Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door B kimmel(overleg | bijdragen) op 3 apr 2020 om 22:05.
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
De wetenschappelijke naam van het geslacht werd in 1826 voorgesteld door Leopold Fitzinger.[1]
Het is een relatief grote groep van de gladde slangen, er zijn 79 soorten bekend, Drie hiervan zijn pas in 2017 voor het eerst wetenschappelijk beschreven zodat veel oudere literatuur een lager soortenaantal vermeld.
Levenswijze
De meeste soorten zijn landbewoners, slechts van enkele soorten is bekend dat ze regelmatig het water betreden. Alle soorten zijn eierleggend; de vrouwtjes zetten eieren af op de bodem.[2]
De habitat bestaat uit vochtige tropische en subtropische laaglandbossen, ook in vochtige tropische en subtropische bergbossen en drogere bossen komen verschillende soorten voor. Ook in door de mens aangepaste streken zoals plantages, landelijke tuinen en weilanden kan de slang worden aangetroffen.[2]
Beschermingsstatus
Door de internationale natuurbeschermingsorganisatie IUCN is aan 59 soorten een beschermingsstatus toegewezen. Vijftien soorten worden beschouwd als 'onzeker' (Data Deficient of DD), 34 als 'veilig' (Least Concern of LC), vijf als 'kwetsbaar' (Vulnerable of VU) en drie als 'gevoelig' (Near Threatened of NT). Een soort wordt gezien als 'bedreigd' (Endangered of EN) de de soort Oligodon booliati tenslotte staat te boek als 'ernstig bedreigd' (Critically Endangered of CR). Deze soort heeft een klein verspreidingsgebied dat bestaat uit een enkel eiland en wordt bedreigd door toerisme en verstedelijking.[2]
Soorten
Het geslacht omvat de volgende soorten, met de auteur en het verspreidingsgebied.