Naar inhoud springen

Tripmadam

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door InternetArchiveBot (overleg | bijdragen) op 26 dec 2019 om 00:44. (0 (onbereikbare) link(s) aangepast en 1 gemarkeerd als onbereikbaar) #IABot (v2.0)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Tripmadam
Tripmadam
Taxonomische indeling
Rijk:Plantae (Planten)
Stam:Embryophyta (Landplanten)
Klasse:Spermatopsida (Zaadplanten)
Clade:Bedektzadigen
Clade:'nieuwe' Tweezaadlobbigen
Clade:Geavanceerde tweezaadlobbigen
Orde:Saxifragales
Familie:Crassulaceae (Vetplantenfamilie)
Geslacht:Sedum (Vetkruid)
Soort
Sedum rupestre
L. (1753)
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Portaal  Portaalicoon   Biologie

Tripmadam (Sedum rupestre, synoniem: Sedum reflexum) is een overblijvend vetkruid. De soort komt in het wild onder andere in België en Nederland voor.

De soortaanduiding reflexum betekent teruggebogen[1]. Rembert Dodoens noemde de soort 'cleyn donderbaert'. Hij noemde al 'triquemadame' als Franstalige naam en vermoedelijk is de Nederlandstalige naam daaruit overgenomen.[2]. Het Nederlands is daarin niet uniek: In het Engels wordt zowel 'prickmadam' als 'stone orpine' of 'crooked yellow stonecrop' gebruikt. In het Duits wordt het meestal Felsen-Mauerpfeffer[3] genoemd oftewel rotsmuurpeper.

Botanische beschrijving

De bloemstengels worden tot 35 cm hoog[4]. Voor de bloei heeft deze stengel de neiging te knikken[1], tijdens de bloei staat deze rechtop. De talrijke bloemen staan dicht op elkaar gegroepeerd aan het uiteinde van de bloeiende stengels[3]. Hiernaast zijn er ook niet bloeiende stengels. De felgele tot lichtgele[3] (5)6-7(9)[4] kroonbladen zijn twee tot twee en een half maal zo lang als de kelkbladen[5] . De spitse kelkbladen zijn 2-3 mm lang. De bloeiperiode loopt juni tot in augustus[1][3].

De tot 2 cm lange[5] bladeren hebben aan de top een spits puntje[1].

Voorkomen

De plant groeit in België en Nederland op zandgrond[1], op muren[1] en langs rivierdalhellingen[1]. De soort geldt in Vlaanderen en Nederland als zeldzaam tot zeer zeldzaam.

Het verspreidingsgebied loopt van Zuid-Noorwegen en Ierland tot in Rusland en in Zuid-Europa tot het zuiden van Italië en Griekenland.[3][6]. In Noord-Amerika is het geïntroduceerd[7].

Ecologie

De tripmadam is waardplant voor de Apollo (Parnassius apollo)[8], een vlinder uit het gebergte,[9] en voor de nachtvlinder Acronicta euphorbiae[10].

Taxonomie

H. 't Hart, J. M. Sandbrink1, I. Csikos1, A. van Ooyen and J. van Brederode[11] onderzochten in 1992 het polyploïde karakter van Sedum rupestre en vonden voor enkele ondersoorten:

  • Sedum rupestre subsp. rupestre 2n = 112
  • Sedum rupestre subsp. erectum 2n = 64
  • Sedum rupestre subsp. forsterianum 2n = 48.

Bronnen

  1. a b c d e f g Geïllustreerde Flora van Nederland, 22e druk, 1983
  2. plantaardigheden.nl
  3. a b c d e Großer Kosmos-Naturführer Blütenpflanzen, Bob Gibbons & Peter Brough
  4. a b Flora of North Western Europe
  5. a b Heukels' Flora van Nederland, R. van der Meijden, 22e druk, 1996
  6. Den virtuellen Flora
  7. ©USDA national resources conservation science
  8. funet.fi
  9. "Michael Chinery: Nieuwe insektengids. Baarn, z.j. [© 1988]">
  10. Natural history museum[dode link]
  11. 'The allopolyploid origin of Sedum rupestre subsp. rupestre (Crassulaceae)', door H. t Hart, J. M. Sandbrink1, I. Csikos1, A. van Ooyen and J. van Brederode, 1992, Springer Verlag