Nachtdier: verschil tussen versies

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Kondormari (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
-/-Al te veelomvattende beweringen. +Aanvullingen met voorbeelden.
Regel 3: Regel 3:
Een '''nachtdier''' is een dier dat hoofdzakelijk 's nachts actief is (dit wordt als nachtactieve- of nocturnale levenswijze aangeduid). Nachtdieren zoeken hun [[voedsel]] als het donker is, omdat ze dan voor potentiële vijanden minder goed zichtbaar zijn, of juist omdat ze hun prooien ongemerkt willen verrassen. Vaak zijn de prooidieren ook alleen maar in de nacht actief. Ook kunnen er [[klimaat|klimatologische]] oorzaken zijn, zoals grote hitte overdag.
Een '''nachtdier''' is een dier dat hoofdzakelijk 's nachts actief is (dit wordt als nachtactieve- of nocturnale levenswijze aangeduid). Nachtdieren zoeken hun [[voedsel]] als het donker is, omdat ze dan voor potentiële vijanden minder goed zichtbaar zijn, of juist omdat ze hun prooien ongemerkt willen verrassen. Vaak zijn de prooidieren ook alleen maar in de nacht actief. Ook kunnen er [[klimaat|klimatologische]] oorzaken zijn, zoals grote hitte overdag.


== Evolutionaire aanpassingen ==
Nachtdieren zijn aangepast aan het nachtelijke leven, onder meer door een goed ontwikkeld gehoor, tast- en/of reukvermogen. Sommige nachtdieren hebben ogen waarmee ze goed in het donker kunnen zien, terwijl andere juist een verminderd gezichtsvermogen hebben en vrijwel volledig afhankelijk zijn van hun overige [[zintuig]]en. Sommige nachtdieren hebben [[snorhaar|snorharen]] waarmee ze hun omgeving kunnen aftasten. [[Vleermuizen]] hebben hun gehoorsorganen uitgerust met een radarsysteem. [[Herkauwers]] hebben hun spijsvertering zodanig aangepast, dat zij het overdag verzamelde (plantaardige) voedsel tijdens de nachturen op een veilige plaats verder kunnen verteren.<br />
Veel nachtdieren zijn door [[selectiedruk]] aangepast aan het nachtelijke leven, onder meer door een goed ontwikkeld gehoor, tast- en/of reukvermogen. Sommige nachtdieren hebben ogen waarmee ze goed in het donker kunnen zien, terwijl andere juist een verminderd gezichtsvermogen hebben en vrijwel volledig afhankelijk zijn van hun overige [[zintuig]]en. [[Snorhaar|Snorharen]] om de omgeving af te tasten komen voor bij veel zoogdieren en sommige [[vleermuizen]] gebruiken hun stem en gehoororganen als [[sonar]]systeem. [[Herkauwers]] hebben hun spijsvertering zodanig aangepast, dat zij het overdag verzamelde (plantaardige) voedsel tijdens de nachturen op een veilige plaats verder kunnen verteren. Overdag slapen nachtdieren overwegend in donkere holen of andere schuilplaatsen.
Overdag slapen nachtdieren overwegend in donkere holen of andere schuilplaatsen.

Bij dieren die recent overgeschakeld zijn op een nachtactieve levenswijze, ontbreken dergelijke aanpassingen geheel of grotendeels. Zo zijn bepaalde groepen van de [[bosolifant]] in de twintigste eeuw 's nachts gaan fourageren, waarschijnlijk om de mens te ontlopen, maar dieren uit deze populaties zijn genetisch niet of nauwelijks te onderscheiden van soortgenoten. Het staat ook te bezien of deze gedragsaanpassing blijvend is.


== Ogen ==
== Ogen ==
=== Nachtzicht ===
De bouw van de ogen is bij nachtdieren ongeveer hetzelfde als bij mensen. De ogen zijn alleen groter en boller, zodat er makkelijker licht in kan vallen. De ogen zijn ook groter, zodat er meer staafjes in passen waardoor ze beter in het donker kunnen zien. Doordat er in het [[netvlies]] meer staafjes zitten passen er wel minder kegeltjes in, zodat kleuren minder kunnen worden waargenomen. Het belangrijkste verschil is, dat er bij nachtdieren een reflecterende laag achter het netvlies zit, die het licht nog een keer op de staafjes werpt (tapetum). Dat zorgt ervoor dat elke lichtstraal dus eigenlijk twee keer wordt waargenomen en er dus veel minder licht nodig is om het object te kunnen onderscheiden. Door de reflecterende laag licht het oog van een nachtdier op als er licht, bijvoorbeeld van een zaklantaarn, op schijnt.<br />
De bouw van de ogen hoeft bij [[gewervelden|gewervelde]] nachtdieren niet wezenlijk anders te zijn dan bij mensen. Voor een goed [[nachtzicht]] zijn de [[Pupil (anatomie)|pupillen]] vaak groot, zodat er veel licht in kan vallen. De ogen zelf zijn ook vaak groot in verhouding tot de kop van het dier, zodat er veel [[staafje]]s in passen waardoor ze goed in het donker kunnen zien. Doordat er in het [[netvlies]] veel staafjes zitten, passen er wel minder [[kegeltje]]s in, zodat kleuren minder kunnen worden waargenomen. Het belangrijkste verschil is, dat er bij veel nachtdieren [[Tapetum lucidum|tapetum]] achter het [[netvlies]] zit, een reflecterende laag die het licht nog een keer op de staafjes werpt. Dat zorgt ervoor dat veel lichtstralen twee keer waargenomen worden, zodat er veel minder licht nodig is om het object te kunnen onderscheiden. Door de reflecterende laag licht zo'n oog op als er licht op schijnt, wat onder andere goed te zien is bij [[koe]]ien, [[hond]]en, [[katachtigen]], sommige vleermuizen en alle [[krokodilachtigen]]. Al deze aanpassingen hebben ook nadelen. De dieren moeten fel daglicht vermijden, omdat hun ogen anders schade kunnen oplopen door te veel licht.
Al deze maatregelen hebben ook een nadeel. De dieren moeten fel daglicht vermijden, omdat hun ogen anders schade kunnen oplopen door te veel licht.

=== Verminderd zicht ===
Tegenover dieren die het uiterste uit het aanwezige licht proberen te halen staan de dieren die weinig of geen gebruik maken van het zicht. Veel van hun [[Morfologie (biologie)|morfologische]] aanpassingen lijken op die van dieren die altijd of meestal in het donker leven, zoals [[mol (dier)|mollen]] en [[Olm (salamander)|grottenolmen]], maar nachtdieren houden zich wel aan een [[dag-nachtritme]], wat niet altijd nodig is voor soorten die nauwelijks kans lopen om aan fel licht blootgesteld te worden. Gemeenschappelijk is wel dat de ogen vaak slecht of afwijkend ontwikkeld zijn. Ze kunnen ook [[rudimentair]] zijn of geheel ontbreken. Bekend zijn veel soorten van de al genoemde vleermuizen, maar vergeleken met de mens hebben veel diersoorten een slecht zicht, ook bij de [[dagdier]]en trouwens. Zo zien de meeste [[rups]]en en veel [[spinnenweb|webspinnen]] slecht, ongeacht of ze overdag of 's nachts actief zijn. Bekende nachtdieren met slechte ogen zijn veel [[nachtvlinder (dier)|nachtvlinder]]s, maar ook de [[egel]] en het [[everzwijn]], dat trouwens in de schemerige grenzen van de nacht ook nog wel actief is.


==Zeeleven==
==Zeeleven==
[[Peracarida|Peracaride]] [[kreeftachtigen]] zoals vele [[aasgarnalen]], [[vlokreeftjes]] en [[zeekomma's]] bezitten een uitgesproken nocturnale [[cyclus]]. Ze vertonen een duidelijke nachtelijke activiteit, waarbij de dieren zich van de zeebodem naar boven verplaatsen. Anders gezegd: overdag zitten de diertjes in het zand ingegraven en 's nachts zwermen ze naar het zeeoppervlak toe.<br>
[[Peracarida|Peracaride]] [[kreeftachtigen]] zoals vele [[aasgarnalen]], [[vlokreeftjes]] en [[zeekomma's]] bezitten een uitgesproken nocturnale [[cyclus]]. Ze vertonen een duidelijke nachtelijke activiteit, waarbij de dieren zich van de zeebodem naar boven verplaatsen. Anders gezegd: overdag zitten de diertjes in het zand ingegraven en 's nachts zwermen ze naar het zeeoppervlak toe.<br>
[[Zoöplankton]] en vissen die in de [[pelagische zone]] van de zee leven vertonen vaak een gelijkaardig nocturnaal patroon.
[[Zoöplankton]] en veel vissen die in de [[pelagische zone]] van de zee leven vertonen vaak een gelijkaardig nocturnaal patroon. Ook bij sommige [[schijfkwallen]] en de beruchte [[Chironex fleckeri|Australische zeewesp]] (een [[kubuskwal]]) is een duidelijk dag-nachtritme te zien, maar het is niet volkomen duidelijk of ze 's nachts inactief zijn. Het kan ook zijn dat ze zich overdag op andere plaatsen ophouden of een ander activiteitenpatroon hebben.


== Zie ook ==
== Zie ook ==

Versie van 23 dec 2012 13:39

Bioscoopjournaal uit 1947. Nachtdieren in het tropisch regenwoud van Suriname.
Australische spookvleermuis (Macroderma gigas)

Een nachtdier is een dier dat hoofdzakelijk 's nachts actief is (dit wordt als nachtactieve- of nocturnale levenswijze aangeduid). Nachtdieren zoeken hun voedsel als het donker is, omdat ze dan voor potentiële vijanden minder goed zichtbaar zijn, of juist omdat ze hun prooien ongemerkt willen verrassen. Vaak zijn de prooidieren ook alleen maar in de nacht actief. Ook kunnen er klimatologische oorzaken zijn, zoals grote hitte overdag.

Evolutionaire aanpassingen

Veel nachtdieren zijn door selectiedruk aangepast aan het nachtelijke leven, onder meer door een goed ontwikkeld gehoor, tast- en/of reukvermogen. Sommige nachtdieren hebben ogen waarmee ze goed in het donker kunnen zien, terwijl andere juist een verminderd gezichtsvermogen hebben en vrijwel volledig afhankelijk zijn van hun overige zintuigen. Snorharen om de omgeving af te tasten komen voor bij veel zoogdieren en sommige vleermuizen gebruiken hun stem en gehoororganen als sonarsysteem. Herkauwers hebben hun spijsvertering zodanig aangepast, dat zij het overdag verzamelde (plantaardige) voedsel tijdens de nachturen op een veilige plaats verder kunnen verteren. Overdag slapen nachtdieren overwegend in donkere holen of andere schuilplaatsen.

Bij dieren die recent overgeschakeld zijn op een nachtactieve levenswijze, ontbreken dergelijke aanpassingen geheel of grotendeels. Zo zijn bepaalde groepen van de bosolifant in de twintigste eeuw 's nachts gaan fourageren, waarschijnlijk om de mens te ontlopen, maar dieren uit deze populaties zijn genetisch niet of nauwelijks te onderscheiden van soortgenoten. Het staat ook te bezien of deze gedragsaanpassing blijvend is.

Ogen

Nachtzicht

De bouw van de ogen hoeft bij gewervelde nachtdieren niet wezenlijk anders te zijn dan bij mensen. Voor een goed nachtzicht zijn de pupillen vaak groot, zodat er veel licht in kan vallen. De ogen zelf zijn ook vaak groot in verhouding tot de kop van het dier, zodat er veel staafjes in passen waardoor ze goed in het donker kunnen zien. Doordat er in het netvlies veel staafjes zitten, passen er wel minder kegeltjes in, zodat kleuren minder kunnen worden waargenomen. Het belangrijkste verschil is, dat er bij veel nachtdieren tapetum achter het netvlies zit, een reflecterende laag die het licht nog een keer op de staafjes werpt. Dat zorgt ervoor dat veel lichtstralen twee keer waargenomen worden, zodat er veel minder licht nodig is om het object te kunnen onderscheiden. Door de reflecterende laag licht zo'n oog op als er licht op schijnt, wat onder andere goed te zien is bij koeien, honden, katachtigen, sommige vleermuizen en alle krokodilachtigen. Al deze aanpassingen hebben ook nadelen. De dieren moeten fel daglicht vermijden, omdat hun ogen anders schade kunnen oplopen door te veel licht.

Verminderd zicht

Tegenover dieren die het uiterste uit het aanwezige licht proberen te halen staan de dieren die weinig of geen gebruik maken van het zicht. Veel van hun morfologische aanpassingen lijken op die van dieren die altijd of meestal in het donker leven, zoals mollen en grottenolmen, maar nachtdieren houden zich wel aan een dag-nachtritme, wat niet altijd nodig is voor soorten die nauwelijks kans lopen om aan fel licht blootgesteld te worden. Gemeenschappelijk is wel dat de ogen vaak slecht of afwijkend ontwikkeld zijn. Ze kunnen ook rudimentair zijn of geheel ontbreken. Bekend zijn veel soorten van de al genoemde vleermuizen, maar vergeleken met de mens hebben veel diersoorten een slecht zicht, ook bij de dagdieren trouwens. Zo zien de meeste rupsen en veel webspinnen slecht, ongeacht of ze overdag of 's nachts actief zijn. Bekende nachtdieren met slechte ogen zijn veel nachtvlinders, maar ook de egel en het everzwijn, dat trouwens in de schemerige grenzen van de nacht ook nog wel actief is.

Zeeleven

Peracaride kreeftachtigen zoals vele aasgarnalen, vlokreeftjes en zeekomma's bezitten een uitgesproken nocturnale cyclus. Ze vertonen een duidelijke nachtelijke activiteit, waarbij de dieren zich van de zeebodem naar boven verplaatsen. Anders gezegd: overdag zitten de diertjes in het zand ingegraven en 's nachts zwermen ze naar het zeeoppervlak toe.
Zoöplankton en veel vissen die in de pelagische zone van de zee leven vertonen vaak een gelijkaardig nocturnaal patroon. Ook bij sommige schijfkwallen en de beruchte Australische zeewesp (een kubuskwal) is een duidelijk dag-nachtritme te zien, maar het is niet volkomen duidelijk of ze 's nachts inactief zijn. Het kan ook zijn dat ze zich overdag op andere plaatsen ophouden of een ander activiteitenpatroon hebben.

Zie ook