Naar inhoud springen

Galapagosreuzenschildpad

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Hwdenie (overleg | bijdragen) op 18 apr 2020 om 10:26.
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Galapagosreuzenschildpad
Status: Uitgestorven [1] (2017)
Museumexemplaar van de galapagosreuzenschildpad, het is niet bekend welke (onder)soort het betreft
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Chordata (Chordadieren)
Klasse:Reptilia (Reptielen)
Orde:Testudines (Schildpadden)
Onderorde:Cryptodira (Halsbergers)
Familie:Testudinidae (Landschildpadden)
Geslacht:Chelonoidis
Soort
Chelonoidis niger
(Quoy & Gaimard, 1824)
Originele combinatie
Testudo nigra
Galapagosreuzenschildpad op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Herpetologie

De galapagosreuzenschildpad[2] of galapagosschildpad (Chelonoidis niger, synoniem Chelonoidis elephantopus) is een uitgestorven schildpad uit de familie der landschildpadden (Testudinidae).

De schildpad kwam voor op de Galapagoseilanden en is een van de bekendste soorten schildpadden ter wereld. Niet alleen inspireerde de galapagosreuzenschildpad Charles Darwin mede tot zijn selectietheorie, ook zijn enkele vertegenwoordigers van deze schildpad erg bekend geworden.

Op de Galapagoseilanden komen tegenwoordig ongeveer tien soorten reuzenschildpadden voor, en vele hiervan werden lange tijd als ondersoorten van de galapagosreuzenschildpad gezien, maar tegenwoordig worden ze als aparte soorten beschouwd. Enkele hiervan zijn wat bekender. Een exemplaar van de voormalige ondersoort Chelonoidis nigra abingdonii dat bekend stond als 'eenzame George' was lange tijd de laatste vertegenwoordiger van zijn soort, totdat het dier op 24 juni 2012 stierf.[3] Een exemplaar genaamd Harriet wist een leeftijd te bereiken van meer dan 142 jaar. Formeel gezien worden deze exemplaren tegenwoordig tot andere soorten gerekend.

Verspreiding en habitat

De galapagosreuzenschildpad kwam endemisch voor op de Galapagoseilanden en was alleen bekend van het eiland Floreana. Het dier leefde in verschillende biotopen: van met bomen of met cactussen begroeide plaatsen tot meer open landschappen. Er zijn ongeveer tien soorten reuzenschildpadden die voorkomen op de Galapagoseilanden die onderling iets verschillen in uiterlijk.

De schildpad was overdag op het land te vinden, al etend en zonnebadend, maar zocht 's nachts een modderpoel op waar overnacht werd. In de modder bleef de schildpad warm, waarschijnlijk speelde dit ook voor de digestie een rol. Ook overdag werd weleens in de modder gebaad, waarschijnlijk om van parasieten af te komen.

Onderstaande tabel toont voor de volledigheid alle soorten uit het geslacht Chelonoidis die op de Galapagoseilanden voorkomen. Veel soorten werden tot recentelijk als ondersoorten van de galapagosreuzenschildpad beschouwd.[4]

Taxon Voorkomen Aantal (in 2010)[5]
C. abingdonii
=C. ephippium pro parte
Pinta uitgestorven in 2012
C. becki Volcán Wolf op Isabela 1139
C. chathamensis San Cristóbal 1824
C. darwini
= C. wallacei
San Salvador/Santiago
Rabida
1165
uitgestorven ca. 1906
C. donfaustoi Santa Cruz 250
C. duncanensis
=C. ephippium pro parte
Pinzon 532
C. guntheri Sierra Negra (vulkaan) op Isabela 694
C. hoodensis Española 860
C. microphyes Darwin (vulkaan) op Isabela 818
C. nigra (elephantopus) † Floreana uitgestorven ca. 1850
C. phantastica Fernandina uitgestorven ca. 1970
C. porteri Santa Cruz 3391
C. vandenburghi Alcedo op Isabela 6320
C. vicina Cerro Azul (vulkaan) op Isabela 2574
niet beschreven † Santa Fe uitgestorven ca. 1890

Uiterlijke kenmerken

Kop van een opgezet exemplaar. Het is niet bekend welke (onder)soort het betreft.

De galapagosreuzenschildpad was een grote soort die ook erg zwaar kan worden. De schildpad heeft een groene tot grijze kleur, en relatief lange nek en dito poten. De galapagosreuzenschildpad kon een schildlengte bereiken tot 1,2 meter, maar inclusief de nek en staart kon de schildpad ruim anderhalve meter lang worden. De dieren konden een gewicht bereiken van meer dan 187 kilo.[6]

De kop was vrij klein en had een stompe voorzijde, de schildpad had een duidelijk snavelachtige bek. Voor de ogen waren de gepaarde prefrontale schubben gelegen. Het rugschild of carapax was groen van kleur en had een zadelachtige vorm. Oudere exemplaren kregen een sterk koepelvormig schild. De poten en de kop konden bij oudere exemplaren niet in het schild worden teruggetrokken. De kleur van de poten en staart was net als de kop grijs tot zwart. De ledematen en de staart droegen vergrote schubben.

De mannetjes werden groter dan de vrouwtjes en hadden een langere en dikkere staart. Mannetjes bezaten daarnaast een hol buikschild en een gele kleur aan de wangen en keel.

Voedsel

Zeer jonge exemplaren aten waarschijnlijk weleens insecten en aas, maar na een paar jaar werden ze volledig vegetarisch. Vanaf dat moment werden alleen plantendelen gegeten, zoals bloemen, bessen en vruchten. Ook stonden deze schildpadden erom bekend een enorme hoeveelheid water op te kunnen slaan waardoor ze het lange en droge zomerseizoen kunnen doorstaan.[2]

Naamgeving en taxonomie

De eerste wetenschappelijke naam die aan de galapagosreuzenschildpad werd gegeven was Testudo californiana Quoy & Gaimard, 1824.[7] Nog in hetzelfde jaar echter, kwam het reisverslag uit van de tocht waarbij de soort was ontdekt, en waarin dezelfde auteurs deze een andere naam gaven: Testudo nigra.[8] Deze naam betekent letterlijk 'zwarte schildpad'. De auteurs meldden zelf geen reden voor het geven van een nomen novum; de eerste naam is echter nooit in gebruik geraakt en wordt nu beschouwd als een nomen oblitum (vergeten naam). In 1827 publiceerde Richard Harlan de naam Testudo elephantopus voor de soort, en die naam raakte daarna algemeen in gebruik. De soort had tot 2014 nigra als wetenschappelijke soortnaam en staat in veel literatuur ook onder deze naam bekend. Sinds 2014 wordt echter de soortnaam niger gebruikt.[9]

Bij een latere revisie van het geslacht Testudo, waarbij veel soorten uit dat inmiddels grote geslacht werden gehaald, werd deze soort in het geslacht Geochelone geplaatst. In 1984 ontdekte Peter Charles Howard Pritchard dat de naam elephantopus een junior synoniem was van nigra, en dat die laatste naam prioriteit had, waarmee de naam Geochelone nigra in gebruik kwam. In 1990 werd het ondergeslacht Chelonoidis opgewaardeerd tot een zelfstandig geslacht, en ontstond de combinatie Chelonoidis nigra. De soort komt dus onder nogal wat verschillende namen voor in de literatuur. Geheel los hiervan werd in 1889 door Georg Baur ook nog de naam Testudo galapagoensis gepubliceerd.[10] Deze naam is nooit in zwang geraakt.

De IUCN beschouwde de reuzenschildpadden lange tijd als een waaier van ondersoorten van de soort Chelonoidis nigra, maar dit idee is inmiddels verlaten.[11] Sinds de eeuwwisseling wordt veel moleculair-genetisch onderzoek verricht en worden deze ondersoorten als aparte soorten opgevat.[12] Ook het Integrated Taxonomic Information System (ITIS) gaat uit van verschillende soorten op de diverse eilanden.

Over de indeling van de dieren van de Galapagos-eilanden in soorten is na DNA-onderzoek een debat ontstaan, wat mede aanleidng is voor de kleine verschillen tussen de tabel en de kaart. Benavides et al. (2011) noemen de soort op vulkaan Darwin Chelonoidis microphyes en de soort op de vulkaan Alcedo C. vandenburghi. Verder wordt de soort C. ephippium ook op Santa Cruz vermeld en gebruikt men voor de uitgestorven soort van het eiland Floreana de naam C. elephantopus.[12]

Uitsterven

De galapagosreuzenschildpad kwam vroeger in enorme aantallen voor, men kon door op de rugschilden van de dieren te lopen behoorlijke afstanden afleggen zonder de grond te raken.[6] Dat veranderde toen in 1535 zeevaarders zoals walvisvaarders en piraten de eilanden en de schildpadden ontdekten. De schildpadden konden wel een jaar zonder water en voedsel, en werden meegenomen op zeereizen als langdurige voedselbron. De dieren werden in enorme aantallen aan boord van schepen gebracht als bron voor voedsel en water. Later werd ook ontdekt dat uit de eieren en het vlees van de dieren olie kon worden geperst. Dit kwam de walvisvaarders goed uit, omdat de walvissen steeds zeldzamer werden. Binnen een tijdbestek van drie decennia werden volgens de scheepslogboeken meer dan 200.000 exemplaren aan boord gebracht. Sinds de ontdekking van de eilanden zijn er naar schatting ongeveer 10 miljoen dieren omgebracht.[6]

In 1829 werd een nederzetting gebouwd die later werd omgevormd tot een strafkolonie. Rond dezelfde tijd werden door de mens geiten uitgezet op de Galapagoseilanden, die de meeste planten opaten, waarna er voor de schildpadden te weinig overbleef. Ook varkens en honden werden aan land gebracht en verwilderden.[2] Rond 1832 brachten de schepen onbedoeld huismuizen en zwarte ratten mee, die de eieren en de jonge schildpadjes opvraten. De geiten zijn op de meeste eilanden uitgeroeid; de ratten laten zich veel moeilijker vangen en vormen nog steeds een probleem. Het Charles Darwin Research Station op Santa Cruz, Galapagos, Ecuador doet zowel onderzoek naar effectieve manieren om ratten uit te roeien, als onderzoek naar het behoud van de huidige soorten reuzenschildpadden op de Galapagoseilanden.

Bronvermelding