The Doobie Brothers

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
The Doobie Brothers
The Doobie Brothers tijdens optreden in Melbourne.
Achtergrondinformatie
Jaren actief 1970 - 1982
1987 -
Oorsprong San Jose, Californië, Verenigde Staten
Genre(s) Rock, poprock, countryrock, r&b, soul
Label(s) Warner Bros. Records, Capitol Records, Arista Records
Verwante acts Southern Pacific, Steely Dan, Tower of Power
Leden
Tom Johnston
Patrick Simmons
John McFee
John Cowan
Guy Allison
Marc Russo
Tony Pia
Ed Toth
Michael McDonald
Officiële website
(en) IMDb-profiel
(en) Allmusic-profiel
(en) Last.fm-profiel
(en) Discogs-profiel
(en) MusicBrainz-profiel
Portaal  Portaalicoon   Muziek

The Doobie Brothers is een Amerikaanse rockband afkomstig uit San Jose, Californië. De kern wordt gevormd door zanger-gitaristen Tom Johnston en Patrick Simmons. De band is vooral bekend van hun hits Long Train Running, What a Fool Believes en Listen to the Music. De band heeft wereldwijd meer dan 40 miljoen albums verkocht.

Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

1969-1971; beginperiode en debuutalbum[bewerken | brontekst bewerken]

De band wordt in 1969 opgericht door zanger/gitarist/songschrijver Tom Johnston en drummer John Hartman. Ze werden aan elkaar voorgesteld door Moby Grape-gitarist Skip Spence (ex- Jefferson Airplane). De band heet in eerste instantie Pud, experimenteert met zowel de bezetting als met diverse muziekstijlen, en doet optredens in de omgeving van San José. Ze vormen hoofdzakelijk een trio met bassist Greg Murphy en krijgen tijdelijk versterking van een blazerssectie.

In de loop van 1970 komen bassist Dave Shogren en zanger/gitarist/songschrijver Patrick Simmons bij de band. Simmons heeft dan al bij diverse andere bands gespeeld maar ook als solo-artiest. Hij is een begenadigd fingerstyle gitarist, en zijn stijl past uitstekend bij de ritmische aanslagtechniek van Johnston. De uiteindelijke bandnaam wordt bedacht door een huisgenoot van Johnston; het is hem opgevallen dat de jongens gek zijn op doobies (de Californische benaming voor joint, stickie) en bovendien vindt hij het veel beter klinken dan Pud.

De Doobie Brothers schaven hun speeltechniek bij door veelvuldig op te treden in Noord-Californië in 1970. Vooral bij de lokale afdelingen van de Hells Angels vergaart de band grote populariteit en krijgt op die manier een residentie in het Chateau Liberte, ook een favoriete locatie van de Hells Angels. Een van deze energieke optredens (in 1980 uitgebracht als de bootleg Introducing The Doobie Brothers) bezorgt de band een platencontract bij Warner Bros.

In deze periode is het imago van de band nog gelijk aan dat van hun grootste fans: leren jacks en motoren. Het in april 1971 uitgebrachte debuutalbum (geproduceerd door Ted Templeman) brengt daar echter verandering in: het bevat duidelijke country-invloeden en legt vooral de nadruk op akoestische gitaren. De eerste single, Nobody, wordt geen hit (net als het album) maar is vandaag de dag nog regelmatig te horen bij liveoptredens.

Tijdens de bijbehorende tournee wordt de bezetting uitgebreid met percussionist/tweede drummer en oud-marinier Michael Hossack. Als de Doobie Brothers daarna de studio ingaan om hun tweede album op te nemen krijgt Shogren ruzie met Templeman en houdt hij het voor gezien. Tiran Porter, met wie Simmons in Scratch heeft gespeeld, wordt de nieuwe bassist; zijn stijl is funkyer en zijn baritonstem is een aanvulling op de samenzang van Johnston en Simmons.

1972-1974; doorbraak[bewerken | brontekst bewerken]

Doobie Bros in TopPop (jan. 1974)

In augustus 1972 verschijnt de single Listen to the Music die op 2 september de 11e plaats in de Billboard top 100 haalt. Het is de voorbode van het tweede album Toulouse Street dat in oktober wordt uitgebracht. Samen met Templeman, manager Bruce Cohn en geluidsman Don Landee (maar ook met hulp van Little Feat-pianist Bill Payne) is de band erin geslaagd om een gepolijste smeltkroes van r&b, country, bluegrass, heavy metal en rock-'n-roll neer te zetten, en dankzij een verblijf van 119 weken wordt het album niet alleen goud maar ook platina. Eind 1972 wordt Jesus Is Just Alright de tweede single; met een 35e plaats doet het een stuk beter dan de Byrds-versie die in februari 1970 niet verder kwam dan nr. 97.

In april 1973 scoren de Doobies hun eerste top 10-hit met Long Train Runnin', de voorbode van het in juni te verschijnen album The Captain & Me; het haalt de zevende plaats en de tweede single China Grove wordt in augustus een nr. 15-notering. Andere nummers op Captain zijn Simmons' country-pastiche South City Midnight Lady en het stevig rockende Without You dat door de hele band is geschreven. Bij liveoptredens wil laatstgenoemd nummer nog weleens uitlopen in een vijftien minuten durende jam met geïmproviseerde teksten van Johnston, zoals te horen in de opnamen die zijn gemaakt voor de eerste aflevering van Rock Concert.

Ondertussen is Michael Hossack in september opgestapt om zijn eigen band (Bonaroo) op te richten; hij wordt vervangen door Keith Knudsen. In december 1973 wordt Tom Johnston gearresteerd wegens marihuana-bezit.

In 1974 verschijnt What Were Once Vices Are Now Habits; dit vierde album haalt toepasselijk de vierde plaats en bevat bijdragen van zowel Hossack als Knudsen en Steely Dan-gitarist Jeff 'Skunk' Baxter die bij enkele optredens meedoet als gastmuzikant. Als Steely Dan in juli met toeren stopt treedt Baxter in vaste dienst van de Doobies. De eerste single Another Park Another Sunday komt niet verder dan nr. 32 maar de B-kant, het door Simmons gezongen Black Water, wordt in december 1974 de eerste #1-hit en verkoopt meer dan twee miljoen exemplaren.

Tijdens de Vices & Habits-tournee krijgt de band regelmatig versterking van de Memphis Horns (ook in de studio); het schema is echter zo zwaar dat Tom Johnston door oververmoeidheid verstek laat gaan voor een oudejaarsconcert met de Beach Boys, Chicago en Olivia Newton John. Dit is slechts een voorproefje van wat hem te wachten staat.

Begin 1975 komen de Doobie Brothers naar Nederland voor twee concerten in de Amsterdamse Jaap Edenhal (29 en 30 januari) en een bezoek aan de Toppop-studio (7 februari) om het dan drie jaar oude Listen To The Music te playbacken.

In het voorjaar verschijnt Stampede, de tweede nr. 4-notering en de vierde gouden plaat. Op dit western-getinte album waagt Johnston zich aan de Motown-cover Take Me In Your Arms en krijgt hij bijval van Ry Cooder in de countrysong Rainy Day Crossroad Blues. Simmons levert het atmosferische I Cheat The Hangman en Neal's Fandango, een eerbetoon aan Santa Cruz in het algemeen en Jack Kerouac en Neal Cassady in het bijzonder.

Take Me In Your Arms wordt de eerste single en haalt in mei de elfde plaats, maar vlak na de aftrap van de Stampede-tournee slaat het noodlot toe; Tom Johnston wordt in het ziekenhuis opgenomen met maagbloedingen. Over de oorzaak vertelt hij in 2004 aan het maandblad Aloha "Op de middelbare school (had ik) al last van dezelfde kwaal, maar het rock 'n roll bestaan heeft de boel wel gekatalyseerd. Niet slapen, slecht eten, altijd onderweg zijn, niet voor jezelf zorgen. Dat heeft me de das omgedaan".

The show must go on en op advies van Baxter wordt Michael McDonald aangetrokken als invaller. De pianist, eveneens afkomstig uit Steely Dan, deelt Johnston's zangpartijen - waaronder Take Me In Your Arms - met Porter, Knudsen en Simmons die op zijn beurt de gitaarsolo's met Baxter deelt.

1976-1981; de McDonald-jaren[bewerken | brontekst bewerken]

De Doobie Brothers met rechtsonder Michael McDonald (1976)

"Mijn vertrouwen (in de band) was niet al te groot omdat ik alleen maar was ingehuurd om de (tournee) af te maken" vertelt Michael McDonald aan het muziekblad Aloha. Maar dat verandert als de Doobies de studio ingaan voor een nieuwe plaat en Johnston door zijn gezondheidsproblemen slechts een nummer (Turn It Loose) heeft kunnen bijdragen plus wat achtergrondzang op Simmons' Wheels of Fortune terwijl zijn afwezigheid wordt verwoord in Porters For Someone Special. McDonald stelt vier van zijn songs beschikbaar waarmee hij voor een koerswijziging zorgt en definitief tot de band toetreedt.

Het in april 1976 uitgebrachte Takin' It To The Streets wordt echter een groot succes en McDonald's soulstem groeit uit tot het nieuwe handelsmerk van de band. Op 24 augustus 1977 kwam de band in deze bezetting naar Nederland.

Tom Johnston was begin 1976 even terug (onder andere bij het gefilmde concert in de Winterland, San Francisco) totdat hij door oververmoeidheid weer afhaakte. Voor de in 1977 te verschijnen opvolger (Livin' In A Fault Line) schrijft Johnston vier songs, maar vlak voor de release laat hij deze weer verwijderen vanwege de ondermaatse kwaliteit. Tom Johnston houdt het voor gezien en begint een solocarrière; met wisselend succes brengt hij twee albums uit op Warner, Everything You've Heard Is True (1979) en Still Feels Good (1981).

Fault Line gaat verder op de ingeslagen weg en bevat onder andere de Motown-cover Little Darling (I Need You), Echoes Of Love (was oorspronkelijk bedoeld voor Al Green) en You Belong To Me (later heropgenomen door medeauteur Carly Simon met hulp van de Doobies zelve). Het album wordt gepromoot met een gastrol in de comedyserie What's Happening en een concert in het muziekprogramma Soundstage-concert.

De McDonald-jaren bereiken in 1978 hun hoogtepunt met Minute by Minute (waaraan Johnston een gastbijdrage heeft geleverd); zowel het album als de single What a Fool Believes (geschreven met Kenny Loggins die de oorspronkelijke versie opnam) worden #1 en slepen maar liefst drie Grammy Awards in de wacht.

Ondertussen begint het succes z'n tol te eisen; Jeff Baxter (wegens artistieke meningsverschillen met McDonald), John Hartman (hij gaat bij Johnston aan de slag) en de tot percussionist/zanger gepromoveerde roadie Bobby La Kind vertrekken na een televisie-optreden in Saturday Night Live (27 januari 1979) en een tournee door Japan. Vervangers worden gevonden in gitarist John McFee, drummer Chet McCracken en saxofonist/pianist/zanger Cornelius Bumpus (onder andere Jesus Is Just Allright, Listen To The Music Long Train Running). Met deze bezetting worden er in New York (Madison Square Garden en Central Park) twee No Nukes-concerten gegeven met gelijkgestemde artiesten als Bonnie Raitt, Crosby, Stills & Nash, James Taylor, Carly Simon, Jackson Brown en Bruce Springsteen.

In 1980 verschijnt One Step Closer; hoewel Real Love en het door Bumpus gezongen titelnummer weer hits worden blijft het album achter bij de drie voorgangers. De reden is dat de Amerikaanse hitlijsten zo langzamerhand volstaan met platen die klakkeloos de McDonald-sound kopiëren, al dan niet met medewerking van McDonald zelf. In Nederland spreekt de OOR van "het What A Fool Believes-syndroom", en ook anderen vinden dat de Doobie Brothers zijn verworden tot McDonalds begeleidingsband.

Ondertussen is Tiran Porter opgestapt omdat hij het eindeloos toeren en het overmatige cocaïnegebruik zat is; hij wordt vervangen door sessiebassist Willie Weeks. Ook Keith Knudsen gaat afkicken; tijdens zijn afwezigheid valt Andy Newmark in. Bobby LaKind daarentegen is terug als vast bandlid.

1982; afscheidstournee[bewerken | brontekst bewerken]

Backstage in de Greek Theater in Berkeley, Californië in 1982

Toen Pat Simmons eind 1981 z'n vertrek aankondigde werd de rest voor de keuze gesteld; doorgaan als de Doobie Brothers zonder de originele leden en zonder de originele sound of stoppen. Na een repetitie zonder Simmons kozen ze voor het laatste, maar niet alvorens een afscheidstournee te hebben ondernomen. Simmons onderbrak de opnamen van zijn eerste soloplaat om mee te doen, op voorwaarde dat dit echt de laatste keer was. Het slotconcert in Berkeley (Greek Theater) op 11 september 1982 werd live uitgezonden op televisie. In de toegift maakte Tom Johnston zijn opwachting om nog 'eenmaal' zijn China Grove ten gehore te brengen. Tiran Porter, Michael Hossack en John Hartman kwamen meedoen tijdens een lange versie van Listen to the Music. Knudsen nam de zang op zich, zoals hij dat in de voorbije jaren had gedaan, terwijl Johnston gitaarbattles aanging met Simmons en McFee. In 1983 verscheen het livealbum Farewell Tour.

1983-1986; de solojaren[bewerken | brontekst bewerken]

In 1983 bracht Pat Simmons zijn eerste soloplaat uit; Arcade bevatte gastbijdragen van Michael McDonald en Tom Johnston, maar een groot succes werd het niet.

De solocarrière van McDonald werd wel een succes; al in 1982 had hij zijn eerste hit te pakken met I Keep Forgettin' (in 1994 gesampled door rappers Warren G en Nate Dogg in hun Regulate) en tussen 1984 en 1986 scoorde hij met nummers als Ya Mo B There (met James Ingram), On My Own (met Patti LaBelle) en Sweet Freedom (opgenomen voor de soundtrack van de film Running scared).

In 1985 sloten Tom Johnston en Michael Hossack zich aan bij Border Patrol, een band die veelvuldig door het Amerikaanse clubcircuit toerde zonder ooit plaatopnamen te hebben gemaakt. In 1986 herenigde Johnston zich met Pat Simmons (die ook korte tijd bij Border Patrol had gespeeld) voor een vergeefse poging om een duo-album te maken; daarna nam Johnson voor de soundtrack van Dirty Dancing het Huey Lewis & the News-achtige nummer Where Are You Tonight ? op.

Keith Knudsen en John McFee richtten de countryband Southern Pacific op waarmee ze vier albums uitbrachten.

1987; de wederopstanding[bewerken | brontekst bewerken]

Tijdens de Doobie-loze jaren gaven diverse leden, in wisselende samenstellingen, kerstconcerten voor een kinderziekenhuis. In 1987 kwam het dan tot een echte reünie wanneer Keith Knudsen een benefietconcert organiseerde voor de Vietnamveteranen en elf ex-Doobies zover wist te krijgen om daaraan mee te doen; Tom Johnston, Pat Simmons, Jeff Baxter, John McFee (vier gitaristen), John Hartman, Michael Hossack, Chet McCracken, Bobby LaKind (zes drummers/percussionisten; Knudsen en Templeman incluis) Michael McDonald, Cornelius Bumpus (twee pianisten) en Tiran Porter (de enige bassist; Willie Weeks had studioverplichtingen en Dave Shogren was niet uitgenodigd). Door overweldigende belangstelling werd het concert een tournee langs twaalf steden met elke avond een andere setlijst in een andere bezetting. McDonald, McFee en Knudsen waren niet aanwezig bij de finale op het Peace Concert in Moskou op 4 juli.

1989-1991; Cycles en Brotherhood[bewerken | brontekst bewerken]

Wegens groot succes besloot de band verder te gaan op basis van de bezetting waarmee Toulouse Street en The Captain & Me waren opgenomen; Johnston, Simmons, Hartman, Porter en Hossack aangevuld met LaKind. In 1989 verscheen het album Cycles dat herinneringen opriep aan het pre-McDonald-tijdperk en twee singles voortbracht; het China Grove-achtige The Doctor en de Isley Brothers-cover Need A Little Taste Of Love, beide gezongen door Johnston. Cycles haalde de gouden status en werd gepromoot met een tournee waaraan ook Bumpus meedeed; samen met Simmons zong hij het enige nummer op de setlijst uit de McDonald-jaren; One Step Closer. Versterking kwam er van toetsenist/gitarist Dale Ockerman en percussionisten/zangers Richard Bryant en Jimi Fox; die laatste twee vervingen Bobby LaKind die moest afhaken nadat er darmkanker bij hem was vastgesteld.

Nadat ook het oude imago in ere was hersteld brachten de Doobie Brothers in 1991 de opvolger van Cycles uit; Brotherhood werd als een van hun beste albums beschouwd, maar wist het succes van zijn voorganger niet te evenaren; alleen Simmons' Dangerous zou uitgroeien tot een liveklassieker. Brotherhood kwam slechts tot een 82e plaats in de Amerikaanse album top 100, en de bijbehorende tournee (ditmaal zonder Bumpus) werd een financiële mislukking.

1992-1999; komen en gaan van oude bekenden[bewerken | brontekst bewerken]

In maart 1992 speelde McDonald mee tijdens een eenmalig optreden in Memphis. Op 17 en 18 oktober kwam de benefietbezetting bijeen voor twee concerten in Concord, Californië om geld in te zamelen voor het gezin van Bobby LaKind; LaKind was zelf ook aanwezig en ondanks zijn verslechterde gezondheidstoestand beschikte hij nog over voldoende kracht om een paar nummers mee te spelen. Beide concerten werden opgenomen en uitgezonden met een oproep om het LaKind-fonds te steunen. Bobby LaKind overleed op 24 december 1992.

In 1993 besloten John Hartman en Tiran Porter om er definitief mee te stoppen. Porter bracht in 1995 zijn enige soloalbum uit (Playing To An Empty House) en zette zijn carrière voort bij Stormin' Norman & the Cyclones, de Beatles tributeband White Album Ensemble, en met gastoptredens bij Moby Grape.

Het vertrek van Porter en Hartman betekende echter de terugkeer van Willie Weeks, Keith Knudsen en ook Cornelius Bumpus. Tijdens de 22 concerten die plaatsvonden tussen 7 augustus en 6 september 1993 was Pat Simmons zijn eigen voorprogramma als lid van Four Wheel Drive. Halverwege de tournee hielden Weeks en Bumpus het voor gezien; Weeks had studioverplichtingen en Bumpus (gastmuzikant op Donald Fagens soloalbum Kamakiriad) stapte over naar het herenigde Steely Dan. Ze worden vervangen door Four Wheel Drive-bandlid John Cowan en Danny Hull. Chet McCracken viel in voor de gewonde Hossack.

Ondertussen scoorden de Doobies Engelse top 40-hits met remixuitvoeringen van Long Train Runnin' en Listen To The Music.

In juli 1994 kwamen de Doobie Brothers samen met Foreigner naar Europa, Australië en Nieuw-Zeeland. Tijdens enkele concerten werden ook weer nummers van Michael McDonald gespeeld; de in 1995 aangetrokken bassist Skylark zong samen met Simmons Takin' it to the Streets. Dankzij een open deur-beleid voor oud-bandleden was McDonald zelf te gast tijdens de Dreams Come True tournee van dat jaar met de Steve Miller Band. Naast de teruggekeerde Bumpus speelden Chet McCracken en Bernie Chiaravalle mee als invallers voor Keith Knudsen en John McFee. In 1996 verschijnt de live-registratie Rockin' Down The Highway: The Wildlife Concert; McDonald was vertegenwoordigd met drie nummers en bleef gastoptredens verzorgen tijdens benefietconcerten en besloten feesten.

Voor Chet McCracken, Dave Shogren en Cornelius Bumpus viel de deur echter in het slot toen ze een Doobie Brothers-tributeband oprichtten en de echte Doobies hen voor de rechter sleepten wegens naamsmisbruik. Shogren en Bumpus overleden respectievelijk in 1999 (doodsoorzaak onbekend) en 2004 (hartaanval in het vliegtuig naar Californië).

Ondertussen was Dale Ockerman vervangen door Guy Allison (ex-Moody Blues en Air Supply) en Danny Hull door Marc Russo. Pat Simmons bracht zijn tweede solo-album uit dat alleen in Japan verkrijgbaar was.

2000-2009; Siblin Rivalry[bewerken | brontekst bewerken]

Na de cd-box Long Train Runnin' 1970-2000 (geremasterde nummers, restmateriaal, live-opnamen en een studioversie van de succesvolle live-cover Little Bitty Pretty One) verscheen in 2000 dan eindelijk een nieuw album. Siblin' Rivalry bevatte nummers van alle bandleden en leverde daardoor een diversiteit aan stijlen op. Volgens critici was dat juist de reden dat het album niet verkocht; ook Tom Johnston liet zich ontvallen geen voorstander te zijn van deze elk-wat-wils aanpak.

In 2001 kreeg Michael Hossack een motorongeluk; tijdens zijn herstel nam M.B. Gordy zijn plaats in terwijl Marc Russo tijdelijk werd vervangen door Ed Wynne.

In 2004 werden de Doobies opgenomen in de Vocal Group Hall of Fame en kwamen ze naar Europa voor een paar concerten; 3 februari, de dag waarop Bumpus overleed, stonden ze in de Heineken Music Hall.

Na terugkeer van Hossack bleef Gordy tot 2005 aanwezig als percussionist. Datzelfde jaar overleed Keith Knudsen aan leukemie; Ed Toth (ex-Vertical Horizon) nam zijn plaats in.

Datzelfde jaar gaven de Doobie Brothers de eerste van drie jaarlijkse benefietconcerten voor Bruce Cohn; in 2006 kregen ze versterking van Michael McDonald die na een magere periode in de jaren 90 weer succes had met zijn reeks soulcoveralbums.

In 2007 onderging Tom Johnston een keeloperatie en moest hij een deel van de zomertournee aan zich voorbij laten gaan. Simmons en McFee vingen zijn afwezigheid op en bleven ook na Johnstons terugkeer vocale ondersteuning bieden.

In augustus 2008 raakte Michael Hossack gewond bij een taxi-ongeluk waardoor hij meer dan een half jaar uit de running was. Ondertussen toerde de band met Chicago.

Op 1 januari 2009 speelden de Doobies tijdens de pauze van de FedEx Orange Bowl footballwedstrijd in Miami, Florida. In de zomer deed de band een reeks gezamenlijke optredens met Bad Company.

2010-2019; World Gone Crazy en Southbound[bewerken | brontekst bewerken]

In de zomer van 2010 toerde de band weer met Chicago. Skylark en Hossack waren er om gezondheidsredenen niet bij. In september verscheen het album World gone crazy dat als vanouds door Templeman werd geproduceerd. O.a. Michael McDonald, Willie Nelson en Santana-percussionist Karl Perazzo verleenden gastbijdragen. Johnston zei over het titelnummer "(Het is) deels geïnspireerd door het feit dat de wereld is doorgeslagen; wat er nu allemaal gebeurt zou twintig jaar geleden ondenkbaar zijn geweest".

In 2012 overleed Hossack (maart) aan kanker en werd een dvd uitgebracht met een documentaire en televisieoptredens.

In 2014 bracht de band het countryalbum Southbound uit waarop Michael McDonald weer meedeed als vast bandlid.

Op 6 november 2017 gaven de Doobie Brothers een concert in de TivoliVredenburg in Utrecht. De band bestond o.a. uit Tom Johnston, Patrick Simmons, Marc Russo (o.a. sax), John McFee (o.a. viool), Ed Toth (drums), John Cowan (bas) en Little Feat-bandlid Bill Payne (keyboard). Percussionist Marc Quiñones (ex-Allman Brothers) sloot zich in mei 2018 aan.

Op 15 en 16 november 2018 keerde de band na 25 jaar terug naar het Newyorkse Beacon Theatre voor twee concerten met integrale uitvoeringen van Toulouse Street en The Captain and Me plus andere nummers. Beide concerten werden opgenomen voor een live-album dat op 28 juni 2019 werd uitgebracht. Diezelfde zomer toerden de Doobie Brothers met Santana.

Op 28 november 2019 werd ook de Ryman Auditorium in Nashville aangedaan voor integrale uitvoeringen van integrale uitvoeringen van Toulouse Street en The Captain and Me. In de toegift kwam Michael McDonald het podium op voor Takin' It to the Streets.

2020; coronapandemie[bewerken | brontekst bewerken]

De Doobie Brothers zouden in februari 2020 acht concerten geven in Las Vegas; het werden er slechts drie wegens omdat bij Simmons een vroege vorm van corona werd vastgesteld. Een maand later brak de coronapandemie uit waardoor de tournee ter gelegenheid van het vijftigjarig jubileum moest worden uitgesteld tot 2021. Tijdens de lockdown namen de Doobies thuis nieuwe versies op van Black Water, Listen to the Music en Takin' it to the Streets. Deze werden gepost op hun Youtube- en Facebook-accounts. Verder namen ze coverversies op van Traffic's Feelin' Alright en Eric Clapton's Let it Rain. Hiervoor werd de hulp ingeroepen van respectievelijk Dave Mason en Peter Frampton.

Op 7 november 2020 werden de Doobie Brothers met vijf andere bands ingehuldigd in de Rock and Roll Hall of Fame. Naast de overlevende (ex-)bandleden vielen ook Keith Knudsen en Michael Hossack postuum deze eer te beurt. De inhuldiging zou oorspronkelijk op 2 mei 2020 in Cleveland plaatsvinden, maar werd nu virtueel uitgezonden door HBO Max; Johnston, McDonald en Simmons hadden hun speeches vooraf opgenomen.

2021-2022; vijftigjarig jubileum en Liberté[bewerken | brontekst bewerken]

Op 6 augustus 2021 brachten de Doobie Brothers een EP uit met vier nummers; twee van Johnston (Don't Ya Mess With Me en Oh Mexico) en twee van Simmons (Better Days en Cannonball). Dit als voorbode van hun vijftiende studioalbum. Twee weken later, op 22 augustus, ging de uitgestelde jubileumtournee van start; McDonald verleende zijn volledige medewerking.

Op 29 oktober 2021, de dag waarop de eerste tak van de tournee werd afgesloten, verscheen Liberté, het eerste album met nieuw materiaal in elf jaar. Alle nummers waren medegeschreven door John Shanks die eerder samenwerkte met o.a. Bon Jovi, Sheryl Crow en Melissa Etheridge.

Medio 2022 werd de tournee hervat, echter zonder Bill Payne die zich volledig op Little Feat ging richten. Hierdoor nam McDonald zijn oude rol als hoofdkeyboardspeler weer aan.

De nieuwe generatie[bewerken | brontekst bewerken]

  • Pat Simmons jr. treedt op als singer-songwriter.
  • Lara Johnston heeft meegedaan aan Rock the Cradle, een op televisie uitgezonden talentenjacht voor kinderen van rock-, rap- en r&b-sterren. Daarna toerde ze door Amerika met een set soulcovers; ook stond ze diverse malen naast haar vader op het podium.

Discografie[bewerken | brontekst bewerken]

Albums[bewerken | brontekst bewerken]

Album met eventuele hitnotering(en) in de Nederlandse Album Top 100 Datum van
verschijnen
Datum van
binnenkomst
Hoogste
positie
Aantal
weken
Opmerkingen
The Doobie Brothers 04-1971 -
Toulouse street 06-1972 -
The captain and me 03-1973 -
What were once vices are now habits 01-02-1974 -
Listen to the music: The best of the Doobie Brothers 1974 - Verzamelalbum
Stampede 03-1975 17-05-1975 11 9
Takin' it to the streets 03-1976 10-04-1976 19 11
Best of the Doobies 29-10-1976 - Verzamelalbum
Livin' on the fault line 08-1977 17-09-1977 34 4
Minute by minute 12-1978 -
The Doobie Brothers live! Wild west coast 07-1979 - Livealbum
One step closer 10-1980 -
Best of the Doobies vol. II 11-1981 - Verzamelalbum
Farewell tour 06-1983 - Livealbum
Cycles 03-1989 24-06-1989 39 11
Brotherhood 15-04-1991 -
Listen to the music - The very best of 24-05-1993 22-05-1993 27 18 Verzamelalbum
Rockin' down the highway: The wildlife concert 07-1996 - Livealbum
Best of The Doobie Brothers live 01-06-1999 - Livealbum
Long train runnin': 1970-2000 14-09-1999 - Verzamelalbum
Sibling rivalry 03-10-2000 -
Greatest hits 04-09-2001 - Verzamelalbum
Doobie's choice 19-02-2002 - Verzamelalbum
Divided highway 25-02-2003 - Verzamelalbum
Live at Wolf Trap 26-10-2004 - Livealbum
The very best of The Doobie Brothers 13-03-2007 - Verzamelalbum
World gone crazy 28-09-2010 -
Live at the Greek Theater 1982 28-06-2011 - Livealbum
Southbound 03-11-2014 -
Album met hitnotering(en) in de Vlaamse Ultratop 200 albums Datum van
verschijnen
Datum van
binnenkomst
Hoogste
positie
Aantal
weken
Opmerkingen
Live from the Beacon Theatre 28-06-2019 06-07-2019 182 1 Livealbum

Singles[bewerken | brontekst bewerken]

Single met eventuele hitnotering(en) in de Nederlandse Top 40 Datum van
verschijnen
Datum van
binnenkomst
Hoogste
positie
Aantal
weken
Opmerkingen
Listen to the Music 19-06-1972 11-11-1972 12 12 Nr. 7 in de Single Top 100
Jesus Is Just Alright 15-11-1972 27-01-1973 20 5 Nr. 17 in de Single Top 100
Long Train Runnin' 28-03-1973 12-05-1973 12 6 Nr. 10 in de Single Top 100 / Alarmschijf
China Grove 25-07-1973 13-10-1973 28 3 Nr. 21 in de Single Top 100
Natural Thing 1974 26-01-1974 tip5 -
Eyes of silver 1974 17-08-1974 tip7 -
Listen to the Music 1975 15-02-1975 8 7 Nr. 9 in de Single Top 100
Takin' It to the Streets 1976 22-05-1976 tip11 -
What a Fool Believes 1986 07-06-1986 12 7 Nr. 10 in de Single Top 100 / Alarmschijf
The Doctor 03-1989 22-07-1989 26 6 Nr. 37 in de Single Top 100
Need a Little Taste of Love 1989 11-11-1989 tip16 - Nr. 63 in de Single Top 100
Single met hitnotering(en) in de Vlaamse Ultratop 50 Datum van
verschijnen
Datum van
binnenkomst
Hoogste
positie
Aantal
weken
Opmerkingen
Listen to the music 19-07-1972 08-03-1975 27 2 Nr. 15 in de Radio 2 Top 30
What a fool believes 28-12-1978 21-06-1986 16 5 Nr. 10 in de Radio 2 Top 30
The doctor 03-05-1989 05-08-1989 25 2 Nr. 16 in de Radio 2 Top 30
Long train runnin' (locomotive remixes '93 30-04-1993 05-06-1993 32 5 Nr. 23 in de Radio 2 Top 30

Radio 2 Top 2000[bewerken | brontekst bewerken]

Nummer(s) met noteringen in de NPO Radio 2 Top 2000 '99 '00 '01 '02 '03 '04 '05 '06 '07 '08 '09 '10 '11 '12 '13 '14 '15 '16 '17 '18 '19 '20 '21 '22
China grove 1758 1548 1668 - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
Listen to the music 385 425 408 361 531 585 477 429 504 471 727 641 821 1170 901 962 1055 1016 840 1062 1050 893 1017 1162
Long train runnin' 924 1276 991 1278 1125 1049 1205 1351 1562 1289 1459 1367 1598 1637 1481 1608 1740 1666 1496 1800 1741 1799 1993 1715
What a fool believes 773 - 985 1274 1432 1066 1416 1377 1598 1379 1942 1485 1610 1863 1684 1692 1539 1599 1124 1558 1502 1428 1441 1666

Dvd's[bewerken | brontekst bewerken]

Dvd's met hitnoteringen in de Nederlandse Dvd Music Top 30 Datum van
verschijnen
Datum van
binnenkomst
 Hoogste 
positie
 Aantal 
weken
 Opmerkingen 
Live at wolf trap 2013 15-06-2013 25 1

Trivia[bewerken | brontekst bewerken]

  • Michael Jackson beweerde de backing vocals te zingen bij de nummers What a fool believes, Minute by Minute en Here to love you. Zijn naam wordt echter niet op het bijbehorende album vermeld.

Externe link[bewerken | brontekst bewerken]