Gebruiker:Beetjedwars/kladblok 1

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Voorgeschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

Het geloof dat men de gebeurtenissen op aarde langs bovennatuurlijk weg zou kunnen beïnvloeden, bestaat al heel lang.

Romeinse Rijk[bewerken | brontekst bewerken]

De Romeinen geloofden sterk in magie. Zij geloofden dat anderen hen op bovennatuurlijke wijze kwaad konden doen. Kinderen leerden op school bezweringsformules. Mensen die zich tekort gedaan voelden en zich niet konden verweren door middel van lichaamskracht of met wapenen of door de hulp van het gerecht in te roepen, namen vaak hun toevlucht tot het uitspreken of opschrijven van vervloekingen. Romeinen geloofden dat jaloerse mensen het boze oog konden hebben en hen daarmee konden benadelen.[1] [2]

Middeleeuwen 500-1330[bewerken | brontekst bewerken]

Er bestond "witte" magie om gebeurtenissen ten goede te keren:

Magiërs bestonden al in de vroege middeleeuwen. Elk dorp had wel een magiër. Zij konden op bovennatuurlijke wijze ingrijpen in het dagelijkse leven. Witte magiërs genazen ziekten of ze vonden gestolen goederen terug. Zij zijn nauwelijks ooit vervolgd.

  • Er bestond een magische geneeskunst die gebruik maakte van geneeskrachtige kruiden en planten en bezweringsformules.
  • Er werden Amuletten meegegeven aan de doden maar ook de levenden droegen ze.
  • Er bestonden verschillende vormen van waarzeggerij en bepaalde natuurgebeurtenissen werden als voorspellingen geïnterpreteerd.
  • Sommige vrouwen werden als medium gebruikt. De Keltische waarzegsters konden orakels geven omtrent veldslagen. Germaanse media voorspelden het lot met behulp van runetekens.
  • Men riep ook de doden op.

Er bestond "zwarte" magie om mensen schade (maleficieën) te berokkenen. De beoefenaars van zwarte magie werden al in de vroege Middeleeuwen "heksen" genoemd.

Zwarte magiërs (of heksen) zouden mensen en dieren ziek maken of laten sterven, misoogsten veroorzaken of handelingen laten mislukken, zoals het maken van boter uit melk. Men sprak van maleficiën. Deze maleficiën konden zij onder andere doen door aanraking, het uitspreken of opschrijven van een vervloeking, door poppen te maken van hun slachtoffer en daar pinnen in te steken, of door alleen maar ergens naar te kijken. Sommige heksen wisten zelf niet dat ze dit "boze oog" hadden. Verder zouden ze drankjes brouwen om conceptie te voorkomen, impotentie te veroorzaken, of om liefde aan te wakkeren dan wel te laten bekoelen.

  • Het geloof in heksen was mogelijk al zeer oud. Zij waren zeer gevreesd want zij zouden het bloed van mensen opzuigen en zelfs mensen opeten. Heksen zouden ook mensen doden om de binnenkant van een ketel met hun bloed in te smeren, want hiermee konden zij voorspellingen doen.
  • Er werden doodsdrankjes gebrouwen om mensen te laten sterven dan wel om abortus te plegen.
  • Liefdesdrankjes werden gegeven om liefde op te wekken, dan wel te verhinderen door bijvoorbeeld mannen impotent te maken.
  • In Karolingische handschriften stonden wel magische vierkanten om de afloop van ziekten mee te voorspellen.

XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX

Hoewel de kerk bezwaar had tegen het uitoefenen van de magie en haar verbood, kwam zij er slechts zelden daadwerkelijk tegen in actie.

Tot 1330 waren er geen heksenprocessen want zwarte magie werd in de dorpen bestraft door de burgerwacht of vigilante, of middels een wraakactie (vendetta).

Het uitoefenen van kwaadaardige, zwarte magie weer aanvankelijk onderling bestraft door wraak te nemen op de dader.

Als iemand iets was aangedaan, had de parentele van het slachtoffer de heilige plicht om wraak te nemen. Maar als de wraak gepleegd was, was de andere parentele weer verplicht om (weer)wraak te nemen. Dit konden vetes worden die soms eeuwenlang duurden. Vanaf de zesde tot in de elfde eeuw is er van dit soort vetes melding gemaakt.

Maar er was een eenvoudig middel om deze keten van wraak en weerwraak te verbreken: de genoegdoening of het weergeld. De parentele van de dader betaalde aan de parentele van het slachtoffer het preciese weergeld. En daarmee was de eer van de parentele van het slachtoffer hersteld en hoefde die geen wraak meer te nemen.

Geweld jegens een persoon moest door een boete worden goedgemaakt: het 'weergeld'. Dit was bedoeld om te verhinderen dat er vetes zouden ontstaan. Geweld of moord, een lid van een parentele aangedaan, moesten namelijk vergolden worden, omdat de familie van het slachtoffer anders als laf zou worden aangezien. Maar die vergelding moest ook weer gewroken worden. Zo konden eeuwenlange vetes ontstaan. Door 'weergeld' te betalen aan de familie van het slachtoffer werden deze vetes wel eens voorkomen. Het Salische recht bevatte een lange lijst van klappen en verwondingen met elk denkbaar letsel dat ze konden veroorzaken. En ook hoeveel weergeld er precies voor betaald moest worden. Van een klap met een vergiftigde bijl tot een klap die hard genoeg was om bloed te doen vloeien. Het aantal vuistslagen bepaalde de hoogte van de boete. Ook werden beschreven: een afgeslagen hand, vinger of voet, een uitgestoken oog, een afgesneden oor of neus. Een wijsvinger (nodig om de boog te spannen) kostte meer dan een pink. Het was een heel gereken, want als het lichaamsdeel er nog een beetje aanhing, werd de boete minder.

[3]

Kwaad dat door een heks op bovennatuurlijke wijze werd gedaan (maleficia), werd tot halverwege de veertiende eeuw hetzelfde bestraft als kwaad dat op een natuurlijke wijze was aangericht. Dus een moord met behulp van magie werd even zwaar bestraft als een moord die gepleegd was met een bijl.

Tussen 1325-1330 waren er een aantal politieke showprocessen waarin vorsten hun tegenstanders ervan beschuldigden met hulp van de duivel samenzweringen tegen hen te smeden. Dit leek enigszins op de latere heksenprocessen.

Het wereldlijke gerecht was aanvankelijk gebaseerd op het accusatoire recht. Beide partijen waren gelijkwaardig en mochten getuigen oproepen. Wat hekserij betrof, moest er een aanklacht uit het volk komen door iemand die zich door de heks benadeeld voelde (middels maleficiën). Maleficiën kwamen echter op bovennatuurlijke wijze tot stand en lieten zich niet eenvoudig bewijzen want er konden geen ooggetuigen van zijn. Als de beschuldigde heks in de gemeenschap populairder was dan de aanklager, kon zij door het oproepen van getuigen terugslaan en de klager een proces wegens smaad aandoen. Er mocht niet gemarteld worden (dus aanklachten over een verbond met de duivel hadden weinig kans van slagen).

Aanloop tot de heksenvervolging 1330-1375[bewerken | brontekst bewerken]

Tussen 1330 en 1375 zijn van slechts 25 heksenprocessen in Europa de stukken bewaard gebleven. Heksen werden toen alleen van maleficiën beschuldigd. De heks kreeg daarvoor een passende straf. Een moord die gepleegd zou zijn door toverij werd hetzelfde bestraft als een moord die met een bijl was gepleegd. Mannen en vrouwen van elke rang en stand konden van hekserij beschuldigd worden. Tussen 1300-1400 was 50-60% van de heksen vrouw.

Begin van de heksenvervolging 1375-1450[bewerken | brontekst bewerken]

Na 1375 vond er een belangrijke ommekeer plaats. Theologen, Filosofen en rechters) gingen geloven dat zwarte magie onmogelijk was zonder de hulp van de duivel. Daarom beschuldigden zij de heksen behalve van maleficiën er ook nog eens van, dat zij een ketters pact met de duivel hadden gesloten. De heksen zouden de duivel vereren en in ruil daarvoor grote krachten krijgen om kwaad te doen. Omdat de heksen nu ketters waren, begon de dominicaanse inquisitie zich met de heksenvervolging te bemoeien. De inqusitie was namelijk rond 1250 door de Kerk ingesteld tegen de ketterij en werd na 1375 ook ingezet tegen de (nu ketterse) heksen. Behalve in Engeland, waar het oude accusatoire recht bleef bestaan.

De overheid kon nu zelf op onderzoek uitgaan en zelf de aanklacht formuleren. Een aanklacht vanuit het volk was niet langer nodig, hoewel de meeste heksenprocessen nog altijd begonnen met een aanklacht uit het volk.

Rond 1400 werden heksen al beschuldigd van het doden van baby's om magische dranken te maken. De bekentenissen werden door marteling verkregen. Vanuit het volk kwam tussen 1375 en 1580 bijna nooit een aanklacht over duivelsverering, het volk klaagde alleen over maleficiën.

Dominicanen en (vanaf 1600) jezuïeten hebben vele heksen naar de brandstapel gestuurd.[4] De inquisitie ging uit van het inquisitoire recht. De verdachte had nauwelijks rechten en mocht gemarteld worden. Als een dergelijk proces eenmaal begonnen was, leidde dit (zeker in Duitsland) meestal ook tot een veroordeling.

Tussen 1365 en 1428 zijn van slechts 84 heksenprocessen de stukken bewaard gebleven. Tussen 1430-1500 waren er 300 bewezen heksenprocessen in heel Europa. Tussen 1400-1500 was 60-70% van de heksen vrouw.

Noten[bewerken | brontekst bewerken]

  1. Als een dominus (meester) ontdekte dat een slaaf een vervloeking over hem had uitgesproken, kon hij hem doodslaan. Dat gold echter als onbeheerst. Beter was het als hij de dag erna het huisgerecht bijeen riep (bestaande uit hemzelf), daar de slaaf ter door veroordeelde en hem uitleverde aan de beul die de slaaf een met pek besmeerd hemd aantrok en hem in brand stak.
  2. Bron van deze paragraaf: Geschiedenis van het persoonlijk leven van het Romeinse rijk tot het jaar duizend. Onder redactie van Philippe Ariès, Georges Duby en Paul Veyne. Geschreven door Paul Veyne, hoogleraar aan het Collège de France en Peter Brown, hoogleraar aan de Princeton universiteit. ISBN 90-5157-001-5, 1985 Editions du Seuil, Paris, 1987 Agon, Amsterdam.
  3. Geschiedenis van het persoonlijk leven van het Romeinse rijk tot het jaar duizend. Onder redactie van Philippe Ariès, Georges Duby en Paul Veyne. Geschreven door Michel Rouche, hoogleraar aan de universiteit van Lille. ISBN 90-5157-001-5. 1985 Editions du Seuil, Paris. 1987 Agon, Amsterdam.
  4. Thomas J. Schoeneman: "Articles on witchcraft, magic and religion. Vol. 1: Anthropological studies of witchcraft, magic and religion" (p. 337-362). New York: Garland