende terreinen en de oppervlakte, gecombineerd met de ballast uit het verleden, zorgen voor een enorme opgave. Doordat de daling in de primaire sector van structurele aard is en de dienstensector met minder ruimte toekan, betekent dit dat er een overschot is aan bedrijventerreinen.

Milieuvervuiling

De belangrijkste vormen van milieuvervuiling in het Ruhrgebied zijn een veranderde bodemgesteldheid, bodemverontreiniging, luchtvervuiling en afvalwater. 150 jaar van industrialisering heeft grote invloed gehad op het Ruhrgebied. Op sommige plaatsen is de bodemgesteldheid door kolengruis of restproducten uit de staalindustrie dusdanig gewijzigd, dat er geen sprake meer is van een natuurlijke bodem. Er wordt dan ook gesproken over een “industriebodem” of een “technische bodem". Deze bodem kan niet, of slechts tegen zeer hoge kosten, teruggebracht worden in zijn oorspronkelijke staat. Geaccepteerd moet worden dat de bodem zo blijft en op deze manier een nieuwe bestemming moet krijgen.

Naast de gewijzigde bodemgesteldheid, is ook de bodemverontreiniging (Duits: Altlast) een groot probleem. Naar gelang van de voormalige activiteit, kan de bodem verontreinigd zijn met zware metalen, organische en chemische stoffen, meststoffen of pesticiden. De kosten voor bodemsanering komen vaak voor rekening van de overheid omdat oude eigenaars niet meer te traceren zijn.

Luchtvervuiling is een minder groot probleem dan vroeger, maar nog steeds een probleem. Terwijl luchtvervuiling vroeger voornamelijk veroorzaakt werd door de zware industrie, heeft het Ruhrgebied nu voornamelijk te maken met vervuiling door verkeer. Er lopen drie grote snelwegen van oost naar west, langs en door grote woonkernen.

Het laatste grote milieuprobleem is afvalwater van industrie en bevolking. Afvalwater uit mijnen, staalfabrieken en woongebieden liep ongezuiverd de rivieren in. Door bodemdaling, veroorzaakt door mijnbouw, waterden rivieren niet meer af in de Rijn. Rivieren werden omgelegd, oorspronkelijke beddingen vervangen door betonnen constructies en pijpleidingen. Met de komst van rioolzuiveringsinstallaties en het verdwijnen van de zware industrie is een deel van het probleem inmiddels verholpen. Inmiddels wordt er gewerkt aan het terugbrengen van de natuur van de rivier.

Woon- en werkfunctie door elkaar heen

Ruhr-Universität Bochum van 1965, de eerste universiteit in de regio

Doordat er in de beginjaren geen sprake is geweest van een goede ruimtelijke ordening, is er geen goede scheiding tussen de woon- en werkfuncties. De kwaliteit van de leefruimte was laag. Er is een gebrek aan groen en recreatiegebieden. Ook de kwaliteit van de bebouwing is laag. Met de opkomst van de mobiliteit trokken mensen weg uit de steden en vestigen zich in de randzone. Hierdoor nam de druk op de groene randzone toe, terwijl de binnensteden te kampen hebben met verloedering en neergang.

Cultuurhistorie

Door het stilleggen van mijnen en staalbedrijven zijn er grote stukken land in onbruik geraakt. Deze terreinen zijn door planten- en diersoorten langzamerhand weer in bezit genomen. De voormalige industriecomplexen zijn vaak van grote cultuurhistorische waarde. Omdat niet alle vrijgekomen terreinen nodig zijn voor nieuwe ontwikkeling, is ervoor gekozen om sommige terreinen over te laten aan de natuur, als een modern equivalent van het “Engelse landschapspark”.

Doordat hun oude functie kwam te vervallen en ze vaak geen nieuwe functie kregen, stonden vele complexen op de nominatie om gesloopt te worden. Om dit te voorkomen hebben sommige van deze complexen het predicaat industrieel erfgoed gekregen. Als opstallen van cultuurhistorische waarde zijn, wordt er gezocht naar alternatieve bestemming, hetzij als museum hetzij als amusementspark. De bekendste voorbeelden zijn de voormalige mijn Zeche Zollverein te Essen (100 ha) en Landschaftspark Duisburg-Nord.

Trivia

Zie ook

Externe links

Voetnoten

  1. a b Ehses, B. (2005). Das Ruhrgebiet, Zahlen - Daten - Fakten.
  2. Kurth, D., Scheuvens, R., & Zlonicky, P. (Eds.). (1999). Laboratorium Emscher Park. Dortmund.
Zie de categorie Ruhr area van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.