Naar inhoud springen

Notholaena

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door InternetArchiveBot (overleg | bijdragen) op 17 okt 2018 om 03:29. (1 (onbereikbare) link(s) aangepast en 0 gemarkeerd als onbereikbaar #IABot (v2.0beta9))
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Notholaena
Notholaena standleyi
Taxonomische indeling
Rijk:Plantae (Planten)
Stam:Embryophyta (Landplanten)
Clade:Tracheophyta
Clade:Euphyllophyta
Clade:Monilophyta
Klasse:Polypodiopsida
Orde:Polypodiales
Familie:Pteridaceae (Lintvarenfamilie)
Onderfamilie:Cheilanthoideae
Geslacht
Notholaena
R.Br. (1810)
Typesoort
Notholaena distans R.Br. (1810)
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Notholaena op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie

Notholaena is een geslacht met bijna 30 soorten varens uit de lintvarenfamilie (Pteridaceae).

Notholaena-soorten zijn voornamelijk in de Nieuwe Wereld te vinden. Het zijn overwegend lithofyten uit warme, droge en rotsige biotopen. Eén soort, Notholaena marantae, komt ook voor in het zuiden van Europa.

Naamgeving en etymologie

  • Synoniem: Cheilanthes sect. Notholaena (R. Br.) W.C.Shieh (1973), Cosentinia Todaro (1866), Paragymnopteris K. H. Shing (1993 publ. 1994), Paraceterach (F.v. Mueller) Copel. (1947), Grammitis sect. Paraceterach F. Mueller (1866)
  • Engels: Cloak Ferns

De botanische naam Notholaena is een samenstelling van Oudgrieks νόθος, nothos (vals) en χλαῖνα, chlaina (mantel), naar de met een pseudo-indusium bedekte sporenhoopjes.

Kenmerken

Notholaena-soorten zijn kleine litofytische varens met een kruipende of rechtopstaande, meestal vertakte rizoom bezet met lijnvormige tot lancetvormige, zwarte of tweekleurige schubben. De bladen staan in bundels en zijn van enkele cm tot 35 cm lang. De bladsteel is bruin of zwart, rolrond, afgeplat of met een enkele groef, behaard, beschubd of meelachtig bestoven, met een enkele vaatbundel. De bladen zijn eenvormig, lijn- of lancetvormig, ovaal, driehoekig of handvormig, twee- tot viermaal geveerd, lederachtig, aan de onderzijde wit of geel meelachtig bestoven, aan de bovenzijde matgroen gekleurd. De bladslipjes zijn ongesteeld of kort gesteeld, smal ovaal tot driehoekig, meestal smaller dan 4 mm, de randen naar beneden omgekruld.

De sporenhoopjes staan langs de rand van de blaadjes aan de uiteinden van de nerven en worden beschermd door de over de ganse lengte omgekrulde bladranden, zogenaamde pseudo-indusia, die smal en weinig uitgesproken zijn. Er zijn geen echte dekvliesjes. Tussen de sporenhoopjes staan kliertjes die de meelachtige neerslag veroorzaken.

Ook de gametofyten bezitten deze kliertjes, wat uitzonderlijk is voor de Pteridaceae.

In de klassieke beschrijving van het geslacht Notholaena was er geen duidelijke afscheiding met de zustergeslachten Cheilanthes en Chrysochosma. Recent zijn er, op basis van biosystematische studies de geslachten Argyrochosma en Astrolepis afgesplitst, en anderzijds een aantal soorten van Notholaena in Cheilanthes opgenomen.

Het geslacht telt in de huidige indeling ongeveer 30 soorten. De typesoort is Notholaena distans

Soortenlijst