Graafadders
Graafadders | |||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Atractaspis branchi | |||||||||||||||
Taxonomische indeling | |||||||||||||||
| |||||||||||||||
Geslacht | |||||||||||||||
Atractaspis Smith, 1849 | |||||||||||||||
Afbeeldingen op Wikimedia Commons | |||||||||||||||
Graafadders op Wikispecies | |||||||||||||||
|
Graafadders[1], ook wel moladders[2] (Atractaspis) zijn een geslacht van slangen uit de familie Atractaspididae.
Naam en indeling
[bewerken | brontekst bewerken]De wetenschappelijke naam van de groep werd voor het eerst voorgesteld door Andrew Smith in 1849. Er zijn 22 soorten, inclusief de pas in 2019 beschreven Atractaspis branchi.[3]
De soorten werden lange tijd tot de familie adders (Viperidae) gerekend, en later tot de familie Lamprophiidae, maar dit wordt beschouwd als achterhaald. In de Engelse taal worden de dieren aangeduid met 'stilettoslangen' door hun lange tanden.
Uiterlijke kenmerken
[bewerken | brontekst bewerken]Graafadders zien er niet uit als adders vanwege de relatief kleine kop die moeilijk van het lichaam te onderscheiden is, en door de kleine ogen die een ronde pupil hebben. Het lichaam is slank gebouwd en heeft een onopvallende bruine tot grijsbruine kleur. De lichaamslengte bedraagt ongeveer 40 tot 70 centimeter. De giftanden zijn buitengewoon lang wat nog eens versterkt wordt door de kleine kop.[1]
Levenswijze
[bewerken | brontekst bewerken]Graafadders brengen een groot deel van hun leven ondergronds door, of in verlaten termietennesten. De vrouwtjes zetten eieren af in kleine legsels van drie tot acht eieren. Op het menu staan voornamelijk andere reptielen zoals hagedissen (skinken), kleinere slangen en ook zoogdieren zoals knaagdieren en amfibieën als kikkers worden buitgemaakt.[4]
Als de dieren worden opgepakt, kunnen ze met een zijwaartse slag van de kop een giftand in de huid brengen. Graafslangen lijken op ongevaarlijke soorten slangen maar ondanks hun onschuldig ogende uiterlijk zijn alle soorten graafadders zeer giftig. Het gif kan weefselafsterving (necrose) veroorzaken en er zijn geen antigiffen bekend. Veel gifslangen worden door biologen vlak achter de kop vastgepakt om de giftanden te vermijden, maar bij deze soorten steken de giftanden achterwaarts uit de mond terwijl deze gesloten is. Hierdoor kan de slang bij deze vorm van hanteren toch gemakkelijk bijten en dit heeft bij beginnende herpetologen al vele beten veroorzaakt. In de streken waar de graafadders van nature voorkomen zijn ze verantwoordelijk voor het grootste deel van alle slangenbeten.[4]
Verspreiding en habitat
[bewerken | brontekst bewerken]Alle soorten komen voor in delen van Afrika en het Midden-Oosten en leven in de landen Senegal, Gambia, Mali, Burkina Faso, Sierra Leone, Guinea, Guinee-Bissau, Ivoorkust, Ghana, Togo, Benin, Congo-Kinshasa, Oeganda, Tanzania, Mali, Centraal-Afrikaanse Republiek, Kameroen, Nigeria, Liberia, Arabisch Schiereiland, Oman, Jemen, Congo-Brazzaville, Gabon, Namibië, Angola, Zambia, Liberia, Botswana, Zuid-Afrika, Israël, Sinaï, Jordanië, Saoedi-Arabië, Libanon, Somalië, Kenia, Ethiopië, Equatoriaal-Guinea, Rwanda en Tsjaad.[3]
De habitat bestaat uit droge savannen, vochtige tropische en subtropische bossen, tropische en subtropische droge bossen, scrublands en grasland. Ook in door de mens aangepaste streken zoals akkers en landelijke tuinen kunnen de dieren worden aangetroffen.
Beschermingsstatus
[bewerken | brontekst bewerken]Door de internationale natuurbeschermingsorganisatie IUCN is aan vijftien soorten een beschermingsstatus toegewezen. Twaalf soorten worden beschouwd als 'veilig' (Least Concern of LC) en drie soorten als 'onzeker' (Data Deficient of DD).[5]
Soorten
[bewerken | brontekst bewerken]Het geslacht omvat de volgende soorten, met de auteur en het verspreidingsgebied.
Bronvermelding
[bewerken | brontekst bewerken]Referenties
- ↑ a b Bernhard Grzimek (1971). Het Leven Der Dieren Deel VI: Reptielen. Kindler Verlag AG, Pagina 550. ISBN 90 274 8626 3.
- ↑ Kleine Winkler Prins (1980). Dieren encyclopedie deel 1 : A – COC. Winkler Prins, Pagina 23. ISBN 90 10 02845 3.
- ↑ a b Peter Uetz & Jakob Hallermann, The Reptile Database – Atractaspis. Gearchiveerd op 16 juli 2023.
- ↑ a b Graham Alexander en John Marais (2007). A Guide to the Reptiles of Southern Africa. Struik Nature, Pagina 67 - 69. ISBN 978 1 77007 386 9.
- ↑ International Union for Conservation of Nature and Natural Resources - Red List, Atractaspis - IUCN Red List.
Bronnen
- (en) – Graham Alexander en John Marais – A Guide to the Reptiles of Southern Africa (2007) – Pagina 67 - 69 – Struik Nature - ISBN 9781770073869
- (en) – Peter Uetz & Jakob Hallermann - The Reptile Database – Atractaspis - Website Geconsulteerd 17 april 2021