Glas in lood in Nederland 1817-1968

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Glas in lood in Nederland 1817-1968
Detail voorkant omslag: raam van Jentsje Popma.
Auteur(s) Carine Hoogveld (hoofdred.), Ellinoor Bergvelt en Frans van Burkom (eindred.)
Land Nederland
Onderwerp glas in lood
Genre naslagwerk
Uitgever Sdu Uitgevers
Uitgegeven 1989
Medium boek in linnen band met stofomslag
Pagina's 414[1]
Grootte 30,5 x 25 cm
Gewicht 2,3 kg
ISBN 90-1206146-6
Portaal  Portaalicoon   Literatuur
Kunst & Cultuur
Detail achterkant omslag: raam van Nico Schrier.

Glas in lood in Nederland 1817-1968 is een naslagwerk over het Nederlands glas in lood in de 19e en 20e eeuw.

Achtergrond[bewerken | brontekst bewerken]

In 1985 publiceerde de Rijksdienst voor Monumentenzorg de bundel "Kleurig glas in Monumenten, conservering van gebrandschilderd glas". Ook vanuit de Rijksdienst Beeldende Kunst werden in die tijd pogingen ondernomen om het onderwerp onder de aandacht te brengen. Men kwam in contact met Carine Hoogveld, die in samenwerking met de Vrije Universiteit Amsterdam en de Universiteit Leiden een onderzoek heeft ingesteld naar de glasschilderkunst in Nederland. Het resultaat daarvan werd vastgelegd in Glas in lood in Nederland 1817-1968, dat tekstbijdragen bevat van ruim zestig schrijvers, veelal doctoraalstudenten kunstgeschiedenis. Hoogveld was hoofdredacteur, de eindredactie was in handen van Ellinoor Bergvelt en Frans van Burkom. Het voorwoord werd geschreven door jhr. ir. L.L.M. van Nispen tot Sevenaer, directeur van de Rijksdienst voor Monumentenzorg en drs. R.R. de Haas, directeur van de Rijksdienst Beeldende Kunst. Het naslagwerk is rijk geïllustreerd. De meeste foto's werden gemaakt door fotografen van de Rijksdienst voor Monumentenzorg. Het boek werd uitgegeven bij Sdu Uitgevers.[2]

Het onderzoek en het uitbrengen van het boek was aanleiding voor het organiseren van vijf verschillende tentoonstellingen over de Nederlandse glasschilderkunst, elk met een eigen invalshoek, in het Drents Museum in Assen, Museum Kempenland in Eindhoven, het Gemeentemuseum Helmond, de Commanderie van Sint Jan in Nijmegen en het Slot Zeist.[3] Zo werd in Assen het monumentale werk van onder anderen Antoon Derkinderen, Richard Roland Holst, Johan Thorn Prikker, Jan Toorop en Willem van Konijnenburg getoond en legde men in Zeist de nadruk op glaskunst van na de Tweede Wereldoorlog.

Inhoud[bewerken | brontekst bewerken]

Het boek gaat in op de ontwikkeling van de glasschilderkunst en het glazeniersvak vanaf de eerste experimenten van Franciscus Peters in 1817 tot de opheffing van de verenigingen voor monumentale kunstenaars in 1968. In deze periode waren zo'n 500 glazeniers werkzaam, van 147 glazeniers is een biografie opgenomen. Niet alleen het glas in lood komt aan de orde, maar ook technieken als glas in beton en glasappliqué. In een glossarium worden technische termen uitgelegd.

Indeling
  • De ontwikkeling van de glasschilderkunst in de 19e eeuw
  • Een nieuwe kunst – sierende en monumentale glaskunst 1890-1930
  • De Stijl
  • De Monumentalen
  • De Limburgse glasschilderkunst tijdens het Interbellum
  • Monumentale beglazingen gedurende de periode 1945-1968
  • 147 Biografieën
  • Lijst met ateliers en kunstenaars die niet in de biografische lijst zijn opgenomen
  • Glossarium
  • Lijst gebruikte literatuur

Opgenomen biografieën[bewerken | brontekst bewerken]

Afbeeldingen[bewerken | brontekst bewerken]

Zie de categorie Glas in lood in Nederland 1817-1968 van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.