Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door AGL(overleg | bijdragen) op 18 apr 2020 om 17:37.
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Volledige wetgevende verkiezingen werden gehouden in België op zondag 27 mei 1900.
Deze verkiezingen waren de eerste onder een proportioneel systeem (met de methode-D'Hondt) in plaats van een meerderheidssysteem. Dit was een innovatie in Europa; België werd het eerste land om evenredige vertegenwoordiging als basis van zijn kiessysteem te hanteren. Om het mogelijk te maken werden kleinere arrondissementen samengevoegd naar grotere kiesarrondissementen.
De invoering van evenredige vertegenwoordiging was voordelig voor de Liberale Partij, die haar aantal zetels significant zag stijgen. De liberalen hadden eerder zware verliezen geleden na de invoering van algemeen stemrecht in 1894. Ook de socialisten gingen vooruit. De Katholieke Partij verloor aldus heel wat zetels maar behield haar absolute meerderheid, met 86 van de 152 zetels in de Kamer en 44 van de 76 zetels in de Senaat.
De verdeling van Kamerzetels over de arrondissementele kieskringen was als volgt.[1] Gezien het kiessysteem werd veranderd naar een proportioneel systeem werden de kleinere kiesarrondissementen samengevoegd naar grotere kieskringen. Elk kiesarrondissement had nu minstens drie volksvertegenwoordigers, met uitzondering van Neufchâteau-Virton.