Gebruiker:Monette/Kladblok

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Aanvullen van de reeds bestaande wikipedia-pagina's: Herman Teirlinck Instituut en Studio Herman Teirlinck

Studio Herman Teirlinck in de jaren '80[bewerken | brontekst bewerken]

In de jaren '80 werd de Studio Herman Teirlinck geleid door regisseur Alfons Goris. Goris was de man die er tevens voor zorgde dat de school het officieel statuut van 'instelling voor hoger kunstonderwijs' kreeg.Tijdens zijn leiderschap vonden er verschillende belangrijke stromingen plaats binnen het theater. Zo waren er onder andere invloeden vanAntonin Artaud (zie 'Arto-Rex'), Jerzy Grotowski en The Living Theatre. De vierde wand en andere toneeltradities werden in twijfel getrokken. Goris liet de kans niet onbenut om dergelijke invloeden te laten doorschemeren binnen zijn lessen. Dit resulteerde in tal van nieuwe ervaringen, die de gehele opleiding ten goede kwamen. In de jaren tachtig werd in de Studio ook een groter accent gelegd op vrije improvisatie en de eigen creatieve inbreng van de acteurs, zeker bij studentenproducties onder leiding van speldocent Francois Beuckelaers.

Een greep uit de studentenproducties[bewerken | brontekst bewerken]

(De toegang tot deze voorstellingen was gratis, met uitzondering op 'De Leeuwendalers' (150 frank, 100 frank voor studenten, werklozen en zestigplussers).)

Academiejaar 1980-1981[bewerken | brontekst bewerken]

Operette[bewerken | brontekst bewerken]

Operette was een toneelstuk in drie bedrijven dat zich afspeelde in aristokratische kringen van voor de eerste wereldoorlog toen de lichtzinnigheid in volle bloei stond en de hogere klasse de tijd doodde met bals, soirees, verleidingsoperaties en duels. Het verhaal ging over de zwerftocht van een mode-ontwerper door de turbulente toekomst, die eindigde in de rauwe agressiviteit en chaotische schreeuwerigheid van 1981. 21 studenten van de Studio Herman Teirlinck speelden deze productie van 10 t.e.m. 17 april 1981. Beuckelaars, die het stuk regisseerde, had de tekst doorspekt met liedjes en visuele gags. Dit relativeerde constant het spektakel, en maakte de operette nog meer verbrokkeld en nog langer dan het oorspronkelijke stuk al was. De waanzin binnen het verhaal werd heel duidelijk aangepast naar de tijd waarin de studenten van de Studio het stuk opvoerden, namelijk de jaren '80. Dat bleek uit beelden over de grijze massa, de automatisering, de blinde agressiviteit en het oprukkende fascisme. Het stuk had niets te maken met politiek op zich, het ging ook niet over een bepaalde ideologie, maar wel over de relatie van de mens tot iedere ideologie, over het probleem van de menselijke vorm. Zoals hierboven reeds vermeld, was Francois Beuckelaars een docent die niet terugdeinsde voor experiment en creativiteit binnen de studentenproducties. Dat viel misschien ook af te leiden van de rekwisietenlijst, waarop 'rookmachine', 'rode penis, 'paardenzadel', 'nazibroek' en 'priestergewaad' geen uitzonderlijke attributen waren.

Arto-Rex[bewerken | brontekst bewerken]

In de jaren '80 werd er binnen de toneelopleiding gediscussieerd over de invloed van o.a. Antonin Artaud op de avant-garde van de jaren '60. Artaud had, hoewel hij krankzinnig bleek, heel wat ideeën aangebracht voor de vernieuwing van het moderne theater. Arto-Rex was een voorstelling die deze Antonin Artaud tot leven wekte. Deze combinatie van een biografie en filosofie ging over Artaud (gespeeld door Dirk Roofthooft) als bezeten geest die probeerde het creatieve vuur en de passionele driften in de mens te doorgronden en daarbij zelf het verstand verloor. Als illustratie van de Artaud-bedenkingen werden illustere figuren ten tonele opgevoerd door de laatstejaarsstudenten. Deze illustere figuren waren figuren wier bovenkamer lichtelijk overhoop stond of die ten prooi waren aan een drang waaraan zij niet konden weerstaan, zoals Prometheus (Ben Rottiers), Don Juan (Wim Langeraert), Njinski (Carl Ridders), Van Gogh (Johan Heestermans), Salomé (Loes Van den Heuvel), Sarah Bernhardt (Hilde Van Mieghem) en Jeanne d'Arc (Els Olaerts). Deze drie uur lang durende voorstelling volgde Artaud op zijn weg: het scheppen van een andere wereld en het aanboren van verborgen bronnen. Rituelen kregen daarbij een belangrijk aandeel. Dat was zowel terug te zien in het ruimteconcept van Werner de Bondt, als in de talloze choreografieën van Alain Louafi zelf. Dans en gebaren droegen duidelijk de sporen van Béjarts Mudra, waaraan de regisseur een belangrijk deel van zijn opleiding genoot.

Het gebrek aan maat in deze productie werd getypeerd door pop -en andere ritmische muziek die door de versterkers op hun hoogste vermogen klonk. Tijdens de opvoeringen van 23 t.e.m. 30 juni 1981 werd er met gloed gedanst, gezongen, gekronkeld en voorgedragen. Het stuk was kosmopolitisch, soms dramatisch, soms komisch en gefarceerd met citaten en pastiches. Een uitgelezen kans voor de studenten om zich uit te leven in gebaren, zang en beweging dus. Iets wat trouwens typisch was voor deze generatie acteurs. In de Studio leerde men de studenten hun lichaam te 'bespelen' en er zich thuis in voelen, zoals in deze productie werd gedemonstreerd (bijvoorbeeld tijdens Salomé's sluierdans). Volgens verscheidene recensenten vond er ondanks de levendigheid op de scène geen puur toneelspel plaats. De nummers die werden opgevoerd zouden oppervlakkig, goedkoop en gemakkelijk geweest zijn.

Academiejaar 1981-1982[bewerken | brontekst bewerken]

Kristoffel Columbus[bewerken | brontekst bewerken]

In 1927 werd de toneeltekst 'Kristoffel Columbus' geschreven door Michel de Ghelderode voor het Vlaamse Volkstoneel. Daar werd het echter nooit aanvaard omdat het stuk te experimenteel zou zijn. 55 jaar later voerden zeven studenten van de Studio Herman Teirlinck het stuk op in regie van Ion Omescu. Dat het stuk experimenteel was bleek al tijdens de inleidende monoloog waarin Colombus (gespeeld door Ben Van Ostade) zeepbellen liet blazen, waardoor de toon van de hele voorstelling werd aangegeven.Ook werd er gebruik gemaakt van een combinatie van verschillende spreekstijlen. Zo werd de poëtische, etherische toon van de auteur afgewisseld met eigen, doorgaans humoristisch bedoelde nummertjes en teksten van Ion Omescu en de studenten zelf. Het eenvoudige decor (ontworpen door Andrei Ivaneanu) bestond uit een zwarte achtergrond met gekleurde bollen. De hoofdrollen werden gedragen door Ben van Ostade en Els van de Werf, wat betekent dat de vijf andere spelers elk voor een vijftal rollen instonden. Dit heeft het spektakel echter niet geschaad. Integendeel, het stuk bood de studenten de kans om telkens in een andere huid te kruipen en dus allerhande rollen uit te proberen. De voorstelling duurde één uur, bestond uit drie taferelen en werd opgevoerd van 23 t.e.m. 30 oktober 1981. Ze trok in het totaal 1740 bezoekers.

Academiejaar 1984-1985[bewerken | brontekst bewerken]

Drie moderne Nô-spelen[bewerken | brontekst bewerken]
  • Kostuums: Frieda Dauphin

In de drie korte toneelstukken van Mishima stond de liefde centraal. Niet de liefde zoals wij die kennen (grijpensklaar en snel geconsumeerd), maar een liefde waar men naar hunkert, onmogelijk en bewust op een afstand gehouden. Die afstand was in het stuk de aanleiding tot filosoferen over de vergankelijkheid van het leven, over ware schoonheid, gevoelens,... In de tekst verweefde Mishimi de Japanse traditite met moderne elementen. Die tweeledigheid was ook terug te zien in de speelstijl van de elf studenten toen zij dit theaterstuk van 17 t.e.m. 24 mei 1985 opvoerden, in de kostuums en in het decor. Mishima was gefascineerd door geweld en wreedheid (ook hier legt men gemakkelijk de link met Antonin Artaud). Hij beleefde die wreedheid als een fataliteit waar de mens niet onderuit kan.Op 24 november 1970 pleegde hij zelfmoord, na een uitzichtloos dispuut met contesterende studentengroeperingen. Zelfmoord door buikopensnijding, volledig conform met de strenge rituelen/voorschriften van de seppuku (hara-kiri). De zelfmoord werd naar regels besloten met Mishima’s onthoofding door een vriend. Volgens de Japanse ereode is zelfmoord de enige logische stap, de enige resterende stap die iemand nog kan zetten die, volledig overtuigd van eigen gelijk, ervaart dat niemand nog in zijn gelijk gelooft. Dan zou rituele zelfdoding nog de enige uitweg zijn om je eigen gelijk afdoend te bewijzen. 

De studenten van de Studio Herman Teirlinck brachten drie spelen van Mishima,, nl. 'De honderste nacht', 'De zijden trom' en 'Hanjo of de verwisselde waaier', met centraal het thema van een miskende, afgewezen liefde, die leidt tot waanzin of dood. In het midden van het decor werd er een ruimte gecreëerd tussen twee gebouwen die tegenover elkaar lagen. Aan de ene kant een advocatenkantoor: een kamer die er een beetje ouderwets uitzag, als huis van vertrouwen met een grote laurierplant als decoratie. Aan de andere kant bevond zich een salon van een haute couture zaak. Een kamer met een grote spiegel die er vals en kitscherig uitzag, maar er heel modern wilde uitzien. De hoofdrollen werden gespeeld door drie eindejaarsstudenten. In het eerste spel, 'De honderste nacht' speelde Annick Segal een oude vrouw van 99 jaar, terwijl ze zelf maar 25 was. Erik Burke speelde de hoofdrol in 'De zijden trom' en in 'Hanjo'. In dit eerste spel speelde speelde hij een oude portier, in het tweede een jonge man. Dit was een bevestiging van zijn kunnen. Bien De Moor speelde in 'Hanjo' een magistrale uitbeelding van een jonge geestelijk gestoorde geisha. In deze spelen werden zij bijgestaan door de derdejaars.

Regisseur Alain Louafi was eigenlijk een choreograaf, en dit schemerde zeker ook door in deze voorstelling (bijvoorbeeld in een scène 'stokvechten'). Volgens Louafi deed Mishma bewust afstand van de priester-reitant, van het koor en de muziek, de dans, de hiëratische travesties voor de vrouwenrollen, de paalmodiërende toon en het gezongen recitatief. Als mens van de 20ste eeuw situeerde hij zijn moderne Nô-spelen in een moderne omgeving; Hij voerde zijn tijdgenoten ten tonele in kostuums van zijn tijd; pantalon en jas.

Na de opvoeringen in 1985 werd het stuk uitvoerig becommentarieerd in het artiestencafé 'Narcist', waarvan alleen al de naamkeuze van een fijnzinnige ironie getuigt..

Academiejaar 1985-1986[bewerken | brontekst bewerken]

De leeuwendalers[bewerken | brontekst bewerken]

Joost van den Vondel schreef het toneelstuk 'De Leeuwendalers' in 1647. In dat stuk zitten sporen van gebeurtenissen uit het leven van de schrijver zelf. In 1641 werd van den Vondel rooms-katholiek. In de roomse kerk vond hij bevrediging voor zijn behoefte aan autoriteit en zijn eerbied voor traditie. Daarbij verloochende hij echter niet zijn aard als vrijheidslievend, republikeins Noord-Nederlander. Deze geloofsovergang scheen bevorderd te zijn geweest voor Vondels liefde voor een katholieke weduwe die hij de 'alia Helena' noemde. Sporen van dit erotische avontuur zijn overduidelijk in 'De Leeuwendalers' te vinden.

Toen de 14 studenten van de Studio Herman Teirlinck deze voorstelling van 12 t.e.m. 20 december 1985 opvoerden, werden zij gesponsord door de leden van het humanistisch verbond. Hiervoor kregen zij een bedrag van 50.000 frank (= 1239.47 euro). Dit geld werd volledig besteed aan het ontwerpen van kostuums en het componeren van muziek. De voorstelling en sponsoring gebeurden ter herdenking van 'de vierhonderd jaar scheiding tussen de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden in 1585'. Het jaar 1986 werd door de Verenigde Naties uitgeroepen tot jaar van de vrede.

De hoofdrollen werden vertolkt door tien studenten van het laatste jaar, die werden bijgestaan door vier leerlingen van een lager jaar. De -zoals recensenten beoordeelden- oersaaie materie werd afgewisseld met liedjes en dansjes, een in een hond verklede actrice en knipogen naar onder andere Frederik Hendrik en Willem van Oranje. Dat Goris' geprobeerd heeft om de drie uur durende voorstelling met tekst op rijm een zekere levendigheid te geven was ook te zien aan de rekwisietenlijst, waarop 'lam' en 'haan' geen uitzonderlijke attributen waren. Desondanks bleven bij de meeste opvoeringen na de pauze slechts de helft van de stoelen nog bezet. Nochtans zat er in het tweede gedeelte veel meer vaart en actie. Op het einde van de voorstelling ontblootte studente Christel Domen haar boezem overbodig, waardoor deze actie in recensies als 'lachwekkend' werd beschreven. Fragmenten uit deze voorstelling zijn te zien in de reportage 'Fame in Vlaanderen' van Henk van Hellem (op het moment van de voorstelling nog een RITCS-student).

Academiejaar 1988-1989[bewerken | brontekst bewerken]

De vleier[bewerken | brontekst bewerken]

'De vleier' was een tragi-komedie die zich afspeelt in het Italië van de middeleeuwen. In de opvoeringen van 26 mei t.e.m. 02 juni 1989 door studenten van de Studio Herman Teirlinck speelde Stany Crets een naïeve gouverneur met een brede waaier emoties. Günther Lesage nam de rol van secretaris op zich en de tekst die hij bracht was zo plakkerig dat het publiek ongemakkelijk werd van het gevlei. Leontien Nelissen speelde een kleine blonde tang, de jaloerse echtgenote van de secretaris en Michaël Pas nam op ingetogen wijze de rol van nar op zich. Ook het bizarre podium speelde een hoofdrol in deze studentenproductie. De scène was een ongelijk hellend vierkant met een achtermuur die schuin achterover viel. In die muur werden enkele romaanse bogen uitgespaard. De studenten gebruikten tijdens hun spel de volledige oppervlakte van dat podium waardoor heen en weer geloop vaart bracht in het stuk. Het gebruik van kleine voetbankjes die, in combinatie, gebruikt werden als stoel, ligbank of bed gaven een komisch effect. De studenten kregen tot wel vier keer toe applaus na de opvoeringen.

Academiejaar 1989-1990[bewerken | brontekst bewerken]

Lorenzaccio[bewerken | brontekst bewerken]

'Lorenzaccio' is een toneelstuk dat geschreven werd door Alfred de Musset. Het gaat over een semi-historisch conflict rond de onafhankelijkheid van Florence en is tevens een orgie van maanverlichte scènes, kletterende degens, sinistere schaduwen, donkere bossen en straten en gepassioneerde personages.

Toen de elf eindejaarsstudenten de voorstelling van 26 februari t.e.m. 04 maart 1990 opvoerden kregen zij tijdens het eerste deel al ruim de kans om hun (toenmalig) opkomend talent te verspreiden. Het stuk zit doorspekt met intriges die in die periode schering en inslag waren, vooral bij adel en de kerkelijke overheid. In het stuk zaten ook enkele mantel-en-degen scènes, begeleid door Rudi Delhem, en veel dramatiek door de gifdood van Louise Strozzi, de wraak van broer Pierre en de moord op Alexander. In de studentenproductie werd gebruik gemaakt van een functioneel eenheidsdecor en historische kostuums. Berutti zorgde ook voor een strakke spelregie, met Leitmotiv ondersteunde wisselingen van de vele korte taferelen en een gepaste inbreng van de komische noot. Na deze voorstelling kwam er kritiek op het feit dat veel van de studenten wel spelbekwaam waren, maar wat betreft de taal nauwelijks verstaanbaar.

Alumni[bewerken | brontekst bewerken]

Bronnen [bewerken | brontekst bewerken]

Opmerking: Het meeste van dit bronnenmateriaal is afkomstig uit het archief van het Studio Herman Teirlinck Instituut (beschikbaar in DeSingel). Niet alle documenten zijn echter voorzien van de nodige gegevens om een correcte bibliografie op te stellen. Het zou dus kunnen dat hier essentiële gegevens ontbreken zoals de naam van een auteur, de titel van een artikel,... .

Literatuur[bewerken | brontekst bewerken]

Brouwers, Toon, Van declameren naar spelen. Van Conservatorium en Studio tot het Herman Teirlinck Instituut. Antwerpen: Hogeschool Antwerpen, 2003.

Tijdschriften[bewerken | brontekst bewerken]

Erzählungen, Franz, Recensies in Drama 80. Juni 1981.

Hoog… Blad voor Cultuur en Actualiteit. 7 mei 1990.

'Operette (Studio H. Teirlinck)', in: De Scène. Antwerpen: V.Z.W. De Scène, april 1981.

'Artorex (Studio H. Teirlinck)', in: De scène nr. 10. Antwerpen: V.Z.W. De Scène, juni 1981.

Recensies[bewerken | brontekst bewerken]

De Nieuwe Gazet[bewerken | brontekst bewerken]

Bottermans, Helga, in: De Nieuwe Gazet. 26 maart 1990.

Vander Veken, I., in: De Nieuwe Gazet. 26 oktober 1981.

I.V.V., in: De Nieuwe Gazet. 13 april 1981.

Vander Veken, I., De Nieuwe Gazet. 25 juni 1981.

De Morgen[bewerken | brontekst bewerken]

L.R., in: De Morgen. 27 oktober 1981.

La Roche, Monique, in: De Morgen. 17 december 1985.

G.B., in: De Morgen. 29 mei 1989.

L.R. in: De Morgen, 14 april 1981.

L.R., in: De Morgen. 25 juni 1981.

De Standaard[bewerken | brontekst bewerken]

M.G., in: De Standaard. 01 juni 1981.

't Pallieterke[bewerken | brontekst bewerken]

D'Haese, J., in: 't Pallieterke. 05 novermber 1981.

Anders[bewerken | brontekst bewerken]

Notities, decorontwerpen/schetsen, gastenlijsten, uitnodigingen, begrotingsformulieren en briefverkeer uit het Archief van de Studio Herman Teirlinck