Atje Keulen-Deelstra werd de vierde vrouw die als debutante meteen de wereldtitel veroverde, Maria Isakova (1948), Chalida Sjtsjegolejeva (1953) en Inga Artamonova (1957) gingen haar hier in voor. Het was voor het eerst dat de wereldkampioene slechts één afstandsmedaille zou winnen, al voorgaande kampioenen hadden ten minste drie afstandsmedailles veroverd. Het was ook de derde wereldtitel van een Nederlandse na de titels van Stien Kaiser in '67 en '68.
Stien Kaiser stond met haar zesde deelname voor de zesde keer op erepodium bij de huldiging, dit jaar wederom op de tweede plaats.
De Noorse Sigrid Sundby eindigde op de derde plaats in het eindklassement. Dit was na de derde plaats van Randi Thorvaldsen op het WK van 1952 pas weer de eerste keer dat een Noorse hier stond.
De Nederlandse delegatie veroverde twee gouden- (Ans Schut op de 1500m en 3000m), twee zilveren- (Stien Kaiser op de 1500m en 3000m) en drie bronzen medailles (Rieneke Demming op de 1500m en 3000m, Atje Keulen-Deelstra op de 1000m). Ellie van den Brom deelde niet mee in de buit.
Ook dit kampioenschap werd over de kleine vierkamp, respectievelijk de 500m, 1500m, 1000m en 3000m, verreden.