Whatcheeria
Whatcheeria Status: Uitgestorven Fossiel voorkomen: Vroeg-Carboon | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Taxonomische indeling | |||||||
| |||||||
Geslacht | |||||||
Whatcheeria Lombard & Bolt, 1995 | |||||||
Typesoort | |||||||
Whatcheeria deltae | |||||||
Afbeeldingen op Wikimedia Commons | |||||||
|
Whatcheeria[1] is een geslacht van uitgestorven basale stamtetrapoden uit het Vroeg-Carboon van Iowa. Fossielen zijn gevonden in 340 miljoen jaar oude afzettingen in de stad Delta. De typesoort Whatcheeria deltae werd in 1995 benoemd. Het is ingedeeld in de familie Whatcheeriidae samen met de nauw verwante Pederpes en mogelijk Ossinodus.
Ontdekkingsgeschiedenis
[bewerken | brontekst bewerken]De typesoort Whatcheeria deltae werd in 1995 benoemd door Lombard en Bolt. De geslachtsnaam Whatcheeria is vernoemd naar What Cheer, Iowa, de geboorteplaats van Pat McAdams, de geoloog die de eerste skeletten van het dier ontdekte. De soortaanduiding is vernoemd naar Delta, Iowa, de locatie ten westen waarvan de fossielen werden ontdekt.
Het holotype is FMNH PR 1700, een skelet met schedel. Zesentwintig andere exemplaren zijn toegewezen. In 2021 werden 375 verdere fossielen van tetrapoden gemeld uit de Jasper Hiemstra Quarry, en de overgrote meerderheid van deze exemplaren wordt verondersteld te behoren tot Whatcheeria. In dezelfde afzettingen zijn ook vis- en plantenfossielen gevonden. Verschillende andere tetrapoden, waaronder temnospondylen en embolomeren, zijn bekend uit de Delta-vindplaats.
Beschrijving
[bewerken | brontekst bewerken]Whatcheeria bezit een mengsel van zowel basale als afgeleide eigenschappen. Het deelt met eerdere stamtetrapoden een reeks zijlijnen over de schedel, rijen tanden op het verhemelte en kleine Meckeliaanse foramina over het oppervlak van de onderkaak. Het heeft een cleithrum, een bot in de schoudergordel dat zich naar voren uitstrekt van het schouderblad. Het cleithrum was ooit aan de schedel bevestigd bij kwastvinnige vissen, de voorouders van tetrapoden, maar losgemaakt om de nek vrij te laten bewegen. Een afgeleid kenmerk is dat het cleithrum een rechthoekige bovenkant heeft met een inkeping in de achterzijde. De pleurocentra van de wervelkolom zijn bovenaan vergroeid. Het achterblad van het darmbeen is breed afgerond met een opvallende insnoering. Bij het opperarmbeen is de entepicondylus massief gebouwd, de helft van het volume van het opperarmbeen innemend.
Whatcheeria groeide uit tot twee meter lang. De schedel is diep en de snuit is spits. Een gat op de bovenkant van de schedel achter de ogen, het pariëtale foramen genoemd, is relatief groot bij Whatcheeria. De botten op het schedeloppervlak zijn ongewoon glad, in tegenstelling tot de ontpitte schedels van veel andere vroege tetrapoden. Voor de oogkas vormt het prefrontale bot een prominente richel. Het prefrontale projecteert ook naar beneden om een mogelijke sinus te bedekken. De wervelkolom telt vierenvijftig wervels.
Fylogenie
[bewerken | brontekst bewerken]Een mogelijke positie in de evolutionaire stamboom toont het volgende kladogram.
Elpistostegalia |
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Levenswijze
[bewerken | brontekst bewerken]Whatcheeria was voornamelijk een waterdier dat zich voortstuwde met zijn ledematen. Die waren beter aangepast aan het zwemmen dan aan het lopen. De vergroeide krachtige schedelbotten en lange vangtanden zouden het mogelijk gemaakt hebben vrij grote prooien te grijpen. Jonge dieren tonen fibrolamellair bot, wat wijst op een vrij snelle groei. Dit bottype is typisch voor warmbloedige Amniota.
Literatuur
- Lombard, R.E.; Bolt, J.R. (1995). "A new primitive tetrapod, Whatcheeria deltae, from the Lower Carboniferous of Iowa". Palaeontology 38 (3): 471–495.
- Bolt, J. R. & Lombard, R. E. 2000. Palaeobiology of Whatcheeria deltae, a primitive Mississippian tetrapod. In Heatwole, H. (ed.) Amphibian biology, 4, Paleobiology, 1044–1052. Chipping Norton, Australia: Surrey Beatty and Sons.
- J. A. Clack. 2002. An early tetrapod from "Romer's Gap". Nature 418:72-76
- Lombard, R. E. & Bolt, J. R. 2006. The mandible of Whatcheeria deltae, an early tetrapod from the Late Mississippian of Iowa. In Carrano, M. T., Gaudin, T. J., Blob, R. W. & Wi, J. R. (eds) Perspectives on the evolution of mammals, birds, and reptiles, 21–52. Chicago: University of Chicago Press.
- Warren, A. (2007). New data on Ossinodus pueri, a stem tetrapod from the Early Carboniferous of Australia. Journal of Vertebrate Paleontology 27(4):850-862.
- Bolt, J., & Lombard, R. (2018). Palate and braincase of Whatcheeria deltae Lombard & Bolt, 1995. Earth and Environmental Science Transactions of the Royal Society of Edinburgh, 1-24. doi:10.1017/S1755691018000774
- Otoo, B. K. A.; Bolt, J. R.; Lombard, R. E.; Angielczyk, K. D.; Coates, M. I. (2021). "The postcranial anatomy of Whatcheeria deltae and its implications for the family Whatcheeriidae". Zoological Journal of the Linnean Society. in press. doi:10.1093/zoolinnean/zlaa182
- James R. G. Rawson, Laura B. Porro, Elizabeth Martin-Silverstone & Emily J. Rayfield (2021) Osteology and digital reconstruction of the skull of the early tetrapod Whatcheeria deltae, Journal of Vertebrate Paleontology, DOI: 10.1080/02724634.2021.1927749
- Whitney, M. R.; Otoo, B. K. A.; Angielczyk, K. D.; Pierce, S. E. (2022). "Fossil bone histology reveals ancient origins for rapid juvenile growth in tetrapods". Communications Biology. 5 (1). 1280. doi:10.1038/s42003-022-04079-0. PMC 9705711. PMID 36443424.
Noten
- ↑ Fossilworks: Whatcheeria. www.fossilworks.org. Geraadpleegd op 31-08-2022.
- Dit artikel of een eerdere versie ervan is een (gedeeltelijke) vertaling van het artikel Whatcheeria op de Engelstalige Wikipedia, dat onder de licentie Creative Commons Naamsvermelding/Gelijk delen valt. Zie de bewerkingsgeschiedenis aldaar.