Naar inhoud springen

Schrikvogels: verschil tussen versies

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
volledige referentie staat al onder literatuur
studie uit 2012 toegevoegd
Regel 67: Regel 67:


==== Manier van toeslaan ====
==== Manier van toeslaan ====
[[Bestand:Skull of Andalgalornis steulleti.png|thumb|een in de studie gebruikte [[Computertomografie|CT-scan]] van de schedel van ''Andalgalornis'']]
[[Bestand:Skull of Andalgalornis steulleti.png|thumb|een in de studie gebruikte CT-scan van de schedel van ''Andalgalornis'']]
De enige bestaande studie naar het eetgedrag van de schrikvogels is een studie naar de [[schedel]] van ''[[Andalgalornis]]'' door Degrange, Federico J. et al. in 2010. Zij wees uit dat de bijtkracht van deze schrikvogel met 133 [[Newton (eenheid)|newton]] relatief laag was in vergelijking met nog levende roofdieren (De studie geeft ter vergelijking de bijtkracht van de maar 5,9&nbsp;kg wegende [[Patagonische vos]]: 131 N). Ze wees ook uit dat de schedel relatief slecht bestand is tegen zijdelingse krachten, wat de theorie dat schrikvogels hun prooien vastpakten en heen en weer schudden in een poging de rug te breken, onwaarschijnlijk maakt. De schedel was echter wel goed bestand tegen krachten uitgeoefend op de voor- of bovenkant. Hieruit concluderen de auteurs dat schrikvogels enkel joegen op kleinere prooien, die ze volledig konden inslikken. Als ze echter joegen op grotere prooien zouden ze dat enkel doen door middel van een reeks gerichte klappen met de bek in een ''hit-and-run''-tactiek.<ref name="Andalgalornis studie">{{aut|Degrange, F.J. ''et al.''}} (2010), ''PLOS ONE''</ref>
Een studie naar het jachtgedrag van de schrikvogels werd in 2010 uitgevoerd door Degrange, Federico J. et al.. Hiervoor onderzochten ze schedel van ''[[Andalgalornis]]'' met behulp van [[Computertomografie|CT-scans]] en [[morfologie|morfologische]] analyses. Ze ontdekten hierbij dat de bijtkracht van deze schrikvogel met 133 [[Newton (eenheid)|newton]] relatief laag was in vergelijking met nog levende roofdieren (De studie geeft ter vergelijking de bijtkracht van de maar 5,9&nbsp;kg wegende [[Patagonische vos]]: 131 N).
Ze wees ook uit dat de schedel relatief slecht bestand is tegen zijdelingse krachten, wat de theorie dat schrikvogels hun prooien vastpakten en heen en weer schudden in een poging de rug te breken, onwaarschijnlijk maakt. De schedel was echter wel goed bestand tegen krachten uitgeoefend op de voor- of bovenkant. Hieruit concluderen de auteurs dat schrikvogels enkel joegen op kleinere prooien, die ze volledig konden inslikken. Als ze echter joegen op grotere prooien zouden ze dat enkel doen door middel van een reeks gerichte klappen met de bek in een ''hit-and-run''-tactiek.<ref name="Andalgalornis studie">{{aut|Degrange, F.J. ''et al.''}} (2010), ''PLOS ONE''</ref>

Deze bevindingen werden twee jaar later bevestigd door een onderzoek naar de hals van dezelfde schrikvogel. De onderzoekers ontdekten hierbij dat het dier in staat was zijn schedel snel naar voren gerichte klappen kon uitvoeren. Hierna waren de ligamenten en spieren in de hals in staat om de schedel snel weer naar achteren te trekken om opnieuw toe te slaan.<ref name="neck flexibility">{{Aut|Tambussi, C.P., Mendoza, de R., Degrange, F.J. & Picasso, M.B.}} (2012)</ref>


=== Voortplanting ===
=== Voortplanting ===
Regel 157: Regel 161:
*Alvarenga, Herculano M.F. & Höfling, Elizabeth (2003), ''Systematic revision of the Phorusrhacidae (Aves: Ralliformes)'', Papéis Avulsos de Zoologia (São Paulo) [http://www.scielo.br/scielo.php?script=sci_arttext&pid=S0031-10492003000400001 '''43'''(4): 55-91]
*Alvarenga, Herculano M.F. & Höfling, Elizabeth (2003), ''Systematic revision of the Phorusrhacidae (Aves: Ralliformes)'', Papéis Avulsos de Zoologia (São Paulo) [http://www.scielo.br/scielo.php?script=sci_arttext&pid=S0031-10492003000400001 '''43'''(4): 55-91]
*{{Citeer tijdschrift |Degrange|F.J.|Tambussi|C.P.|Moreno|K.|Witmer|L.M.|Wroe|S. | datum=2010 | url=http://www.plosone.org/article/info:doi/10.1371/journal.pone.0011856 | titel=Mechanical Analysis of Feeding Behavior in the Extinct “Terror Bird” Andalgalornis steulleti (Gruiformes: Phorusrhacidae) | tijdschrift=PLOS ONE | jaargang='''5''' | nummer=8 | pp=e11856 | doi=10.1371/journal.pone.0011856}}
*{{Citeer tijdschrift |Degrange|F.J.|Tambussi|C.P.|Moreno|K.|Witmer|L.M.|Wroe|S. | datum=2010 | url=http://www.plosone.org/article/info:doi/10.1371/journal.pone.0011856 | titel=Mechanical Analysis of Feeding Behavior in the Extinct “Terror Bird” Andalgalornis steulleti (Gruiformes: Phorusrhacidae) | tijdschrift=PLOS ONE | jaargang='''5''' | nummer=8 | pp=e11856 | doi=10.1371/journal.pone.0011856}}
* {{Citeer tijdschrift|Tambussi|C.P.|Mendoza|de R.|Degrange|F.J.|Picasso|M.B.|datum=2012|url=http://www.plosone.org/article/info%3Adoi%2F10.1371%2Fjournal.pone.0037701|titel = ''Flexibility along the Neck of the Neogene Terror Bird Andalgalornis steulleti (Aves Phorusrhacidae)''|tijdschrift=PLOS ONE|jaargang='''7'''|nummer=5|pp=|doi=10.1371/journal.pone.0037701}}

== Andere bronnen ==
== Andere bronnen ==
*Terror Birds: Predators With a Kung Fu Kick? - John Pickrell - National Geographic News - augustus 2005
*Terror Birds: Predators With a Kung Fu Kick? - John Pickrell - National Geographic News - augustus 2005
*BBC's Walking with Beasts
*BBC's Walking with Beasts

== Referenties ==
== Referenties ==
{{References|100%|2}}
{{References|100%|2}}
Regel 166: Regel 173:
<references group="note" />
<references group="note" />
}}
}}

{{Navigatie Phorusrhacidae}}
{{Navigatie Phorusrhacidae}}



Versie van 7 jul 2013 12:02

Schrikvogels
Status: Uitgestorven, als fossiel bekend
Reconstructie van Paraphysornis
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Chordata (Chordadieren)
Klasse:Aves (Vogels)
Orde:Cariamiformes
Familie
Phorusrhacidae
Ameghino, 1889
Typesoort
Phorusrhacus longissimus Ameghino, 1887
Onderfamilies
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Schrikvogels op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Vogels

De schrikvogels (Phorusrhacidae) zijn een uitgestorven familie van vogels, behorende tot de Cariamiformes, die van het Paleoceen tot het Pleistoceen leefden.

De schrikvogels ontstonden in Zuid-Amerika en kwamen daar ook hoofdzakelijk voor. Een enkele soort (Titanis walleri) is ook bekend uit Florida en er zijn enkele vondsten bekend uit Antarctica, hoewel hun classificatie als schrikvogels niet onomstreden is. In 2011 werd bovendien mogelijk een Afrikaans lid van de familie ontdekt: Lavocatavis africana; de classificatie van deze soort als schrikvogel is echter ook nog niet bevestigd. De familie telt circa 10 geslachten en 25 soorten, variërend in lengte van 80 cm tot 3 meter.

Gedacht wordt dat de schrikvogels nauw verwant zijn aan de hedendaagse seriema's (Cariamidae). Deze vogels werden traditioneel tot de kraanvogelachtigen (Gruiformes) gerekend, maar recent DNA-onderzoek naar de taxonomie van de vogels plaatst ze aan de basis van de zangvogeltak van de 'landvogels'.

Na het uitsterven van de Dinosauriërs ontwikkelden zij zich tot de toproofdieren in Zuid-Amerika, dat toen nog wegens het ontbreken van de landengte van Panama een geïsoleerd continent was. Als enige concurrenten hierbij hadden zij de sabeltandkatachtige buidelroofdieren uit de familie der Thylacosmilidae.

De schrikvogels waren erg divers. Leden van de onderfamilie Brontornithinae werden meer dan twee meter hoog en tot vier ton zwaar. Zij joegen waarschijnlijk vanuit een hinderlaag op grotere prooien. De Phorusrhacinae waren ongeveer even groot en soms zelfs groter, maar niet zo zwaar en moesten waarschijnlijk niet zo erg op hinderlagen vertrouwen om te jagen. De Psilopterinae daarentegen waren klein vergeleken met de andere schrikvogels: Sommigen waren maar 70 cm hoog en ze wogen allen minder dan 10 kilogram. Vermoedelijk joegen zij dan ook op de kleinere prooien die het voor de grotere schrikvogels niet de moeite waard waren.

Lang werd het uitsterven van de schrikvogels aan het einde van het Plioceen toegeschreven aan de concurrentie met de zoogdieren die na het vormen van de landengte van Panama in Zuid-Amerika binnenkwamen. Nieuw onderzoek heeft echter bewezen dat de vogels overleefden tot het einde van het Pleistoceen, waardoor de oorzaak van hun uitsterven momenteel onbekend blijft.

Ontdekking en naamgeving

Florentino Ameghino, die de eerste overblijfselen van een schrikvogel vond

Begin 1887 werden in de provincie Santa Cruz, in Argentinië, in een formatie van miocene ouderdom,[1] de eerste overblijfselen van een schrikvogel gevonden door Ameghino. Hij publiceerde later dat jaar de geslachtsnaam Phorusrhacos voor de gevonden restanten.[2] In 1889 "corrigeerde" Ameghino de geslachtsnaam Phorusrhacos in het grammaticaal correctere Phororhacos.[3] In dezelfde publicatie benoemde hij ook de familie, waarvan hij de naam baseerde op de "gecorrigeerde" spelling Phororhacos en hij noemde de familie "Phororhacosidae". De familienaam werd in 1893 door Lydekker verbeterd in "Phororhacidae".[4] De "gecorrigeerde" spelling werd overgenomen door andere auteurs en raakte zo in zwang. In 1963 argumenteerde Brodkorb dat de naam Phorusrhacos prioriteit had over Phororhacos, en dat de naam van de familie volgens de regels "Phorusrhacidae" moest luiden.[5] In zijn Catalogue of fossil birds van 1967 gebruikte hij dan ook die namen.[6] In 1989 dienden Chiappe en Soria[note 1] een verzoek in bij de International Commission on Zoological Nomenclature om de naam Phororhacos te conserveren omdat die naam de meest gebruikte was maar de naam Phorusrhacos onder artikel 23.1[7] van de ICZN prioriteit had en de beschikbare (geldige) naam was. Onder artikel 29[8] en 19.2[9] van de ICZN was dan "Phorusrhacidae" en niet het veelgebruikte "Phororhacidae" de geldige familienaam. De commissie besliste in 1992, in Opinion 1687, dat de naam Phorusrhacos en de daarvan afgeleide namen niet onderdrukt moesten worden en plaatste "Phororhacos", "Phororhacosidae" en "Phororhacidae" op de "index van verworpen en ongeldige namen".[10] De naam "Phorusrhacidae" is daarmee de officieel vastgestelde familienaam.

In 1887 dacht Ameghino overigens nog met de restanten van een zoogdier te maken te hebben. In 1888 was het Moreno die als eerste de fossiele resten van een schrikvogel herkende als resten van een vogel, toen hij de resten van Mesembriornis milneedwardsi vond en beschreef.[11] In 1891 herkenden Moreno en Mercerat ook de door Ameghino beschreven fossielen als die van een vogel,[12] waarna in datzelfde jaar Ameghino zelf van deze en nieuwe vondsten die hij had gedaan ook herkende dat het om vogels ging.[13][14]

Evolutie

Een stamboom van de vogels; de schrikvogels zouden aan de basis van de zangvogeltak staan
De schrikvogels (seriema's) aan de basis van de zangvogeltak

Aenigmavis

Lang is gedacht dat de kleine Aenigmavis (tegenwoordig Strigogyps genoemd), die is gevonden in de Duitse Messelschaliën, de voorouder van de schrikvogels was. Aenigmavis was zo groot als een kip en leefde tegelijk met de primitieve looproofvogel Gastornis. Inmiddels lijkt Aenigmavis niet de voorouder van de schrikvogels te zijn. De precieze classificatie van dit dier is nog onduidelijk, maar Alvarenga en Höfling zien voldoende aanknopingspunten om de familie Ameghinornithidae, waartoe 'Strigogyps behoort, in de orde Cariamiformes op te nemen.[14]

Ontstaan

De oudste overblijfselen van schrikvogels in Zuid-Amerika werden door Alvarenga beschreven in 1985. Ze komen uit het paleoceen van Brazilië.[15] Ze ontwikkelden zich daar waarschijnlijk na het einde van het Krijttijdperk in Zuid-Amerika als een gevolg van de isolatie van dat continent. De Landengte van Panama, die Zuid- en Noord-Amerika met elkaar verbindt was toen nog niet ontstaan.[14] Daar ontwikkelden ze zich in het mioceen tot de voornaamste roofdieren van het continent. De schrikvogels vervingen in deze rol grotendeels de Sparassodonta. Deze zustergroep van de buideldieren omvatte de voornaamste Zuid-Amerikaanse carnivoren in het oligoceen met Borhyaena als bekendste vertegenwoordiger. Thylacosmilus overleefde naast de schrikvogels tot in het plioceen. Verschillende Zuid-Amerikaanse diersoorten, zoals de grondluiaarden en de glyptodonten, ontwikkelden bescherming tegen de schrikvogels in de vorm van zware pantsers en klauwen. In het plioceen breidden de schrikvogels zich uit naar Centraal- en Noord-Amerika, toen het Amerikaanse continent verenigd werd met het sluiten van de Landengte van Panama.

Nieuwe concurrentie en uitsterven

Na het ontstaan van deze landbrug kwamen de schrikvogels in Zuid-Amerika in contact met nieuwe concurrenten zoals wolven, jaguars en sabeltandkatten. Waarschijnlijk heeft deze concurrentie ertoe geleid dat de schrikvogels aaseters werden in plaats van actieve jagers. Vroeger werd ook gedacht dat ze heeft gezorgd voor het uitsterven van de familie. Nieuwe vondsten bewijzen echter dat de schrikvogels zich lang konden houden ondanks deze concurentie. Geslachten zoals Titanis en Mesembriornis overleefden tot in het midden van het Pleistoceen. Een ongedetermineerd exemplaar uit Uruguay komt zelfs uit het late Pleistoceen.[16][note 2] De oorzaak voor het uitsterven van de familie tijdens het einde van dit tijdvlak blijft dus ongekend.

Kenmerken

De schikvogels variëren erg in grootte: Het kleinste lid, Psilopterus bachmanni, had een rughoogte van slechts 60 cm, terwijl de grootste schrikvogel, Kelenken guillermoi met opgericht hoofd bijna drie meter hoog was. Ze werden gekenmerkt door hun slanke lichaamsbouw.[14]

In de loop van hun evolutie zijn de vleugels van de schrikvogels steeds kleiner geworden. Hierdoor waren de grotere geslachten zeker niet in staat om te vliegen.[14] Mogelijk hadden die kleine vleugels echter nog een nut: Tijdens het lopen konden ze mogelijk naar de zijkanten worden uitgestrekt om de stabiliteit en beweeglijkheid te verbeteren, een rol die bij hun voorouders, de dinosauriërs, werd vervuld door de lange staart.[17] Het is onzeker of de kleinere schrikvogels, zoals Psilopterus konden vliegen: Tonni en Tambussi bereikten in 1988 de conclusie dat Psilopterus, een kleiner geslacht, kon vliegen.[18] Alvarenga en Höfling spraken dit in 2003 echter tegen door het geslacht te vergelijken met de nog levende Kuifseriema.[14]

Gedrag

Jacht

Snelheid

In 2005 publiceerden de Uruguayaanse wetenschappers R. Ernesto Blanco en Washington W. Jones een studie naar de maximale rensnelheid van de schrikvogels, bepaald aan de hand van de kracht van de botten van de poten. Deze methode levert goede en betrouwbare resultaten op voor struisvogels, nandoes en emoes, drie levende soorten die wat betreft uiterlijk het meest met de schrikvogels overeenkomen. De bepalingen suggereren dat verschillende soorten schrikvogels dezelfde rensnelheid hadden als de hedendaagse struisvogel: 50 km/uur. Voor Mesembriornis, een 70 kg zware schrikvogel, kwam men zelfs op 97 km/uur, vergelijkbaar met de moderne jachtluipaard.

Harde trappers

Sommige wetenschappers denken echter dat de sterke poten van Mesembriornis niet gerelateerd waren aan het hard kunnen rennen, maar dat de sterke botten bij deze soort een andere functie hadden. Een van de verklaringen is dat Mesembriornis zijn poten gebruikte om prooidieren onderuit te trappen. De botten van de poten van Mesembriornis blijken immers krachtig genoeg om de botten van middelgrote dieren te breken. Niet alleen was het prooidier door de krachtige trap direct uitgeschakeld, ook zou Mesembriornis op deze manier makkelijk bij het voedzame beenmerg gekund hebben.[19]

Manier van toeslaan

een in de studie gebruikte CT-scan van de schedel van Andalgalornis

Een studie naar het jachtgedrag van de schrikvogels werd in 2010 uitgevoerd door Degrange, Federico J. et al.. Hiervoor onderzochten ze schedel van Andalgalornis met behulp van CT-scans en morfologische analyses. Ze ontdekten hierbij dat de bijtkracht van deze schrikvogel met 133 newton relatief laag was in vergelijking met nog levende roofdieren (De studie geeft ter vergelijking de bijtkracht van de maar 5,9 kg wegende Patagonische vos: 131 N).

Ze wees ook uit dat de schedel relatief slecht bestand is tegen zijdelingse krachten, wat de theorie dat schrikvogels hun prooien vastpakten en heen en weer schudden in een poging de rug te breken, onwaarschijnlijk maakt. De schedel was echter wel goed bestand tegen krachten uitgeoefend op de voor- of bovenkant. Hieruit concluderen de auteurs dat schrikvogels enkel joegen op kleinere prooien, die ze volledig konden inslikken. Als ze echter joegen op grotere prooien zouden ze dat enkel doen door middel van een reeks gerichte klappen met de bek in een hit-and-run-tactiek.[20]

Deze bevindingen werden twee jaar later bevestigd door een onderzoek naar de hals van dezelfde schrikvogel. De onderzoekers ontdekten hierbij dat het dier in staat was zijn schedel snel naar voren gerichte klappen kon uitvoeren. Hierna waren de ligamenten en spieren in de hals in staat om de schedel snel weer naar achteren te trekken om opnieuw toe te slaan.[21]

Voortplanting

Zoals alle vogels waren de schrikvogels eierleggend. Deze werden waarschijnlijk uitgebroed in grote nesten op de grond, maar tot nu toe zijn er nog geen vondsten van eieren. De grootte van deze eieren varieerde waarschijnlijk sterk tussen de verschillende geslachten. De grotere geslachten hadden waarschijnlijk eieren zo groot als die van de moderne struisvogels, ongeveer de grootte van een basketbal.[17]

Geluiden

Het is erg moeilijk om uitspraken te doen over de geluiden van uitgestorven dieren, maar onderzoek door Lawrence Witmer, waarbij een CT-scan van de schedel van een schrikvogel werd genomen, wees uit dat sommige schikvogels een grote, volledig holle ruimte bezaten vooraan in hun snavel. Het doel van deze holte is nog onduidelijk, maar een van de mogelijkheden is dat ze diende als een soort klankkast. Door met hun bek te klepperen zouden ze dan een duidelijk hoorbaar geluid hebben kunnen produceren.[22] Dit gedrag is bekend van enkele nog levende vogels, zoals de ooievaar. Datzelfde onderzoek wees ook uit dat schrikvogels waarschijnlijk goed waren in het onderscheiden van verschillende geluiden.[23].

Voorkomen

Antarctica

Het is mogelijk dat de schrikvogels naast hun voornamelijke verspreidingsgebied, Zuid-Amerika, ook voorkwamen in Antarctica. De eerste vondst in Antarctica werd gedaan en voor het eerst gerapporteerd in 1987, maar werd pas in 1989 vollediger beschreven.[24] Ze bestaat uit het voorste deel van een schedel.[25] Hierna zijn nog meerdere vondsten van dit continent zijn gemeld. In 2006 rapporteerden Judd Case et al. over de vondst van een geïsoleerd dijbeen op het eiland Vega (Grahamland, Antarctica).[26] Dit dijbeen is niet te onderscheiden van het dijbeen van de hedendaagse seriema's (Cariama). Gedacht wordt dat de vogel waaraan het bot toebehoorde zeer nauw verwant moet zijn aan de gemeenschappelijke voorouder van de Cariamidae en de Phorusrhacidae.[26] Op het eiland King George in West-Antarctica werden twee geïsoleerde voetafdrukken, elks 12 cm lang, gevonden in 55 miljoen jaar oude gesteenten. Zij werden ofwel gemaakt door een lid van de Ratites of door een schrikvogel.[17]

Deze classificaties zijn echter nog omstreden: In 2012 publiceerde Marcos M. Cenizo een artikel waarin hij verklaarde dat er "geen empirisch bewijs" is voor de aanwezigheid van schrikvogels in Antarctica. Hij wees er op dat bijna al deze Antarctische exemplaren nog geen formele analyse ondergaan hadden. Bij zijn heronderzoek wees hij dan ook enkele exemplaren toe aan de loopvogels en Pelagornithidae en weerlegde de status van schrikvogel van andere exemplaren door te wijzen op kenmerkende eigenschappen die bij hen ontbreken. Ook stelde hij, op basis van zijn andere vindingen, voor dat de op King-George-eiland gevonden afdrukken inderdaad door een loopvogel werden gemaakt en niet door een schrikvogel.[27]

Als men er van uitgaat dat de schrikvogels wel voorkwamen in Antarctica, leefden de oudst bekende schrikvogels tijdens het paleoceen en vroeg-eoceen in Zuid-Amerika en Antarctica: De laag waarin het dijbeen uit 2006 werd gevonden wordt gedateerd op vroeg-maastrichtien, waarmee het fossiel ongeveer 70 miljoen jaar oud zou zijn en dus de oudste bekende schrikvogelvondst.[note 3][26]

Noord-Amerika

soortenmigratie tijdens de Great American Biotic Interchange

Eén soort is bekend uit Noord-Amerika, Titanis walleri. Ze is gekend van meerder vondsten in Florida en Texas en moet tijdens de Great American Biotic Interchange over de nieuwgevormde landbrug van Zuid- naar Noord-Amerika gemigreerd zijn.

Afrika

In 2011 werd uit Afrika een nieuwe vogelsoort beschreven: Lavocatavis africana. De auteurs wezen deze soort toe aan de Phorusrhacidae. Ze stelden voor dat de soort daar terecht zou kunnen gekomen zijn doordat een hypothetische voorouder ervan, die nog een beperkt vluchtvermogen had, over de Atlantische oceaan geëmigreerd is. Een andere mogelijkheid is dat deze voorouder wel al het vermogen te vliegen verloren had, maar toch over de oceaan emigreerde door middel van enkele hypothetische eilanden in de Atlantische oceaan. Deze vondsten zijn echter nog niet door andere onderzoekers bevestigd.[28]

Onderverdeling

Alvarenga en Hofling stelden in 2003 een indeling van de Phorusrhacidae voor waarbij de familie wordt onderverdeeld in vijf onderfamilies verdeeld:

  • Brontornithinae: deze onderfamilie omvat de zwaarste vormen, met korte poten en grote snavels. Fossielen van deze groep dateren van 27 tot 17 miljoen jaar geleden. De grootst bekende schrikvogel, Brontornis burmeisteri, behoort tot deze onderfamilie. Deze soort was bijna drie meter hoog en had een gewicht van ongeveer 500 kilogram.
  • Mesembriornithinae: de middelgrote soorten uit deze kleine onderfamilie (één geslacht met twee soorten) zijn de slankste van alle schrikvogels en horen daarnaast ook bij de recentste.[14]
  • Patagornithinae: in deze onderfamilie zijn soorten ondergebracht die in hoogte variëren tussen de 1,4 en 1,7 meter, waarmee het middelgrote schrikvogels zijn.
  • Phorusrhacinae: deze onderfamilie omvat grote, maar minder stevig gebouwde vormen, die een hoogte bereikten van 2 tot 3 meter. Fossielen van deze groep dateren van 27 tot 3 miljoen jaar oud. De schrikvogel met de grootste bekende snavel, Kelenken guillermoi, en de enige schrikvogel gevonden in Noord-Amerika, Titanis walleri, behoren tot deze onderfamilie.
  • Psilopterinae: deze onderfamilie omvat de kleinste vormen, die een hoogte bereikten van maximaal 1 meter en maar ongeveer 8 kg wogen. Fossielen van deze groep dateren van 62 tot 3 miljoen jaar oud. De kleinst bekende schrikvogel, Psilopterus bachmanni, behoort tot deze onderfamilie.

Deze indeling wordt tegenwoordig door de meeste wetenschappers geaccepteerd. Een dergelijke indeling heeft echter het nadeel dat de verwantschappen tussen deze onderverdelingen niet duidelijk worden. Door middel van een kladistische analyse kunnen deze exact uitgerekend worden. In 2011 publiceerden Bertelli, Chiappe en Herculano Alvarenga een dergelijke kladistische studie naar de fylogenie van de Phorusrhacidae waarin door een computerprogramma de stamboom van die groep was berekend die het minste aantal evolutionaire veranderingen vooronderstelde en dus het waarschijnlijkst was.[29] De resultaten van hun onderzoek worden weergegeven in dit cladogram:

Phorusrhacidae 
Mesembriornithinae

Mesembriornis milneedwardsi



Mesembriornis incertus





Psilopterinae

Psilopterus bachmanni



Psilopterus lemoinei



Psilopterus colzecus



Procariama simplex





Patagornis marshi



Andrewsornis abboti



Andalgalornis steulleti



Phorusrhacos longissimus



Titanis walleri




Devincenzia pozzi



Kelenken guillermoi




Brontornis burmeisteri



Physornis fortis



Paraphysornis brasiliensis