Gebruiker:Flovandijk/Kladblok

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Thuisgebied der Saksen tussen de Wezer, Eider en Elbe (geel)

De Saksen (Latijns: Saxones, Oudengels: Seaxe, Oudsaksisch Sahson, Laagduits: Sassen, Duits Sachsen) waren een confederatie van Germaanse stammen die zich tijdens de late Romeinse tijd en de Vroege Middeleeuwen op de Noord-Duitse laagvlakte bevonden. Het overgrote meerendeel van de Saksen bleef in het huidige Duitsland en boodt weerstand tegen het zich uitbreidende Frankische Rijk door het leiderschap van de semi-legendarische Saksische held Widukind. Het vroegste woongebied van de Saksen was waarschiojnlijk Noordalbingië. Hun gebied besloeg ongeveer de grootte van wat tegenwoordig Holstein is. Dit gebied wordt meestal ook gezien als het leefgebied van de Angelen.

Een deel van de Saksen, samen met de Angelen en andere continentale Germaanse stammen, nam vanaf de 5e eeuw deel aan de Angel-Saksiche vestiging in Groot-Brittanië. De Brits-Keltische bevolking noemden al deze groepen gezamenlijk Saksen.[1] Het is niet bekend hoe groot hun aantal precies was, hoewel er wordt geschat dat ongeveer twee-honderd duizend Angel-Saksen de oversteek maakten naar het eiland Groot-Britannië.[2] In de Middeleeuwen oefenden de Saksen veel invloed uit op de talen en culturen van Noord-Germaanse, Baltische, Finse, Polabisch-Slavische en Pomeriaanse West-Slavische volkeren.

Etymologie[bewerken | brontekst bewerken]

De Saksen hebben vermoedelijk hun naam afgeleid van een bepaald soort mes waar zij om bekend stonden, de seax.[3] De seax heeft nog steeds een symbolische betekenis in Engelse counties zoals Essex en Middlesex. Beide hebben op hun ceremoniële embleem nog steeds drie seaxen staan.

Saks als demoniem voor Engelsen[bewerken | brontekst bewerken]

In de Keltische talen is het woord voor de Engelse nationaliteit afgeleid van het Latijnse Saxones. Het voornaamste voorbeeld hiervan is het Schots-Gaelische Sassenach (Saks), wat vaak (vriendelijk) spottend gebruikt wordt in het Schots-Engels/Schots. Het eerst gedocumenteerde gebruik van het woord in het Engels is volgens de Oxford English Dictionary in 1771. Sasanach, het Ierse woord voor Engelsman heeft de zelfde afleiding, evenals in het Welsh woorden voor Engelsman (Saeson, sing, Sais]], de Engelse taal en alles wat Engels is in zijn algemeenheid.

In het Cornish wordt Engels ook aangeduidt met Sawsnek, van dezelfde afleiding. Engeland is in het Schots-Gaelisch Sasainn (Saksen).

Andere voorbeelden zijn Welsh Saesneg (De Engelse taal), Iers Sasana, Breton saoz(on) ({De Engelse taal; Saozneg, Engeland; Bro-saoz) en Cornish.Sawson het Engelse volk.

Romaanse talen[bewerken | brontekst bewerken]

De aanduiding "Sasi" (Roemeens voor Saks) werd ook toegepast op Duitse migranten die zich in de 13e eeuw vestigden in zuid-oost Transylvanië, Zevenburger Saksen. Vanuit Transylvanië zijn sommige van deze Saksen verder getrokken naar Moldova, zoals de naam van een stad daar aangeeft; Sascut.

Non Indo-Europeaanse talen[bewerken | brontekst bewerken]

De Finnen en Esten hebben over de loop van de eeuwen hun gebruik van de term Saksen veranderd om nu geheel Duitsland (Saksa en Saksamaa) en Duitsers (Saksalaiset) en sakslasad, respectievelijk). Het Finse woord sakset voor schaar toont een verband aan met het Saksische zwaard genaamd de seax, waar vermoedelijk de benaming van het volk eveneens vandaan komt. In het Estisch betekent saks een edelman of een ader persoon met een hoge status. Als gevolk van de Noordelijke Kruistochten bestond vanaf de Middeleeuwen en tot in de 20e eeuw de opperklasse van Estland vooral uit mensen van Duitse komaf.

Saksen als toponym[bewerken | brontekst bewerken]

Na de ondergang van Hendrik de Leeuw en de daaruit volgende splitsing van het Saksische stamhertogdom in verschillende gebieden werd de naam van het stamhertogdam gewisseld naar de landen van de Ascaniërs. Hierdoor ontsond er een onderscheid tussen Nedersaksen, het gebied bezet door de Saksische stam, en Oppersaksen het gebied dat toebehoorde aan de Wettin familie. Toen het woord Opper verdween van Oppersaksen had een ander gebied dus de Saksische naam verkregen. Waardoor in wezen de oorspronkelijke betekenis van het woord was veranderd.

Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

Vroege geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

Kaart van het Romeinse Rijk en de rest van Europa in 125 na Christus, toont de locatie van de Saksen in Noord-Duitsland.

In de prehistorie was het gebied van de Saksen de plaats waar een aantal van de grootste monumentale tempels van Centraal Europa stonden. In Dresden en de dorpjes Eythra en Zwenkau, nabij Leipzig zijn een aantal noemenswaardige archeologische vindplaatsen aangetroffen. De Slaven en Germanen hebben zich vermoedelijk ongeveer rond de 1e eeuw voor Christus gevestigd in het huidige Saksen.

De Saksen werden waarschijnlijk het eerst genoemd in de Geographia van Ptolemaeus, die hij in de 2e eeuw na Christus schreef. In sommige edities van dit geschrift wordt een stam genoemd genaamd Saxones in het gebied ten noorden van de benedenloop van de rivier de Elbe.[4] Hoewel in andere edities dezelfde stam Axones wordt genoemd. Mogelijk is dit een verkeerde spelling van Aviones, een stam die door Tacitus werd beschreven in zijn werk Germania. Volgens deze hypothese was de naam Saxones een poging van latere schrijvers om een naam te verbeteren die niks voor ze betekende.[5] Aan de andere kant stelde Schütte in zijn werk Ptolemy's Maps of Northern Europe dat Saxones wel de juiste spelling is en hij voer daarbij aan dat de eerste letter van woorden vaker wegvallen bij werken van Ptolemeaus.

Schütte merkt ook op dat het leefgebied van de Saksen in de Middeleeuwen vaak Oud Saksen werd genoemd.[6]

De eerste keer dat het onomstreden vast staat dat de Saksische naam genoemd werd was in 356, toen keizer Julianus de Saksen noemde als bondgenoten van een rivaliserende keizer genaamd Magnentius in Gallië. Zosimus noemde ook een aparte stam van Saksen genaamd de Kouadoi, hiermee worden vermoedelijk de Chauci bedoelt. Deze stam stak de Rijn over en verdreef de Salische Franken die gevestigd waren in Batavi, waardoor sommigen van de Saliërs het Belgische gebied van de Toxandriërs binnentrokken, met steun van keizer Julianus.[7] Als verdediging tegen de Saksische plunderaars wierpen de Romeinen een verdedigingslinie op aan beide kanten van het Engelse kanaal, genaamd Litus Saxonicum" of Saksische kust.

Europa in de late 5de eeuw. De meeste namen die getoond zijn. zijn de Latijnse namen van 5de eeuwse volkeren, met uitzondering tot Syagrius (koning van een Gallisch-Romeinse rompstaat), Odoacer (Germaanse koning van Italy), en Julius Nepos (bij naam de laatste West-Romeinse keizer, de facto heerser over Dalmatië).

In 441-442 duiken de Saksen als eerste op als inwoners van Brittannië, wanneer ze door een onbekende Gallische schrijver worden genoiemd met de zin "De Saksen heersen nu over Britannia".

In het jaar 555 worden Saksen voor het eerst genoemd als inwoners van Noord-Duitsland toen Theudowald, de Frankische koning, stierf en de Saksen de gelegenheid zagen voor een opstand. De opstand werd neergeslagen door Chlotarius I, Theudowald's opvolger. Sommige van zijn opvolgers streden tegen de Saksen, anderen waren hun bondgenoten. Chlothar II won uiteindelijk een beslissende slag tegen hen. De Thüringers doken vaak op als betrouwbare bondgenoten van de Saksen.

Saksen op het continent[bewerken | brontekst bewerken]

Oud Saksen[bewerken | brontekst bewerken]

De Saksen die op het vasteland van Europa leefden in het gebied dat bekend stond als Oud Saksen lijken zich aan het eind van de 8ste eeuw te hebben verenigd. Na overheersing door Karel de Grote ontstond er een politieke eenheid genaamd het Stamhertogdom Saksen. De Saksen hebben zich lang verzet tegen kerstening[8] en overheersing door het Frankische Rijk. Uiteindelijk werden ze in de Saksenoorlogen (772 - 804) veroverd door Karel de Grote. Na de verovering volgde gedwongen bekering tot het christelijke geloof en werden zij deel van het Frankische Rijk. Hun heilige boom (of pilaar) ter ere van de godheid Iminsul werd vernietigd. Tevens werden 10.000 Saksen gedeporteerd naar NeustrIë en werd hun akkerland geschonken aan de loyale koning van de Abodriten . Einhard, de biograaf van Karel de Grote schreef na het eindigen van dit grootse conflict:

"Deze oorlog, die zo lang had geduurd. eindigde met de onderwerping aan de voorwaarden die gesteld werden door de Koning, namelijk het afzweren van hun nationale religieuze gebruiken en het aanbidden van duivels en acceptatie van het evangelie van het christelijke geloof en vereniging met de Franken om één volk te vormen

Onder de heerschappij van de Karolingen werden de Saksen gedwongen geschenken te geven aan hun overheersers. Volgens sommige bronnen voorzagen zowel de Saksen als Slavische volkeren, zoals de Abodriten en de Wenden de Karolingers vaak van troepen. De hertogen van Saksen werden koningen (Hendrik de Vogelaar) en later de eerste keizers van Duitsland (Henry's zoon, keizer Otto I de Grote) in de 10e eeuw, hoewel ze deze positie in 1024 weer verloren. Het stamhertogdom werd gesplitst toen Hendrik de Leeuw, keizer Otto's kleinzoon, weigerde samen met zijn neef keizer Frederik I Barbarossa ten strijde te trekken in de oorlog in Lombardije.

Tijdens de Hoge Middeleeuwen, onder het bewind van de Salische dynastie en later onder de Duitse Orde trokken veel mensen uit het Duitse gebied naar het oosten de rivier de Saale over, het gebied in van een Slavische stam genaamd de Sorben. Dit volk werd hierdoor langzaam gegermaniseerd. Het gebied waarin dit volk woonde kreeg later door politieke omstandigheden de naam Saksen. Voorheen stond dit gebied bekend als het Markgraafschap Meißen. De heersers van Meißen vekregen in 1423 heerschappij over het hertogdom Saksen en pastten uiteindelijk de naam Saksen toe op hun gehele koninkrijk. Tot op heden heeft dit gebied in het oosten van Duitsland de naam Saksen, hetgeen soms voor verwarring zorgt over het ooorspronkelijke leefgebied van de Saksen.

Nederland[bewerken | brontekst bewerken]

In Nederland bezetten de Saksen het gebied ten zuiden van de Friezen en ten noorden van de Franken. In het westen reikte hun leefgebied tot ongeveer het Gooi en in het zuiden tot de Rijn. Het regionale dialect wat hier gesproken wordt, wordt nog steeds aangeduidt met Nederlands Nedersaksisch. Na de overheersing door Karel de Grote, vormde dit het kerngebied van het Aartsbisdom van Utrecht.

Italië en de Provence[bewerken | brontekst bewerken]

In 569 vergezelde een deel van de Saksen de Longobarden, onder leiding van Alboin, richting Italië en vestigden zich daar.[9] In 572 gingen zij op rooftocht door het zuid-westen van Gallië, tot aan ongeveer Stablo, nu Estoublon. Omdat de Saksen zeer verdeeld ten strijde trokken, werden zij met gemak verslagen door de Gallisch-Frankische generaal Eunius Mummolus.

Toen de Saksen zich hergroepeerden, werd er een vredesverdrag gesloten, waarin de Italiaanse Saksen toestemming kregen om zich samen met hun families te vestigen in Austrasië.[10] In 573 vertrokken deze Saksen vanuit Italië, verdeeld over twee groepen. De ene groep verplaatste zich via Nice, terwijl de andere de weg langs Embrun nam. Zij verenigden zich weer bij Avignon, waar ze vervolgens het gebied plunderden. Hierom werden de Saksen gestopt door Mummolus. Voordat zij de Rhone over konden steken, naar Austrasië, werden zij gedwongen om een compensatie te betalen voor wat zij hadden geplunderd.

Gallië[bewerken | brontekst bewerken]

In het jaar 463 veroverde een Saksische koning genaamd Eadwacer de stad Angers, waarna hij gelijk weer werd verdreven door Childerik I en zijn Salische Franken, bondgenoten van het Romeinse Rijk.[11] Het is mogelijk dat de Angel-Saksische verovering van Groot-Britannië uitsluitend is begonnen naar aanleiding van Frankische expansie langs de kust van het Europese vasteland.[12] In dit gebied leefden al langer Saksen, waar we bewijs voor vinden in niet alleen documenten, maar ook in de archeologie en toponomie van het gebied. De Notitia Dignitatum verteld over een stad genaamd Grannona waar Saksische laeti waren gevestigd. Het is niet zeker waar Grannona precies lag en er zijn verschillende opties mogelijk, zoals Granville in Normandië of Graignes. Een aantal historici heeft gesuggereert dat het zelfde element gran- in Grannona kan worden herkend in Guernsey.[13] Deze locatie bevindt zich dichter bij Bayeux, waar volgens Gregorius van Tours in 579 een groep van Saksen werd verslagen door Waroch II, een Bretonse krijgsheer.[14] We weten dat er in Bayeux een Saksische eenheid van laeti was gestationeerd, de Saxones Baiocassenses[15] Deze werd in de 5de eeuw door Clovis I onderworpen. De Saksen van Bayeux vormden een volledig leger en werden vaak opgeroepen om aan de zijde van lokale dienstplichtigen te vechten in Merovingische oorlogscampagnes. Hoewel ze in 579 waren verslagen door de Bretons van Waroch II, werden ze in 589 door Fredegonde opgedragen om hun haar volgens de Bretonse traditie te dragen en samen met hun ten strijde te trekken tegen Guntram, koning van de Bourgondiërs.[16] Vanaf 626 werden de Saksen van Bayeux door Dagobert I ingezet tegen de Basken en werd zelfs één van hen genaamd Aeghyna uitgeroepen tot hertog van Vasconië.[17].

In 843 en 846 wordt in andere officiële documenten gesproken over een pagus genaamd Otlinga Saxonia nabij Bessin, het is alleen niet duidelijk wat er met Otlinga bedoeld word. Er worden verschillende verschillende plaatsnamen herkend in de Bessin regio die als typisch Saksisch gekenmerkt kunnen worden. Een voorbeeld is Cottun (Coltun 1035 - 1037 Cola's town). Dit is de enige plaatsnaam in Normandië die eindigt met -tun[18]' en dit feit kan niet vergeleken worden met de extensie van dorpen in Boulonais, noord Frankrijk, die eindigen op -thun vb. Alincthun, Verlincthun, Pelingthun, etc die wijzen op een Saksische of Anglo-Saksische bewoning.

Als we de concentratie van dorpen met -ham/hem (Angel-Saksisch hām > thuis) in het Bessin gebied en Boulonais vergelijken, krijgen we een beter resultaat..[19] In het gebied wat tegenwoordig Normandië heet, zijn de -ham voorbeelden uit Bessin uniek, dat wil zeggen dat ze daarbuiten niet voorkomen. Er zijn een aantal suggesties gedaan van plaatsnamen buiten de Bessin, maar die geven geen uitsluitsel. Voorbeelden zijn Canehan (Kenehan 1030 - Canaan 1030 - 1035) wat ook afgeleid kan zijn van de bijbelse naam Canaan[20] en Airan ((Heidram, 9de eeuw), kan ook komen van de Germaanse naam Hairammus..[21]

De voorbeelden uit de Bessin geven echter vrij zeker een Saksische herkomst aan, zoals Ouistreham (Oistreham 1086), Étréham (Oesterham 1350 ?),[22] Huppain (*Hubbehain ; Hubba 's "thuis"), Surrain (Surrehain 11th century), etc. Een andere belangrijke indicatie vind men in Normandische achternamen, zoals de veel voorkomende naam Lecesne[23] met verschillende spelling: Le Cesne, Lesène, Lecène en Cesne. Deze naam komt van het Gallo-Romeinse *SAXINU "De Saks" > saisne in Oudfrans. Deze voorbeelden kunnen niet van latere Anglo-Scandinavische oorsprong zijn, aangezien er dan talloze voorbeelden moesten zijn uit de Normandische gebieden (pays de Caux, Basse-Seine, North-Cotentin). Bijkomend is dat de Bessin niet behoorde tot de pagi die te maken kregen met verregaande Anglo-Scandinavische immigratie.

Deze bewijzen worden nog eens ondersteund door een hoeveelheid aan archeologie in de omgeving van Cain en de Bessin (Bénouville, Giverville, Hérouvillette) waar talloze opgravingen zijn gedaan waarbij Angel-Saksische sieraden, wapens en versieringen werden gevonden. Al deze objecten werden gevonden in graven uit de 5de, 6de en 7de eeuw.[24][25]

Echter, de oudste en meest opzienbarende Saksische opgraving in Frankrijk is die bij Vron. in Picardië. Hier werden een aantal tombes gevonden uit de tijd van het Romeinse Rijk tot aan de 6de eeuw. Aan de hand van zowel grafgiften als menselijke overblijfselen uit de 5de eeuw werd er een groep mensen geindentificeerd die morfologisch anders was dan de gebruikelijke bewoner van dit gebied vóór de 5de eeuw. Deze groep mensen had een aanzienlijk grote gelijkenis met Germaanse populaties uit het noorden.

Aan het begin van de 4de eeuw werd 92% van de doden begraven, soms met typisch Germaanse wapens als grafgift. Daarna, in de 5de en de 6de eeuw werden ze bij het begraven naar het oosten toe gerangschikt. In het midden van deze periode is een sterke Angel-Saksische invloed op te merken, die later verdwijnt.

Al deze bewijzen uit de archeologie, toponomie en geschriften wijzen op dezelfde conclusie, vestiging van Saksische foederati en hun families. Verder antropologisch onderzoek van Joël Blondiaux heeft aangetoond dat deze groep mensen uit Nedersaksen kwam.[26]

Britannië[bewerken | brontekst bewerken]

Alfred de Grote.

Ongeveer rond dezelfde tijd dat de Romeinse autoriteit in Britannië weg viel, werden de inwonders geconfronteerd met een aanval (of migratiegolf) van Angelen, Saksen, Juten en Friezen die de oversteek maakten vanaf het vasteland van Europa. De Saksen hadden al gedurende een langere periode vóór deze gebeurtenis regelmatig de kusten van Britannië geplunderd, wat aanleiding had gegeven tot het bouwen van een complex van fortificaties genaamd de Litus Saxonicum of Saksische kust. Ook waren er met toestemming van het Romeinse Rijk al veel Saksen en andere groepen mensen gevestigd als boeren op het Britse eiland.

Volgens de overlevering kwamen de Saksen en andere stammen als eerste op het eiland als deel van een overeenkomst om de Britons te beschermen tegen invallen van de Picten, Goidelen en andere stammen. Bronnen als de Historia Brittonum en Gildas beschrijven hoe de Britse koning Vortigem twee Germaanse krijgsheren, Hengist en Horsa genoemd door Bede, toestemming gaf om zich samen met hun volk to vestigen op het Isle of Thanet in ruil voor hun dienst als huurlingen. Volgens Bede wist Hengist uiteindelijk Vortigem te manipuleren om hem meer land te schenken om zijn volk over te laten komen, waardoor de basis werd gelegd voor de Germaanse vestiging in Britannië. Historici zijn verdeeld over de manier waarop de Germanen zich in Britannië vestigden, sommigen suggereren dat het ging om een vredige overname, hoewel er slechts één getuigenis is van een Brit die ongeveer in deze periode in de 5de eeuw leefde. Deze getuigenis vertelt over een vijandige overname van het eiland.

Want het vuur…verspreidde zich van zee tot zee, gevoed door onze vijanden uit het oosten, raasde voort, naburige dorpen en landen vernietigend, tot het de andere kant van het eiland bereikte en zijn felle en vuurrode tong doopte in de westerlijke zee. Deze aanval maakte iedere zuil met de grond gelijk, door de ritmische slag van de stormram. Alle landheren vluchtten, samen met hun bischoppen, priesters en volk, terwijl het zwaard fonkelde, en de vlammen overal om hen heen knetterden. Hoe jammerlijk een gezicht, van straten die bedolven lagen onder de toppen van hoogverheven torens, gevallen naar de grond, stenen van de hoogste muren, heilige altaars en delen van mensenlichamen, bedekt door vertoornde lappen van geklonterd bloed, alsof ze waren samengedrukt door een pers, enkel begraven onder de ruïnes van hun huizen, of in de gulzige magen van wilde beesten en vogels, met eerbied zal over hun gezegende ziel gesproken worden, als er weldegelijk velen van hen in dat ogenblik werden gevonden en gedragen op de vleugels van heilige engelen, naar de hoge hemelen.. Sommigen, derhalve, werden meegenomen naar de bergen en vermoord in grote aantallen. Anderen, gedwongen door hongersnood, kwamen en gaven zich over om voor eeuwig als slaven te dienen voor hun vijanden, met de kans om ogenblikkelijk omgebracht te worden, wat zeer zeker de grootste gunst kon zijn die hen werd aangeboden. Nog anderen verdwenen tot voorbij de zeeën met luid gejammer, in plaats van met de stem van berisping. Anderen beschermden hun leven, dat constant in gevaar was, in de bergen, tussen kliffen of in de dichte bossen, en bleven, alhoewel met huiverend hart, in eigen land.

Hierna beschrjft Gildas hoe de Saksen werden afgeslacht in de Slag bij Mons Badonicus, 44 jaar voordat hij zijn getuigenis schrijft, waarna Britannië weer onder Romano-Britse heerschappij kwam. Hierin spreekt de 8ste eeuwse geschiedsschrijver Bede hem tegen. Bede schrijft namelijk dat na de slag bij Mons Badonicus de expedities van zowel de Saksen als de Juten en Angelen voortduurden en dat het complete zuid-oosten van Britannië al snel werd overspoelt door Gemaanse stammen, wat de fundering legde voor de stichting van de Angelsaksische koninkrijken.

Er ontstonden vier autonome Saksische koninkrijken:

  1. . Oost-Saksen stichtten Koninkrijk Essex
  2. . West-Saksen stichtten Koninkrijk Wessex
  3. . Zuid-Saksen, onder Aelle, stichtten Koninkrijk Sussex
  4. . Midden-Saksen stichtten Middlesex

Onder de heerschappij van Egbert van Wessex tot Alfred de Grote werden de koningen van Wessex verheven tot Bretwalda, verenigden zij het land en vormden zo uiteindelijk het koninkrijk van Engeland onder dreiging van invasies door de Vikingen.

Cultuur[bewerken | brontekst bewerken]

Maatschappelijke structuur[bewerken | brontekst bewerken]

Bede, een schrijver uit Northumbria, merkte rond 730 in zijn geschriften op dat "de oude (dus continentale) Saksen geen koning hebben, maar ze bestuurd worden door verschillende ealdorman, die in tijden van vrede gelijk zijn in macht, maar in tijden van oorlog middels een loting hun leider kiezen." Het territorium van de Saksen bestond ongeveer uit honderd pagi of gouwen die verdeeld waren over drie provincies, Westfalen, Oostfalen en Engern. Elke gouw had zijn eigen leider die genoeg militaire macht had om hele dorpen te vernietigen die tegen hem waren.[27]

In het midden van de 9de eeuw werd door Nithard hun sociale sctuctuur beschreven. Hun kastenstelsel was strak: het bestond uit drie verschillende kasten (met slaven uitgezonderd). De Saksische namen voor deze kasten waren edhilingui, frilingi, en lazzi.[28] Later zijn de namen gelatiniseerd tot respectievelijk nobiles of nobiliores; ingenui, ingenuiles, liberi; liberti of liti, en serviles Volgens de zeer vroege overlevering, waarvan aangenomen wordt dat die dicht bij de waarheid ligt, waren de edhilingui afstammelingen van de Saksen die hun stam uit Holstein leidden, en tevens hun volk leidden in de migratie naar Britannia in de 6de eeuw.[28] Zij vormden een elite van veroverende krijgsheren. De frilingi waren de afstammelingen van de volgelingen en hulptroepen van deze krijgsheren. De derde en laagste kaste bestond uit de nakomelingen van inwoners van de veroverde gebieden die gedwongen werden een eed van gehoorzaamheid af te leggen.

Hun ongewone maatschappij werd bestuurd aan de hand van de Lex Saxonum. Het was niet toegestaan om buiten je kaste te trouwen en er waren weergelden vastgesteld afhankelijk van tot welke kaste men behoorde. Zo waren de edhilingui 1440 solidi (zo'n 700 stukken vee) waard. Dit was zes keer zoveel als voor de frillingi en acht keer zoveel als de lazzi. De kloof tussen adelijk en niet-adelijk was enorm, terwijl het verschil tussen een vrij man en een gebonden arbeider relatief klein was.[29]

Volgens de Vita Lebuini antiqua, een belangrijke bron voor de vroege Saksische geschiedenis, hielden de Saksen jaarlijks een bijeenkomst bij Marklo. Hier, zoals het in de Vita Lebuini staat, "bevestigden zij hun wetten, deden zij uitspraak over openstaande zaken en besloten zij of ze dat jaar in vrede bleven of oorlog voerden door middel van een gemeenschappelijke raad." Alle kastes waren verteginwoordigd in deze raad door twaalf leden van elke kaste per gouw. In 782 schafte Karel de Grote het gouwen systeem af en verving hij het met Grafschaftsverfassung, een systeem van counties dat standaard was in het Frankische Rijk..[30] Karel de Grote stelde een verbod in op de vergaderingen bij Marklo, waarmee hij de frilingi en lazzi afsloot van politieke macht. Het oude Saksische systeem van Abgabengrundherrschaft, een systeem gebaseerd op reciprociteit en belastingen maakte plaats voor een feodaal systeem gebaseerd op diensten en arbeid, persoonlijke relaties en eden.[31]

Religie[bewerken | brontekst bewerken]

Heidendom[bewerken | brontekst bewerken]

De religeuze praktijk van de Saksen was nauw verbonden met hun politieke systeem. Hun jaarlijkse vergadering begon met het aanroepen van de goden, en de manier waarop hertogen werden aangesteld door middel van loting, wordt ook gezien als een handeling van religieuze betekenis. Een dergelijke loting werd gezien als het uit handen geven van een belangrijke beslissing aan goddelijke voorzienigheid.[32] Er waren ook rituelen en objecten van spirituele waarde, zoals de pilaren die de Saksen Irminsul noemden. Deze bakens werden gezien als een verbindingstuk tussen het hiernamaals en de materiële wereld. Nabij de vesting van Eresburg werd in 772 één van deze pilaren door Karel de Grote met de grond gelijk gemaakt.

Er zijn een aantal overblijfselen van de vroege Saksische religie terug te zien in Groot-Britannië aan de hand van plaatsnamen en de Germaanse kalendar die in deze periode gebruikt werd. De traditionele Germaanse goden, Wodan, Frigg, Týr en Thunor werden aanbeden in Wessex, Sussex en Essex. Alhoewel dit de enige godheden zijn waarvan we zeker weten dat ze hier aanbeden werden, dragen de derde en vierde maand van de Oudengelse kalendar (maart en april) respectievelijk de namen Hrethmonath en Eosturmonath, "maand van Rheda" en "maand van Ēostre" dit zijn zeer waarschijnlijk de namen van twee godinnen die in deze maanden werden aanbeden.[33] In de maand februari (Solmonath) hadden de Saksen de traditie om koeken te offeren aan hun goden, ook hadden ze in september (Halegmonath; "heilige maand" of "maand van geschenken") een religieus festival dat gewijd was aan de oogst.[34] De Saksische kalendar begon op 25 december en in de maanden december en januari werd een 12 dagen durend festival genaamd het Joelfeest gevierd. In deze maanden vond ook een Modra niht of "nacht van de moeders" plaats, een religieus evenement waarover nog zeer weinig bekend is. De twee laagste Saksische klassen bleven nog lang aan hun oorspronkelijke religie vasthouden, zelfs nadat ze gedwongen waren bekeerd to het christendom door het Frankische rijk. Aangezien deze klassen wrok koesterden jegens de heersende klasse, omdat zij met hulp van de Franken uit hun politieke macht waren gezet, vormden zij nog lang een probleem voor de christelijke heersers. Nog tot tenminste 838, wanneer de Translatio S. Liborii hun koppigheid opmerkt in de vorm van heidense ritus et superstitio (handelingen en bijgelovigheid).[35]

Bekering en Verzet[bewerken | brontekst bewerken]

[[Bestand:Pictures of English History Plate V - Saint Augustine and the Saxons.jpg|thumb|1868 illustration of Augustine De Saksen uit Engeland werden in de loop van de 7de eeuw onder invloed van de Juten bekeerd tot het christendom. In de jaren 630 nam Sint Brinius de taak op zich om de taak op zich om de westerlijke Saksen van Wessex te bekeren. Hiertoe werd er een bisdom gesticht nabij Dorchester. Met hun bekering tot het christendom en daarmee het bijhouden van geschreven verslagen, treden de westerlijke Saksen pas echt uit de duisternis. De zuiderlijke Saksen werden voor het eerst intensief geëvangeliseerd onder invloed van de Angelen. Koning Æthelwealh van Sussex werd door Wulfhere, koning van Mercia bekeerd en gaf vervolgens aartssbischop Wilfrid van York in 681 toestemming om de zuiderlijke Saksen te bekeren vanuit een nieuw gesticht bisdom in Selsey. Uit de grote hoeveel heidense sites [36] in het gebied van de oosterlijke Saksen, is op te maken dat zij meer vasthielden aan hun heidense tradities. Hoewel hun koning Sæberht al vroeg was bekeerd en er een bisdom werd gesticht nabij Londen, werd de eerste bisschop (Mellitus) hiervan, verjaagd door Sæberht's opvolgers. Uiteindelijk werden de oosterlijke Saksen in de jaren 650 en 660 bekeerd onder leiding van Cedd.

De continentale Saksen werden voornamelijk door Engelse missionarissen geëvangeliseerd in de loop van de 7e en 8e eeuw. Rond het jaar 695 werden twee Engelse missionarissen door Saksische dorpelingen omgebracht.[32] In de jaren die volgden bleken de dorpelingen en boeren ook de grootste tegenstanders van kerstening, terwijl missionarissen vaak juist steun kregen van de edhilingui en andere adel. Sint Lebuïnus, een Engelsman die in tussen 745 en 770 predikte tegen de Saksen uit voornamelijk het oosten van Nederland, wist veel vrienden te maken uit de adelijke klassen. Zij wisten hem uiteindelijk zelfs te redden uit de handen van een boze menigte bij de jaarlijkse bijeenkomst in Marklo.

De Saksenoorlogen onder Karel de Grote hadden als hoofddoel de bekering en inlijving van de Saksen bij het Frankische keizerrijk. Hoewel de hoogste kaste al snel was bekeerd, zorgden de gedwongen bekering van de lagere kastes ervoor dat zij zeer vijandig tegenover hun overheersers kwamen te staan. De methoden die gehanteerd werden waren ook volgens tijdsgenoten niet toereikend, zoals uit het volgende blijkt. Dit is een stuk uit een brief van Alcuinus van York aan zijn vriend Meginfrid uit 796.

Als de lichte juk en zoete last van Christus aan de meest koppigen der Saksen gepredikt zou worden, met evenveel toewijding als toen het betalen van giften werd gevorderd, of zoals de manier waarop voor de meest triviale fouten denkbaar de wet wordt geforceerd, misschien zouden ze dan zich niet tegen hun christelijke geloftes keren.[37]

Naar verluidt behandelde Lodewijk de Vrome de Saksen meer zoals Alcuin dat had gewild had en zij waren dan ook trouwe onderdanen.[38] De laagste klassen rebelleerden nog tot zo laat als het jaar 840 tegen hun Frankische overheersers, toen de Stellinga in opstand kwamen tegen hun Saksische leiders, die geallieerd waren aan Lotharius I. Nadat deze opstand was bedwongen, liet Lodewijk de Duitser in 851 relikwieën uit Rome naar het hertogdom Saksen brengen om zo mensen meer toe te wijden aan de Rooms-katholieke Kerk.[39] De anonieme poeet genaamd Poeto Saxo legde in zijn vers Annales of Charlemagne's reign veel nadruk op de verovering van Saksen en loofde de Frankische keizer als de brenger van chrisetlijke bevrijding en vergeleek hem zelfs met de Romeinse keizers.[40]

Christendom in streektaal[bewerken | brontekst bewerken]

In de 9de eeuw werd de Saksische adel een fervente aanhanger van het kloosterwezen vormde een christelijk bolwerk tegen de Slavische religie in het oosten en het Noorse heidendom in het noorden. Er zijn veel christelijke geschriften in de Oudsaksische streektaal geschreven. Waarvan de meeste noemenswaardige het resultaat waren van een intensieve litteraire productie brede invloed van de Saksische kloosters van plekken als [[abdij van Fulda}Fulda]], Corvey en Verden (Aller) en theologische controverse tussen de Augustiniaan Godschalk en Hrabanus Maurus een aanhanger van het semipelagianisme.[41] Al vroeg begonnen Karel de Grote en Lodewijk de Vrome deze in streektaal geschreven werken te steunen.om de Saksen op effectievere manier te bekeren. In de 9de eeuw gaf Lodewijk de opdracht om twee werken uit te brengen om het volk beter te onderwijzen over de bijbelse verhalen. Dit waren de Heliand, een epische vers over het leven van Christus in setting en Genesis een hervetelling van het eerste boek van de Bijbel. Op bijeenkomsten bij Tours en Mainz werd beslotren dat er voortaan in de Saksische streektaal gepredikt zou worden om de laagste klassen van de maatschappij te bekeren.[42].De vroegste tekst in het Oudsaksies is een gelofte uit de late 8ste of vroege 9de eeuw.

Referenties[bewerken | brontekst bewerken]

Literatuur[bewerken | brontekst bewerken]

Externe links[bewerken | brontekst bewerken]

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]

Zie de categorie Anglo-Saxons van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.