Naar inhoud springen

Acacia (plant)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
(Doorverwezen vanaf Acacia penninervis)
Acacia
Acacia penninervis
Taxonomische indeling
Rijk:Plantae (Planten)
Stam:Embryophyta (Landplanten)
Klasse:Spermatopsida (Zaadplanten)
Clade:Bedektzadigen
Clade:'Nieuwe' tweezaadlobbigen
Clade:Fabiden
Orde:Fabales
Familie:Fabaceae (Vlinderbloemenfamilie)
Onderfamilie:Mimosoideae
Geslacht
Acacia
Mill. (1754)
Typesoort
Acacia penninervis DC., typus conservandus
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Acacia op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie

Acacia is een geslacht van planten uit de onderfamilie Mimosoideae van de vlinderbloemenfamilie (Fabaceae). Alle soorten zijn houtig.

Met de 'acacia' als soort wordt in het Nederlands gewoonlijk de robinia (Robinia pseudoacacia) bedoeld, die echter tot het geslacht Robinia behoort, en zelfs geen deel uitmaakt van de Mimosoideae. Maar de snijbloem "mimosa", de zilveracacia (Acacia dealbata) behoort wél tot het geslacht Acacia.

Naamgevingsgeschiedenis

[bewerken | brontekst bewerken]

Dioscorides gebruikte in zijn Materia medica de naam "akakia" voor een extract van de bladeren en vruchten van Acacia nilotica, een Afrikaanse soort, voor het eerst genoemd uit Egypte. Waarschijnlijk is dit woord de basis voor de naam "Acacia".[1] Die naam werd als geslachtsnaam al gebruikt door Gaspard Bauhin, John Ray, Joseph Banks, Charles Plumier en Joseph Pitton de Tournefort,[2] voordat Philip Miller de naam in 1754 voor het eerst geldig publiceerde.[3] Diverse soorten waarvan Linnaeus de naam eerder publiceerde,[4] werden later in dit geslacht geplaatst.[noot 1] In 1913 selecteerden Nathaniel Lord Britton en Addison Brown Mimosa scorpioides L. (≡ Acacia scorpioides (L.) W.Wight = Acacia nilotica (L.) Delille), een Afrikaanse soort, als lectotype van de naam.[5]

Acacia's hebben vaak samengestelde bladeren, waarbij een blad bestaat uit meerdere deelblaadjes. Een Acacia heeft veel lange doorns die overal uit de zich wijd uitspreidende takken steken. Van Acacia's die in een groep staan, zijn de takken gewoonlijk zo ineengestrengeld, dat ze een ondoordringbaar struweel vormen. De Acacia's kunnen zo'n zes tot acht meter hoog worden, maar blijven vaak ook struikvormig. Ze hebben zachte, geveerde blaadjes, gele bloemen en gebogen, spits toelopende peulvruchten.

Onder de ruwe, zwarte schors zit erg hard, fijngenerfd en dicht hout dat goed tegen insecten bestand is. Het hout van een Acacia is vaak hard, niet erg buigzaam en moeilijk te bewerken. De grotere planten zijn vaak erg gevoelig voor wind.

Acacia-soorten komen voor in Australazië, Micronesië en Polynesië (meer dan 900 soorten), Zuidoost-Azië (12 soorten) en Madagaskar (1 soort). Er zijn bijna 1000 soorten. In de Benelux wordt hij vaak in tuinen geplant, maar deze boom wordt er beschouwd als een invasieve exoot.

In de Oudheid werd acacia beschouwd als een prachtige plant vanwege zijn genezende eigenschappen en werd het beschouwd als uiterst effectief in het afweren van ongeluk. In Egypte was deze boom bekend en de inwoners gebruikten hem voor de constructie van boten, beelden en meubels. Bij de Hebreeën wordt het aangehaald als setimhout en volgens de heilige boeken was bij de constructie van het tabernakel het enige hout dat werd gebruikt Acacia seyal.