Wet van Mozes: verschil tussen versies

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
kGeen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 3: Regel 3:


Volgens [[rabbijn]]se traditie bevat de Thora 613 ''mitswot'', geboden en verboden. Sommige van deze wetten zijn alleen van toepassing op mannen of op vrouwen, op [[priester]]s (''kohaniem'') of op leden van de stam van [[Levi (Hebreeuwse Bijbel)|Levi]], op personen die zich met de landbouw bezighouden. Vele geboden en verboden zijn niet meer relevant, omdat zij betrekking hebben op de periode toen de [[Joodse tempel]] nog bestond. Minder dan 300 van deze geboden zijn vandaag de dag nog toepasbaar.
Volgens [[rabbijn]]se traditie bevat de Thora 613 ''mitswot'', geboden en verboden. Sommige van deze wetten zijn alleen van toepassing op mannen of op vrouwen, op [[priester]]s (''kohaniem'') of op leden van de stam van [[Levi (Hebreeuwse Bijbel)|Levi]], op personen die zich met de landbouw bezighouden. Vele geboden en verboden zijn niet meer relevant, omdat zij betrekking hebben op de periode toen de [[Joodse tempel]] nog bestond. Minder dan 300 van deze geboden zijn vandaag de dag nog toepasbaar.

== Gebruik van de term ==
In de Hebreeuwse Bijbel worden meerdere termen gebruikt voor (door God gegeven) geboden, zoals ''mišpātîm'', ''chuqqîm'', ''miṣwôt'', ''dǝvārîm''. De term ''tôrāh'' heeft een bijzondere rol, maar is niet uitsluitend een verwijzing naar de Wet van Mozes.<ref>Zie bijvoorbeeld Deuteronomium 33:10; Jeremia 18:18; Hosea 4:6; Spreuken 1:8; 3:1; 6:20; 13:14; 28;4,7,9; 31:26</ref> Naar de Wet van Mozes werd verwezen met ''sefær ha-tôrāh'', "wetboek",<ref>Deuteronmium 28:61</ref> ''sefær tôrat mošæh'', "boek met de Wet van Mozes",<ref>Nehemia 8:1</ref> of ''sefær tôrat hā-´älohîm'', "boek met de Wet van God".<ref>Neh 8:8,18</ref> De Wet van Mozes was in elk geval een aanduiding die breder was dan alleen van de [[Tien Geboden]].


== Misjna ==
== Misjna ==

Versie van 27 apr 2019 14:49

Maquette van de Tempel van Jeruzalem

De Wet van Mozes of Mozaïsche wet (Hebreeuws: תֹּורַת מֹשֶׁה, Torat Moshe; in de Septuagint: νόμος Μωυσῆ, nómos Mōusē, "woord van Mozes", "leer van Mozes") is de naam die in de Hebreeuwse Bijbel wordt gegeven aan de religieuze wet van de Israëlieten.[1] Het is in bredere zin ook een aanduiding van de eerste vijf boeken van de Hebreeuwse Bijbel, omdat deze traditioneel aan Mozes werden toegeschreven. Deze "Vijf boeken van Mozes" staan ​​in het Jodendom bekend als de Thora ("Wet").

Volgens rabbijnse traditie bevat de Thora 613 mitswot, geboden en verboden. Sommige van deze wetten zijn alleen van toepassing op mannen of op vrouwen, op priesters (kohaniem) of op leden van de stam van Levi, op personen die zich met de landbouw bezighouden. Vele geboden en verboden zijn niet meer relevant, omdat zij betrekking hebben op de periode toen de Joodse tempel nog bestond. Minder dan 300 van deze geboden zijn vandaag de dag nog toepasbaar.

Gebruik van de term

In de Hebreeuwse Bijbel worden meerdere termen gebruikt voor (door God gegeven) geboden, zoals mišpātîm, chuqqîm, miṣwôt, dǝvārîm. De term tôrāh heeft een bijzondere rol, maar is niet uitsluitend een verwijzing naar de Wet van Mozes.[2] Naar de Wet van Mozes werd verwezen met sefær ha-tôrāh, "wetboek",[3] sefær tôrat mošæh, "boek met de Wet van Mozes",[4] of sefær tôrat hā-´älohîm, "boek met de Wet van God".[5] De Wet van Mozes was in elk geval een aanduiding die breder was dan alleen van de Tien Geboden.

Misjna

De meeste religieuze Joden volgens niet alleen de Thora, maar ook de Misjna, de mondelinge wet, die inmiddels wel is vastgelegd. Het rabbijnse jodendom heeft altijd gesteld dat de geschreven boeken van de Thora op hetzelfde moment door God aan Mozes werden gegeven als de mondelinge wet. Zij baseren zich hierin op de tekst van de Thora, waarin vele woorden ongedefinieerd blijven en vele procedures zonder verklaring of instructies worden vermeld; dit, stellen zij, betekent dat de lezer verondersteld wordt met andere details vertrouwd te zijn, en daaronder vallen de mondelinge bronnen. Er bestaan en bestonden echter ook Joodse groepen die zich alleen op de geschreven tekst van de Thora baseren, namelijk de Sadduceeërs, Beta Israël en de Karaïeten.

De Misjna, die gezien kan worden als parallelle reeks van materiaal aan de Thora, werd oorspronkelijk mondeling overgebracht. In 3e eeuw C.E. werd tegen de tijd van Rabbijn Jehoeda Hanassi veel van het mondelinge materiaal vastgelegd. In de loop van de volgende vier eeuwen onderging deze wet bespreking en debat door joodse gemeenschappen in zowel het land van Israël als in Babylonië. Er commentaren op de Misjna geschreven die gebundeld werden en bekend zijn geworden als de Talmoeds van Babylonië en die van het land van Israël. Deze zijn op hun beurt weer becommentarieerd door vele Thora-geleerden.

Halacha

De huidige Halacha, de rabbijnse levensvoorschriften, zijn gebaseerd op een gecombineerde lezing van de Thora en de mondelinge traditie - de Misjna, Midrasj, Talmoed en de vele commentaren daarop. Doordat de Halacha een precedent-gebaseerd systeem is, heeft het zich langzaam ontwikkeld. De literatuur van vragen aan rabbijnen en hun overwogen antwoorden, worden opgenomen in de responsa-literatuur. Dit wordt in het Hebreeuws aangeduid met Sjeëlot Oetesjoewot, hetgeen vragen en antwoorden betekent. Aangezien er altijd weer vragen rijzen blijven praktijken zich ontwikkelen. Daarom worden codes van de Joodse wet geschreven die op responsa gebaseerd zijn; de voornaamste code daarvan, de Sjoelchan Aroech, bepaalt grotendeels de Joodse religieuze praktijk tot vandaag de dag. Een voorbeeld kan zijn de vraag of met de sjabbat een lift gebruikt kan worden, die aanleiding vindt in moderne ontwikkelingen.

Joodse plichten en gebruiken

Joden die volgens de tradities leven, volgen een groot aantal plichten en gebruiken die ook voor buitenstaanders zichtbaar zijn. Deze zijn onder meer:

  • Sjabbat: de vrijdagavond en zaterdag, wanneer joden naar de synagoge gaan en niet werken.
  • Kasjroet: een stelsel van spijswetten, waaruit onder andere volgt dat joden geen varkensvlees mogen eten, en dat melkproducten en vlees niet gelijktijdig gebruikt mogen worden.
  • Mezoeza: aan de deurpost van een woning is een houder bevestigd met daarin een rolletje perkament met de tekst van een belangrijk gebed, het Sjema.
  • Tefilien: gebedsriemen die gedragen worden tijdens het bidden, ook met houders voor heilige teksten.
  • Keppel: joodse mannen lopen met bedekt hoofd. Ze dragen bijvoorbeeld een hoed, maar vaak ook een keppel.
  • Talliet (gebedskleed) met tsietsiet, symbolische franjedraden, al dan niet permanent gedragen of alleen tijdens de ochtenddienst.
  • Briet mila: joodse jongetjes worden op de achtste dag na hun geboorte besneden.
  • Bar en bat mitswa: joodse kinderen worden vanaf hun bar mitswa (voor jongens: 13 jaar) of bat mitswa (voor meisjes: 12 jaar) als volwassen gezien in de ogen van de joodse wetgeving. Zij zijn dan ook verantwoordelijk voor het naleven van de geboden en verboden (mitswot).
  • Choepa: een soort afdak gebruikt tijdens het joodse huwelijk.
  • Matzes: ongerezen brood eten tijdens Pesach, het herdenkingsfeest voor de uittocht uit Egypte.

Zie ook