Tripmadam
Tripmadam | |||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Taxonomische indeling | |||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||
Soort | |||||||||||||||||||
Sedum rupestre L. (1753) | |||||||||||||||||||
Afbeeldingen op Wikimedia Commons | |||||||||||||||||||
|
Tripmadam (Sedum rupestre, synoniem: Sedum reflexum) is een overblijvend vetkruid. De soort komt in het wild onder andere in België en Nederland voor.
De soortaanduiding reflexum betekent teruggebogen[1]. Rembert Dodoens noemde de soort 'cleyn donderbaert'. Hij noemde al 'triquemadame' als Franstalige naam en vermoedelijk is de Nederlandstalige naam daaruit overgenomen.[2]. Het Nederlands is daarin niet uniek: In het Engels wordt zowel 'prickmadam' als 'stone orpine' of 'crooked yellow stonecrop' gebruikt. In het Duits wordt het meestal Felsen-Mauerpfeffer[3] genoemd oftewel rotsmuurpeper.
Botanische beschrijving
De bloemstengels worden tot 35 cm hoog[4]. Voor de bloei heeft deze stengel de neiging te knikken[1], tijdens de bloei staat deze rechtop. De talrijke bloemen staan dicht op elkaar gegroepeerd aan het uiteinde van de bloeiende stengels[3]. Hiernaast zijn er ook niet bloeiende stengels. De felgele tot lichtgele[3] (5)6-7(9)[4] kroonbladen zijn twee tot twee en een half maal zo lang als de kelkbladen[5] . De spitse kelkbladen zijn 2-3 mm lang. De bloeiperiode loopt juni tot in augustus[1][3].
De tot 2 cm lange[5] bladeren hebben aan de top een spits puntje[1].
Voorkomen
De plant groeit in België en Nederland op zandgrond[1], op muren[1] en langs rivierdalhellingen[1]. De soort geldt in Vlaanderen en Nederland als zeldzaam tot zeer zeldzaam.
Het verspreidingsgebied loopt van Zuid-Noorwegen en Ierland tot in Rusland en in Zuid-Europa tot het zuiden van Italië en Griekenland.[3][6]. In Noord-Amerika is het geïntroduceerd[7].
Ecologie
De tripmadam is waardplant voor de Apollo (Parnassius apollo)[8], een vlinder uit het gebergte,[9] en voor de nachtvlinder Acronicta euphorbiae[10].
Taxonomie
H. 't Hart, J. M. Sandbrink1, I. Csikos1, A. van Ooyen and J. van Brederode[11] onderzochten in 1992 het polyploïde karakter van Sedum rupestre en vonden voor enkele ondersoorten:
- Sedum rupestre subsp. rupestre 2n = 112
- Sedum rupestre subsp. erectum 2n = 64
- Sedum rupestre subsp. forsterianum 2n = 48.
Bronnen
- ↑ a b c d e f g Geïllustreerde Flora van Nederland, 22e druk, 1983
- ↑ plantaardigheden.nl
- ↑ a b c d e Großer Kosmos-Naturführer Blütenpflanzen, Bob Gibbons & Peter Brough
- ↑ a b Flora of North Western Europe
- ↑ a b Heukels' Flora van Nederland, R. van der Meijden, 22e druk, 1996
- ↑ Den virtuellen Flora
- ↑ ©USDA national resources conservation science
- ↑ funet.fi
- ↑ "Michael Chinery: Nieuwe insektengids. Baarn, z.j. [© 1988]">
- ↑ Natural history museum[dode link]
- ↑ 'The allopolyploid origin of Sedum rupestre subsp. rupestre (Crassulaceae)', door H. t Hart, J. M. Sandbrink1, I. Csikos1, A. van Ooyen and J. van Brederode, 1992, Springer Verlag
Externe link
- Tripmadam (Sedum reflexum) op SoortenBank.nl (gearchiveerd) (gebaseerd op de Heukels23, dit is de voorlaatste uitgave)