Naar inhoud springen

Psalm 91

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door TheNk22 (overleg | bijdragen) op 5 feb 2020 om 10:35. (Infobox toegevoegd)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Psalm 91
Psalm 91:11 bij de Porta Angelica van de muur van Vaticaanstad
Psalm 91:11 bij de Porta Angelica van de muur van Vaticaanstad
Auteur Mogelijk Mozes of David
Oorspronkelijke taal Hebreeuws
Genre Psalm
Portaal  Portaalicoon   Literatuur

Psalm 91 is de 91e psalm uit het boek Psalmen en wordt veelal aangehaald als Psalm over Gods bescherming in tijden van nood. In de Griekse Septuagint en de Latijnse Vulgaat is de psalm genummerd als Psalm 90. De auteur van de psalm wordt niet genoemd in de oorspronkelijke Hebreeuwse versie. Vanuit de Joodse traditie wordt Mozes aangehaald als oorspronkelijke schrijver, de Septuagint kent dit toe aan David.

Tekst

Hieronder volgt de tekst van psalm 91 uit de Statenvertaling:

  1. Die in de schuilplaats des Allerhoogsten is gezeten, die zal vernachten in de schaduw des Almachtigen.
  2. Ik zal tot den HEERE zeggen: Mijn Toevlucht en mijn Burg! mijn God, op Welken ik vertrouw!
  3. Want Hij zal u redden van den strik des vogelvangers, van de zeer verderfelijke pestilentie.
  4. Hij zal u dekken met Zijn vlerken, en onder Zijn vleugelen zult gij betrouwen; Zijn waarheid is een rondas en beukelaar.
  5. Gij zult niet vrezen voor den schrik des nachts, voor den pijl, die des daags vliegt;
  6. Voor de pestilentie, die in de donkerheid wandelt; voor het verderf, dat op den middag verwoest.
  7. Aan uw zijden zullen er duizend vallen, en tien duizend aan uw rechterhand; tot u zal het niet genaken.
  8. Alleenlijk zult gij het met uw ogen aanschouwen; en gij zult de vergelding der goddelozen zien.
  9. Want Gij, HEERE! zijt mijn Toevlucht! Den Allerhoogste hebt gij gesteld tot uw Vertrek;
  10. U zal geen kwaad wedervaren, en geen plage zal uw tent naderen.
  11. Want Hij zal Zijn engelen van u bevelen, dat zij u bewaren in al uw wegen.
  12. Zij zullen u op de handen dragen, opdat gij uw voet aan geen steen stoot.
  13. Op den fellen leeuw en de adder zult gij treden, gij zult den jongen leeuw en den draak vertreden.
  14. Dewijl hij Mij zeer bemint, spreekt God, zo zal Ik hem uithelpen; Ik zal hem op een hoogte stellen, want hij kent Mijn Naam.
  15. Hij zal Mij aanroepen, en Ik zal hem verhoren; in de benauwdheid zal Ik bij hem zijn. Ik zal er hem uittrekken, en zal hem verheerlijken.
  16. Ik zal hem met langheid der dagen verzadigen, en Ik zal hem Mijn heil doen zien.

Gebruik

Jodendom

Tijdens een Joodse begrafenis wordt Psalm 91 zeven keer voorgedragen. Soms gebeurt het dat de kistdragers stoppen met naar het graf lopen nadat de psalm een keer is voorgelezen, om pas weer verder te lopen als de psalm weer wordt voorgedragen. Bij de begrafenis van een vrouw gebeurt dit stoppen niet, maar wordt de psalm wel zeven keer herhaald.[1]

Nieuwe Testament

Tijdens de Verzoeking van Christus in de woestijn haalt Satan vers 11 en 12 van deze psalm aan (zie Mattheüs 4:6 en Lukas 4:10-11).

  • (en) Psalm 91 op Biblija.net
Zie de categorie Psalm 91 van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.