Wilhelm Harster

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Wilhelm Harster
Geboren 21 juli 1904
Kelheim, Beieren, Duitse Keizerrijk
Overleden 25 december 1991
München, Beieren, Duitsland
Religie Evangelisch tot 1938, verklaarde zich later Gottgläubig[1][2]
Land/zijde Weimarrepubliek
Nazi-Duitsland
Onderdeel Freikorps Oberland
Reichswehr
Schutzstaffel
Dienstjaren 1920 - 1926
1933 - 1945
Rang
SS-Gruppenführer en Generalleutnant in de politie
Eenheid 1.Kompanie/I.Bataillon/
Freikorps Oberland

Juni 1920 -
augustus 1926[3]
4.(MG-)Kompanie/Infanterie-Regiment 19
1 oktober 1923 -
4 november 1923[3]
13.SS-Standarte
9 november 1933 -
1 februari 1934[4]
2.Sturm/63.SS-Standarte
1 februari 1934 -
29 oktober 1935[4]
Bevel Befehlshaber der Sicherheitspolizei und des SD in:
Slagen/oorlogen Tweede Wereldoorlog
Onderscheidingen Zie decoraties
Portaal  Portaalicoon   Tweede Wereldoorlog

Wilhelm Harster (Kelheim, 21 juli 1904München, 25 december 1991) was een Duitse jurist, politieman en oorlogsmisdadiger. Hij was in Nederland tussen juli 1940 en augustus 1943 Befehlshaber der Sicherheitspolizei und des SD (BdS) en daarmee de tweede man bij het uitvoeren van de nazi-terreur in Nederland na generaal Rauter.

In deze periode werden onder zijn toezicht tienduizenden Nederlandse Joden gedeporteerd.[6] Ook droeg Harster de verantwoordelijkheid voor onder andere het Kamp Amersfoort en dus ook voor de vele daar begane misdaden.

Achtergrond[bewerken | brontekst bewerken]

Wilhelm Harster, zoon van een jurist en politieambtenaar, bezocht het gymnasium in München en werd op 16-jarige leeftijd lid van een paramilitaire organisatie (Freikorps). Vervolgens studeerde hij rechten aan de universiteit van München, waar hij in 1927 promoveerde. In 1929 trad Harster in dienst van de politie in Stuttgart, maar al snel stapte hij over naar de politieke politie en vervolgens naar de opvolger daarvan, de Gestapo. Als Gestapo-chef was hij in Innsbruck betrokken bij de organisatie van de pogrom van november 1938 (Kristallnacht).[7] In 1933 was Harster lid van de NSDAP en van de SS geworden.

Rol tijdens de oorlog[bewerken | brontekst bewerken]

Na de Duitse inval in Nederland kwam Harster naar Den Haag en werd onder Rauter Befehlshaber der Sicherheitspolizei und des SD in Nederland. Direct onder Harsters bevel ressorteerde de Nederlandse tak van de RSHA-afdeling IVB4, belast met de vervolging van de Joden; de SD-chef had namelijk binnen zijn bureau een speciale afdeling "J" opgericht "ter bestrijding van het Jodendom in zijn totaliteit".[8] Tot deze afdeling (vanaf maart 1942 geleid door Wilhelm Zöpf) behoorde ook Franz Fischer, een van de 'Vier van Breda'. Begin mei 1943 richtte Harster een schrijven aan onder anderen de Duitse commandanten van de concentratiekampen op Nederlands grondgebied, waarin hij verslag deed van gesprekken met vertegenwoordigers van het RSHA in Berlijn en van recente instructies van Rauter, onder de kop "Endlösung der Judenfrage in den Niederlanden", de term waarmee in deze periode de uitroeiing van de Joden werd aangeduid.[9]

Harster bestreed ook het verzet. In 1941 gaf hij toestemming voor 'verscherpt verhoor', dat wil zeggen het martelen van communistische gevangenen. De toestemming werd verleend na overleg met Heinrich Müller, hoofd van de Gestapo-afdeling in het Reichssicherheitshauptamt (RSHA) in Berlijn. Voor andere gevangenen was het in eerste instantie formeel niet toegestaan, alhoewel dat soms toch gebeurde, maar in 1942 werd de verschärfte Vernehmung ook toegestaan voor andere groeperingen. Vanuit zijn kantoor moet hij soms het geschreeuw van de gemartelden hebben kunnen horen.

Eind augustus 1943 werd Harster overgeplaatst naar Italië, waar hij van september 1943 tot mei 1945 dezelfde functie uitoefende als in Nederland. Hier had hij onder anderen omgang met de brutale massamoordenaar Christian Wirth,[10] nog kortelings inspecteur van de vernietigingskampen, en in Italië belast met de vernietiging van 'partisanen' (en daarmee ook weer van Joden).

Berechting[bewerken | brontekst bewerken]

Advocaat-fiscaal F.J.G. baron Van Voorst tot Voorst eiste in 1949 in de rechtszaak tegen Harster een gevangenisstraf van 15 jaar met aftrek van voorarrest. Harsters advocaat vroeg om vrijspraak.[11] Uiteindelijk kreeg hij een relatief milde straf van 12 jaar cel voor zijn oorlogsmisdaden, waarbij zijn hoedanigheid van beschaafd-optredende bureaumoordenaar in zijn voordeel zal hebben gewerkt.[12] In 1953 werd hij vrijgelaten en vertrok hij naar Duitsland. Hij werkte hierna voor het Beierse ministerie van Binnenlandse Zaken, werd in 1956 Regierungsrat en in 1958 bevorderd tot Oberregierungsrat. Onder druk van een inmiddels op gang gekomen gerechtelijk vooronderzoek ging Harster in 1963 met vervroegd pensioen.

In 1967 werd door de Duitse justitie een nieuw proces tegen Harster aangespannen, waarin hij medeverantwoordelijk werd gesteld voor de moord op 83.000 Nederlandse Joden. Harster gaf al voor de aanvang van het proces toe - zeer wel mogelijk uit tactische overwegingen - dat hij toen de deportaties begonnen zich ervan bewust was dat de slachtoffers "over het geheel genomen de dood tegemoet gingen".[13] Hij werd door het hof in München veroordeeld tot 15 jaar cel, maar werd in 1969 alweer vrijgelaten, vanwege het berouw dat hij had getoond tijdens zijn proces. Wel werd hem, vanwege deze veroordeling voor een zwaar misdrijf, zijn doctorstitel door de universiteit van München officieel ontnomen.

Carrière[bewerken | brontekst bewerken]

Harster bekleedde verschillende rangen in zowel de Allgemeine-SS als Waffen-SS. De volgende tabel laat zien dat de bevorderingen niet synchroon liepen.

Datums Reichswehr Polizei Regierung Allgemeine-SS Heer
1 oktober 1923[14][3] Zeitfreiwilliger
16 oktober 1929[14][3]
Hilfsarbeiter Kriminalpolizei Stuttgart
16 oktober 1929[14][1]
Regierungsassessor
16 juli 1931[1][14][3]
Regierungsrat
9 november 1933[1][14][3]
SS-Anwärter
9 augustus 1934[1][14][3]
SS-Mann
1 oktober 1934[14][3]
Polizeidirektor
13 november 1935[14] [3]
Schutze
15 januari 1936[14][3]
Unteroffizier-Anwärter
30 januari 1936[1][14][3]
SS-Rottenführer
20 april 1936[1][14][3]
SS-Scharführer
20 april 1937[1] - 11 maart 1937[14][3]
SS-Hauptscharführer
9 november 1937[1][15][16][3]
SS-Untersturmführer
13 juli 1938[14][3]
Oberregierungsrat
1 augustus 1938[1][3]
SS-Obersturmbannführer
1 augustus 1940[1][14][3]
SS-Standartenführer
1 januari 1941[1][14][3]
Oberst der Polizei
9 november 1941[1][14][16][3]
SS-Oberführer
9 november 1942[1] - 18 december 1942[14][17][3]
SS-Brigadeführer
9 november 1942[17] -
24 augustus 1943[14][3]
Generalmajor der Polizei
9 november 1944[1][14][16]
SS-Gruppenführer
9 november 1944[1][14][16][3]
Generalleutnant der Polizei
27 oktober 1956[14][3]
Regierungsrat
1958 - 1959[14][3]
Oberregierungsrat


Lidmaatschapsnummers[bewerken | brontekst bewerken]

Decoraties[bewerken | brontekst bewerken]

Selectie:

Bibliografie[bewerken | brontekst bewerken]

  • Theo Gerritse, De ploert Hanns Albin Rauter en de correcte ambtenaar Wilhelm Harster. De opmerkelijke rechtspleging tegen twee SS-kopstukken. Soesterberg: Aspekt, 2006; 70 p.
  • Pim Griffioen, Ron Zeller, Jodenvervolging in Nederland, Frankrijk en België, 1940-1945: overeenkomsten, verschillen, oorzaken. Amsterdam: Boom, 2011, p. 226-227, 767 noten 260-265.
  • L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. Deel 4: Mei 1940-maart 1941. Wetenschappelijke uitgave, Den Haag: Martinus Nijhoff, 1972, p. 291-293. Deel 12: Epiloog. Wetenschappelijke uitgave, Leiden: Martinus Nijhoff, 1988, p. 645-646 noot 1.
  • Robert M. W. Kempner, Twee uit honderdduizend: Anne Frank en Edith Stein. Onthullingen over de nazimisdaden in Nederland voor het gerechtshof te München. Bilthoven: Uitgeverij H. Nelissen, 1969, p. 39-41.
  • J. Presser, Ondergang. De vervolging en verdelging van het Nederlandse Jodendom 1940-1945. Den Haag: Staatsuitgeverij/Martinus Nijhoff, 1965; 2 delen. Deel 1, p. 299-301, 323-324, 357-358; deel 2, p. 160-162.
  • Christian Ritz, Schreibtischtäter vor Gericht. Das Verfahren vor dem Münchner Landgericht wegen der Deportation der niederländischen Juden (1959-1967). Paderborn: Ferdinand Schöningh, 2012; 257 p.
  • C.F. Rüter, D.W. de Mildt (Herausgeber), unter Mitwirkung von L. Hekelaar Gombert, Justiz und NS-Verbrechen. Sammlung deutscher Strafurteile wegen Nationalsozialistischer Tötungsverbrechen 1945-1999. 32 Bände, Amsterdam/München: Amsterdam University Press/F.G. Saur Verlag, 1968-2004. Band 25 (2001), p. 397-651 (de casus 12 Ks 1/66, geanonimiseerd). Zie ook: www.jur.uva.nl/junsv