Vestingwerken van Amsterdam

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Jvhertum (overleg | bijdragen) op 12 jul 2013 om 19:28. (Wijzigingen door 82.139.127.15 (Overleg) hersteld tot de laatste versie door Jvhertum)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Op deze plattegrond van Cornelis Anthoniszoon uit 1538 is het middeleeuwse Amsterdam met stadsmuren, poorten en grachten te zien
In deze kaart, gemaakt door Frederik de Wit na 1688, zien we de 26 bolwerken die in de 17e eeuw werden aangelegd

De vestingwerken van Amsterdam beschermden de stad vanaf de middeleeuwen tegen invallers. Van deze middeleeuwse en 17e-eeuwse vestingwerken zijn nog een aantal overblijfselen, zoals de Waag, de Schreierstoren en de Montelbaanstoren. In de 19e eeuw werden de vestingwerken vervangen door de Stelling van Amsterdam.

Geschiedenis

Wallen

Al rond 1300 lag er een aarden wal achter de Nieuwendijk. Sporen van deze wal werden ontdekt tijdens archeologische opgravingen rond de Nieuwezijds Kolk in 1994. Na het Beleg van Amsterdam in 1303 trok graaf Willem III van Holland het privilege van Amsterdam in om verdedigingswerken aan te leggen. De Amsterdammers waren gedwongen om de wal weer af te breken.[1]

Pas rond 1340 kwam er een nieuwe verdedigingswal. Aan zowel oudezijde als nieuwezijde van de stad, aan weerszijden van de Amstel, werd een gracht gegraven met daarachter een burgwal, een aarden wal voorzien van een houten palissade bovenop ter afscherming. Toen achter deze wallen omstreeks 1385 nieuwe wallen werden aangelegd, werd de bestaande wal de Voorburgwal en de nieuwe wal de Achterburgwal, en dit zowel aan de oude als de nieuwe zijde. Zo ontstonden de Oudezijds Voorburgwal, Oudezijds Achterburgwal, Nieuwezijds Voorburgwal en Nieuwezijds Achterburgwal.[1]

De stadswal had drie stadspoorten:[2]

De Waag, oorspronkelijk Sint Antoniespoort

In 1425 werd de stad uitgebreid, en werd een nieuwe verdedigingsgracht gegraven die nog voortbestaat in het Singel, de Kloveniersburgwal en de Geldersekade. Langs de gracht werd aan stadzijde een aarden wal opgeworpen met drie nieuwe poorten: een nieuwe Haarlemmerpoort, de Sint Antoniespoort (nu de Waag) en de Regulierspoort (nu het onderste deel van de Munttoren). [2]

Stadsmuren

Na zijn bezoek aan Amsterdam in 1481 besloot Maximiliaan van Oostenrijk dat Amsterdam een stenen stadsmuur moest bouwen, ter verdediging tegen mogelijke aanvallen van Gelre en Utrecht. Om de bouw te bekostigen, stelde de stad een belasting in, de honderdste penning. De werkzaamheden begonnen in 1482 en namen al met al zo'n 20 jaar in beslag. [2]

De Schreierstoren (links)

Het resultaat was een 5 tot 6 meter hoge muur van gemetselde baksteen met aan de achterkant stenen weergangsbogen. De stadsmuur omringden de gehele stad, met uitzondering van de noordkant, het havenfront aan het IJ. De muur werd ondersteund door een aantal halfronde verdedigingstorens, waarvan er één is overgebleven, de Schreierstoren aan het IJ, gebouwd rond 1487.[1][2] [3] De toren Swych Utrecht, die ook deel uitmaakte van de muur, werd in 1882 afgebroken.

De stadsmuur werd in 1494 feestelijk ingewijd. Ironisch genoeg waren de vestingwerken toen al verouderd door de opkomst van buskruit en de vervanging van stenen kanonskogels met ijzeren kogels.[1]

De stadsmuur had vijf poorten:

De Oudeschans; rechts de Montelbaanstoren

In 1512 vielen Gelderse troepen de stad aan en plunderden de Lastage, het industriegebied met scheepswerven aan oostelijke zijde van de stad. Hierna werd tussen 1515 en 1518 een arm van de Amstel uitgegraven tot de Nieuwe Gracht (nu Oudeschans) als buitenste verdedigingsgracht aan de oostelijke zijde van de stad. Met de aarde die hierbij vrijkwam werd ook een verdedigingswal aangelegd, waarop een houten palissade gebouwd werd. Als onderdeel van de verdedigingswerken werd omstreeks 1516 de nog bestaande Montelbaanstoren gebouwd als uitkijktoren. [4]

De stadsmuur is venster 5 in de Canon van Amsterdam.

Bolwerken

De 17e-eeuwse Haarlemmerpoort van Hendrick de Keyser
De Singelgracht bij de Leidsepoort, schilderij uit 1816 van Johannes Jelgerhuis

In de 17e eeuw groeide de stad razendsnel. Rond de nieuwe grachtengordel werd een stelsel van 26 bolwerken aangelegd langs de Singelgracht.

Al direct na de Alteratie in 1578 begon de stad de zwakke plekken in haar verdedigingswerken te versterken. Zo werd bij de Haarlemmerpoort, die destijds bij de Herenmarkt lag, een bolwerk aangelegd. Willem van Oranje stuurde in 1581 Adriaen Anthonisz naar Amsterdam om toe te zien op de bouw van nieuwe vestingwerken.[1]

In 1585 nam het stadsbestuur de beslissing om buiten de stadsmuur een aarden wal met 11 bastions aan te leggen. Het gebied tussen de oude en nieuwe muur, de Eerste en Tweede Uitleg, was binnen enkele jaren al helemaal volgebouwd, en in 1610 presenteerde stadstimmerman Hendrick Jacobszoon Staets schetsen van nieuwe vestingwerken. De vroedschap besloot in 1613 aan westkant van de stad een nieuwe verdedigingswal met bolwerken aan te leggen, langs de huidige Marnixstraat en Weteringschans, met nieuwe gracht aan de buitenkant (de Buitensingel, nu Singelgracht) en binnenkant (de Lijnbaansgracht). Hierbinnen was ruimte voor de aanleg van de grachtengordel, de Derde Uitleg.[1]

In 1674 begon de stad met het aanleggen van fortificaties rondom de vierde en verreweg grootste stadsuitbreiding, de Vierde Uitleg. Dit was een van de grootste bouwkundige ondernemingen uit die tijd. Het onderstutten van de zware wal op de slappe ondergrond door middel van heipalen en damwanden zorgde voor veel extra werk. Duizenden arbeiders vervoerden karren en kruiwagens met aarde en zand uit de duinen en het Gooi. Er werden kilometers damwand gemetseld, grachten uitgegraven, bruggen en sluizen gebouwd. Rond 1663 was het enorme project gereed.[1]

De wal rustte op een negen meter brede houten vloer, gedragen door meer dan 100.000 geheide palen met dwarsliggers. Boven de planken werden gewelfde bogen gemetseld, 44 per bolwerk en 47 per courtine, en over de bogen heen aarde gestort. Aan de buitenzijde werd de wal bekleed met steen. Het geheel was omgeven door een damwand van 14 kilometer om het wegglijden van de aarde tegen te gaan.[1]

De vestingwerken bestond uit in totaal 26 bolwerken. In de flanken waren kazematten of geschutskelders waarin kanons stonden en munitie werd ondergebracht. Bovenop de meeste bolwerken stonden molens.[1]

Er waren vijf hoofdpoorten in de 17e-eeuwse fortificaties:[1]

Daarnaast waren er nog enkele kleinere poorten:

De verdedigingswerken zijn nooit serieus op de proef gesteld. Tijdens het Rampjaar 1672 bleek de Hollandse Waterlinie afdoende verdediging tegen binnenvallende Franse troepen. De fortificaties werden verwaarloosd en begonnen in te storten. In 1769 stortte de bouwvallige Muiderpoort in elkaar en in 1794 verdween een deel van het Reguliersbolwerk in de gracht. Na de Franse tijd verloren de bolwerken hun militaire functie geheel en werd het een recreatiegebied. Er werd een wandelweg over de bolwerken aangelegd, met plantsoen en bomen. Tussen 1839 en 1848 werd de stad als vesting opgeheven en ontmanteld. De laatst overgebleven courtine, tussen de bolwerken Rijkeroord en Slotermeer, werd gesloopt in 1862 en vervangen met een wandelpad. De poorten bleven staan maar kregen een nieuwe functie als kantoor voor het innen van stedelijke accijns.[1][5]

Tijdens de industriële revolutie in de tweede helft van de 19e eeuw begon de stad buiten de 17e-eeuwse verdedigingsgordel te groeien. Het wandelgebied werd voor een groot deel bebouwd, en de Singelgracht werd rechtgetrokken, waardoor de uitstekende bolwerken verdwenen.[1]

Linies

Het Fort bij Uitermeer, een van de forten van de Stelling van Amsterdam

In 1787 legden de patriotten, om de stad te verdedigen tegen de Pruisen, 27 posten aan bij de zeven toegangspoorten naar Amsterdam, en werden de tussenliggende polders onder water gezet. De Pruisen konden niet langs de posten, maar wisten echter langs de slecht verdedigde toegang via de Haarlemmermeer de posten te passeren.[5]

Tijdens de Brits-Russische expeditie naar Noord-Holland in 1799 beschermde Cornelis Krayenhoff de hoofdstad door de Linie van Noord-Holland aan te leggen. Krayenhoff zette de laaggelegen gebieden tussen Monnickendam en Krommeniedijk onder water en beschermde hoger gelegen gebieden door middel van aarden wallen en veldgeschut. Een jaar later legde Krayenhoff een tweede verdedigingslinie aan ten westen van Amsterdam, de Linie van Beverwijk, bestaande uit drie linies lunetten met een afstand van 400 meter tot elkaar. Tien van deze lunetten bestaan nog.[5]

Een aantal van de posten uit de patriottentijd werd hergebruikt door Krayenhoff voor de Posten van Krayenhoff, een verdedigingslinie rond de stad die in de periode 1805-1810 werd aangelegd.[5]

Door de industriële revolutie was de reikwijdte en de nauwkeurigheid van het geschut enorm toegenomen, en werd besloten een nieuwe linie rond Amsterdam aan te leggen, op grotere afstand van de stad, 15 tot 20 kilometer van het centrum, zodat de stad buiten het bereik van vijandelijk geschut bleef. Deze Stelling van Amsterdam, aangelegd in de periode 1880-1914, was in zijn tijd de modernste en qua oppervlakte grootste kringstelling van Europa. De linie was 135 kilometer lang en omvatte 42 forten en 4 batterijen. De Stelling is nooit op de proef gesteld, maar had wel een afschrikkende werking. In 1914, bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, waren de Stelling en de Nieuwe Hollandse Waterlinie een factor in de beslissing van de Duitsers om Nederland niet binnen te vallen. De Stelling van Amsterdam is grotendeels intact en werd in 1996 opgenomen op de Werelderfgoedlijst.[5][6]

Overblijfselen

De molen De Gooyer stond oorspronkelijk op het bolwerk Oosterbeer
Het Eerste Marnixplantsoen, voorheen bolwerk Haarlem, is de enige plek langs de Singelgracht dat nog de puntvorm heeft van een bolwerk

Het gebied rond Oudezijds Voorburg- en Achterburgwal wordt nog steeds de Wallen genoemd, naar de oorspronkelijke aarden wallen.

Van de middeleeuwse vestingwerken zijn de stadspoorten Waag (oorspronkelijk Sint Antoniespoort) en Munttoren (oorspronkelijk Regulierspoort) en de torens Schreierstoren en Montelbaanstoren nog overgebleven.

In de kademuur van de Geldersekade bevinden zich nog steeds enkele stukken zandsteen van de middeleeuwse stadsmuur. Op 19 juni 2007 was een deel van de muur korte tijd zichtbaar in een vier meter diepe kuil naast de Waag, die was gegraven om de funderingen te inspecteren. [3][7]

Van het groengebied dat in de 19e eeuw op de bolwerken is aangelegd, zijn nog maar enkele parkjes over, waaronder het Eerste en Tweede Weteringplantsoen en het Eerste en Tweede Marnixplantsoen. Het Eerste Marnixplantsoen, voorheen bolwerk Haarlem, is de enige plek langs de Singelgracht dat nog de puntvorm heeft van een bolwerk. Van de molens die bovenop de bolwerken stonden, zijn nog twee overgebleven: De Gooyer en De Bloem, hoewel beide niet meer op hun oorspronkelijke plek staan.

Hoewel de Singelgracht werd rechtgetrokken, lopen de gracht en de straten erlangs (Nassaukade, Stadhouderskade en Mauritskade) nog steeds in een golvend patroon.

Bolwerkenroute

In 2010 werd de Bolwerkenroute Amsterdam gepresenteerd, 26 natuurstenen plaquettes die de 17e-eeuwse bolwerken markeren. De eerste plaquette van 60 bij 60 centimeter werd onthuld op 24 februari 2010 op het Max Euweplein. De route is een initiatief van de Amsterdamse pantomimespeler Rob van Reijn.[8]

Verder lezen

Externe links