Drie Maria's
De drie Maria's zijn drie vrouwen met de naam Maria, die genoemd worden in het Nieuwe Testament en die gezamenlijk een veel voorkomend thema vormen in de christelijke kunst.
Er zijn meerdere vrouwen in het Nieuwe Testament met de naam Maria:
- Maria (moeder van Jezus), ook wel aangeduid als Maria, de moeder van Jakobus en Joses[1], Jezus' broers[2]
- Maria Magdalena[3]
- Maria van Bethanië[4]
- Maria van Klopas[5]
- Maria, de moeder van Johannes Marcus[6]
- Maria van Rome[7]
Door de eeuwen heen is er in tradities van uitgegaan dat het bij sommige Maria's om dezelfde persoon gaat. Bij de "drie Maria's" zijn verschillende combinaties van bovenstaande vrouwen mogelijk:
- Drie Maria's bij de kruisiging van Jezus;
- Drie Maria's bij het graf van Jezus op de paasmorgen;
- Drie Maria's, als dochters van de heilige Anna, bij voorbeeld op een Maagschap van Sint-Anna.
De eerste van de "drie Maria's" is in elk geval Maria, de moeder van Jezus. Volgens de traditie van de Rooms-Katholieke Kerk moet "broers en zussen van Jezus" niet letterlijk worden genomen. De katholieke kerk heeft het dogma aanvaard dat Maria altijd maagd is gebleven en interpreteert het woord "broer" (Grieks: adelphos) als "neef" of "verwante". Daarom maken zij een onderscheid tussen Maria, de moeder van Jezus, en Maria, de moeder van Jakobus en Joses.
De tweede Maria bij het kruis en het lege graf is volgens de middeleeuwse traditie Maria Magdalena. Zij hoort echter niet bij de drie dochters van Sint-Anna.
De drie Maria's bij de kruisiging
Vergelijking van de kruisigingspassages levert een aardige puzzel op. Uit Marcus 15:40 blijkt dat Jakobus de Mindere een moeder had die Maria heette en dat hij een broer had die Joses heette; deze Maria was een van de vrouwen die toekeken bij de kruisiging van Jezus. Johannes 19:25 beschrijft dezelfde situatie, maar lijkt te spreken van drie Maria's:
- Maria, de moeder van Jezus
- Maria, de zuster van de moeder van Jezus (die dus ook Maria heette), de vrouw van Klopas
- Maria van Magdala
De Catholic Encyclopedia (1913) stelt dat Klopas een Griekse transliteratie zou zijn van Alfeüs.[8] Als dan Johannes 19:25 wordt vergeleken met Marcus 15:40, zou daaruit kunnen worden opgemaakt dat "de vrouw van Klopas"[9] dezelfde persoon was als "Maria de moeder van Jakobus de jongere".[10] Indien deze constructie klopt, zou Alfeüs de stiefvader van Jezus zijn. "Jakobus, de broer van Jezus" zou dan dezelfde persoon zijn als "Jakobus, de zoon van Alfeüs."
Als Alfeüs dezelfde persoon was als Klopas, zou hij dus getrouwd zijn met een zuster van Maria (de moeder van Jezus) en dus een oom zijn van Jezus en de apostel Jakobus dus een neef van Jezus. In dat geval moet worden aangenomen dat er in de Bijbel sprake is van drie fysieke Jakobussen die niet met elkaar kunnen worden geïdentificeerd:
- Jakobus de Mindere (of: Jakobus de jongere), geen apostel, zoon van Jozef en Maria, broer van Jezus
- Jakobus de Meerdere, apostel, zoon van Zebedeüs
- Jakobus, apostel, zoon van Alfeüs en Maria (zuster van Maria, de zuster van de moeder van Jezus)
Wéér andere tradities stellen dat Johannes 19:25 over vier vrouwen spreekt:
- Maria, de moeder van Jezus
- Een anonieme zuster van de moeder van Jezus
- Maria, de vrouw van Klopas
- Maria van Magdala
Zij stellen de (in Johannes) anonieme zuster van Johannes gelijk met de in Markus 15:40 genoemde Salome. In dat geval zou de identificatie van Alfeüs met Klopas niet juist zijn en ook dan moet worden aangenomen dat er in de Bijbel sprake is van drie fysieke Jakobussen die niet met elkaar kunnen worden geïdentificeerd, maar ligt de familierelatie anders:
- Jakobus de Mindere (of: Jakobus de jongere), geen apostel, zoon van Jozef en Maria, broer van Jezus
- Jakobus de Meerdere, apostel, zoon van Zebedeüs en Salome
- Jakobus, apostel, zoon van Alfeüs en een onbekende vrouw
Zie ook
- ↑ Mattheus 27:56, Lukas 24:10
- ↑ Marcus 6:3
- ↑ Lukas 8:2
- ↑ Lukas 10:39
- ↑ Johannes 19:25
- ↑ Handelingen 12:12-16
- ↑ Romeinen 16:6
- ↑ (en) Cleophas, lemma in Catholic Encyclopedia, 1913, Robert Appleton Company, New York — "This name, Clopas, is thought by many to be the Greek transliteration of an Aramaic Alphaeus. This view is based on the identification of Mary, the mother of James etc. (Mark, xv, 40) with Mary, the wife of Clopas, and the consequent identity of Alphaeus, father of James (Mark, iii, 18), with Clopas. Etymologically, however, the identification of the two names offers serious difficulties: (1) Although the letter Heth is occasionally rendered in Greek by Kappa at the end and in the middle of words, it is very seldom so in the beginning, where the aspirate is better protected; examples of this, however, are given by Levy (Sem. Fremdwörter in Griech.); but (2) even if this difficulty was met, Clopas would suppose an Aramaic Halophai, not Halpai. (3) The Syriac versions have rendered the Greek Clopas with a Qoph, not with a Heth, as they would have done naturally had they been conscious of the identity of Clopas and Halpai; Alphaeus is rendered with Heth (occasionally Aleph). For these reasons, others see in Clopas a substitute for Cleopas, with the contraction of eo into w. In Greek, it is true, eo is not contracted into w, but a Semite, borrowing a name did not necessarily follow the rules of Greek contraction. In fact, in Mishnic Hebrew the name Cleopatra is rendered by Clopatra, and hence the Greek Cleopas might be rendered by Clopas. See also, Chabot, "Journ. Asiat.", X, 327 (1897). Even if, etymologically, the two names are different they may have been borne by one name, and the question of the identity of Alphaeus and Clopas is still open."
- ↑ Johannes 19:25: "Bij het kruis van Jezus stonden zijn moeder met haar zuster, Maria, de vrouw van Klopas, en Maria uit Magdala." (Nieuwe Bijbelvertaling)
- ↑ Marcus 15:40: "Van een afstand keken ook enkele vrouwen toe, onder wie Maria uit Magdala en Maria de moeder van Jakobus de jongere en van Joses, en Salome." (Nieuwe Bijbelvertaling)