Bosnisch

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Bosnisch
bosanski, bošnjački
Gesproken in Bosnië en Herzegovina, Sandžak (Servië en Montenegro)
Sprekers 2,5 - 4 000 000[1]
Taalfamilie

Indo-Europees

Alfabet Servo-Kroatisch Latijns alfabet
Officiële status
Officieel in
Taalcodes
ISO 639-1 bs
ISO 639-2 bos
ISO 639-3 bos
Portaal  Portaalicoon   Taal

Het Bosnisch (bosanski jezik) is een van de standaardvarianten van het Servo-Kroatisch.

Het Bosnisch wordt voornamelijk door Bosniakken in Bosnië en Herzegovina gebruikt. Het is gebaseerd op de westelijke variant van het Štokavisch en gebruikt het Latijnse alfabet. Binnen het Štokavisch is het Bosnisch als jekavisch te classificeren, hetgeen wil zeggen dat de Protoslavische ě zich ontwikkeld heeft tot (i)je.

Ontwikkeling[bewerken | brontekst bewerken]

Na de oorlog in Bosnië-Herzegovina ('92-'95) heeft elk van de drie volkeren uit het voormalige Joegoslavië besloten de nadruk op de eigen identiteit te leggen. De Bosniakken spreken een variant van het Servo-Kroatisch. Zowel Servische en Bosnische variant onderscheiden zich door een groot aantal van Turkse woorden, meer dan 3000 woorden. Voorbeelden zijn: jastuk, šegrt, duvan, avlija, bostan, čorba, rakija, šator, kutija, sat, vez, kalup, čarapa, Het Bosnisch bevat waarschijnlijk meer Turkse woorden, die vooral in informele en populaire gebruik zijn. Zo gebruiken Bosnische moslims (nu Bosniakken) nog steeds voor het woord week hevta bij een informele situatie (ontleend aan het Turkse hafta, ook week). Het moet erbij worden opgemerkt dat deze Turcismen lang niet allemaal zijn opgenomen in de geschreven standaard van het Bosnisch.