Gebruiker:TheDragonhunter/Nederlandse strip

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie


https://en.wikipedia.org/wiki/Dutch_comics https://www.lambiek.net/comics/index.htm

https://www.worldcat.org/title/strips-200-jaar-nederlands-beeldverhaal/oclc/861000335 boek om na mij uit te breiden https://www.worldcat.org/title/in-strip-gevat-een-eeuw-beeldverhaal/oclc/68551102 naast dat ander boek eventueel een andere bron om na mij uit te breiden

https://www.lambiek.net/magazines/index.htm https://www.lambiek.net/aanvang/tijdschriften.htm

http://www.dbnl.org/tekst/_pra004201001_01/index.php algemene link http://www.dbnl.org/tekst/_pra004201001_01/_pra004201001_01_0010.php http://www.dbnl.org/tekst/_pra004201001_01/_pra004201001_01_0013.php

http://www.dbnl.org/tekst/_han001200701_01/_han001200701_01_0034.php

http://www.dbnl.org/tekst/_ons003197201_01/_ons003197201_01_0052.php


https://books.google.be/books?id=qHZu6UHeMUEC&pg=PA51&dq=nederlandse+strip&hl=nl&sa=X&redir_esc=y#v=onepage&q=strip&f=false (licht)

Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

Voorlopers en ontstaan[bewerken | brontekst bewerken]

Vanaf de 15de eeuw verschenen er kinderprenten. Dit waren geïllustreerde bladen die bedrukt werden met een houtblok[* 1] waarin de illustratie gegraveerd is. Daarnaast waren de illustraties ook voorzien van begeleidende teksten.[1]

In 1807 publiceerde de Nederlandse dichter Willem Bilderdijk een prentenboek over de avonturen van een jongetje genaamd Hanepoot. Het boek had al veel weg van een strip.[2] In 1858 verscheen Mijnheer Prikkebeen van de Zwitser Rodolphe Töpffer vertaald door de Nederlander J.J.A. Goeverneur.[3]

In de tweede helft van de negentiende eeuw konden steeds meer gewone mensen lezen en kwamen de satirische tijdschriften op. Deze bladen bevatten veel illustraties en rond 1890 telde Nederland ruim 20 van zo'n bladen. Zo verscheen het tijdschrift Polichinel in 1849 en het blad Humoristisch Album in 1856. In Humoristisch Album tekenden de belangrijkste Nederlandse tekenaars uit die tijd en zij tekenden af en toe zelfs een strip. Onder andere Jan Linse en Jan Holswilder tekenden voor het blad.[4] In 1891 verscheen de strip De toekomststaat van de Nederlander Korporaal Achilles.[5][4][* 2]

In het begin van de twintigste eeuw tekenden de meeste Nederlandse tekenaars nog steeds voor satirische bladen waardoor het vooral op volwassenen gericht was. De bladen De Ware Jacob, De Notenkraker en de zondagse bijlage van Het Volk verschenen in die periode.[7] Ook tekende Felix Hess vanaf 1 juli 1916 wekelijks de strip Uit het Kladschrift van Jantje in het blad De Groene Amsterdammer.[7][8]

Interbellum[bewerken | brontekst bewerken]

Na de Eerste Wereldoorlog richtte de Nederlandse strip zich steeds meer op kinderen. Vervolgens verschenen er strips voor kinderen in de Nederlandse kranten. In het begin namen de kranten voornamelijk buitenlandse strips over.[9] In 1922 echter verscheen Yoebje en Achmed van de Nederlander Henk Backer in de krant het Rotterdamsch Nieuwsblad.[8] Een jaar later verscheen in dezelfde krant van dezelfde tekenaar de stripreeks Tripje en Liezebertha.[9][10] In 1922 wilde de Nederlandse, socialistische krant Het Volk van partijkrant naar opinieblad veranderen waarvoor men een prentjesserie wilde. Vervolgens verscheen op 2 mei 1922 de satirische stripreeks Bulletje en Bonestaak in die krant van de Nederlandse scenarist A.M. de Jong en de Vlaamse tekenaar George Van Raemdonck.[9][11][* 3]

In enkele bladen verschenen er dus al strips voor kinderen, maar geleidelijk aan verschenen er striptijdschriften. Op 13 augustus 1922 verscheen het eerste Nederlandse stripblad Het Dubbeltje. Het blad bevatte voornamelijk vertalingen van Franse, Engelse en Amerikaanse strips, maar het blad bleef maar 2 jaar bestaan.[11][12] Ook verschenen er strips in de reclamebladen van de grotere bedrijven zoals APC.[11] Verder verschenen er nog stripbladen zoals De Humorist, Zonneschijn en Jong Nederland.[12]

Eind de jaren 20 richtte Paul Winkler het persagentschap Opera Mundi op om de strips van het Amerikaanse King Features Syndicate in Europa te verkopen. Winkler kon de Amerikaanse strips goedkoop publiceren waardoor lokale striptekenaars duurder waren. Hierdoor domineerde de Amerikaanse strips jarenlang de enkele stripbladen die er al waren.[13]

In de jaren 30 tekende vooral Henricus Kannegieter veel strips zoals Tom de Negerjongen en Ab's Avonturen, maar de belangrijkste tekenaar in deze periode was Gerrit Rotman met strips zoals Snuffelgraag en Knagelijntje en Pietje Pluis en Jantje Joppe.[14] Ook Marten Toonder maakt zijn debuut in die periode met strips zoals Thijs IJs, Bram Ibrahim en Fik en fok. Ook verscheen de strip Inde Soete Suikerbol van W.G. van de Hulst sr. en zijn gelijknamige zoon.[15]

Ook de strip Sjors[* 4] was vrij succesvol waarop het in 1930 een eigen stripblad Sjors kreeg als bijlage bij de weekbladen van Uitgeverij De Spaarnestad zoals het tijdschrift Panorama.[17][16] Het blad Sjors verscheen van 1930 tot 1931 en vanaf 1935 opnieuw. Daarnaast verscheen ook de bijlage Onze Kleine Katholieke Illustratie (Okki) van 1936 tot 1941. Ook Doe Mee! verscheen tussen 1936 en 1942.[16]

Tweede Wereldoorlog[bewerken | brontekst bewerken]

Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak, mochten de Amerikaanse strips niet meer geïmporteerd worden waardoor meer lokale tekenaars de kans kregen om strips te tekenen.[18] Na de inval van de Duitsers werd het ANP bezet door de nazi's waar al het nieuws in de kranten van afkomstig was op het Duitse persbureau DNB na. De meeste krantenuitgevers en journalisten besloten om door te blijven werken. Tijdens de oorlog moesten kunstenaars inclusief striptekenaars lid worden van de Kultuurkamer om hun vak uit te oefenen, maar veel kunstenaars beschouwden dat als landverraad en weigerden.[19] Veel kunstenaars konden hun werk echter illegaal verkopen, maar striptekenaars verdienden enkel door publicatie waardoor ze verplicht lid moesten worden. Vervolgens verschijnen er in de oorlog strips zoals Tom Poes en Ollie B. Bommel van Marten Toonder, Tijs Wijs de Torenwachter van Willy Smit en Sneeuwvlok de Eskimo van Wim Meuldijk.[19] Ook de strip Dick Bos van Alfred Mazure verscheen vanaf 1940.[15] De Nationaal-Socialistische bladen publiceerde ook succesvolle strips zoals Jan Pardoen van een onbekende tekenaar die onder het pseudoniem Jasan tekende.[19] In Duitsland was de stripcultuur nog op het niveau van de kinderprent waardoor men het nog niet als propaganda gebruikte zoals in de Verenigde Staten of Engeland het geval was. Tegen het einde van de oorlog was er papierschaarste in Duitsland en bezette gebieden zoals Nederland waardoor kranten steeds dunner en kleiner werden en de meeste strips verdwenen.[19]

In november 1942 verscheen in het maandblad De Pers een betoog genaamd Het geïllustreerde kinderfeuilleton in het licht der papierschaarste van de hand van C.R. Stoelmann Leysner. Hierin vindt de schrijver dat wegens de papierschaarste enkel nog goede strips in kranten mogen verschijnen.[20] Ook de stripbladen verdwijnen zo langzamerhand tijdens de oorlog, maar de strips in de bladen gaan zelden over de oorlog. De Nationaal-socialistische bladen bleven overigens het langste bestaan.[21] Zo verscheen vanaf 1934 het Nazistische blad De Stormmeeuw van de Nationale Jeugdstorm. Het blad zou tot 1945 verschijnen.[20] In het blad verschenen de strips De wonderlijke avonturen van Wim en Jan Wouters en De jonge Siegfried, held der Nederlanden. Daarnaast verschenen er ook illustraties van Peter Beekman in het blad. Beekman tekende onder meer in de Nazistische bladen strips zoals Hansje, Ansje en de Meeuw en Rare, Maar Ware Commentaren. De strips in de Nazistische bladen verheerlijkten de oorlog.[20]

Na de oorlog[bewerken | brontekst bewerken]

Naoorlogse krantenstrip[bewerken | brontekst bewerken]

Na de oorlog verschenen er veel meer kranten in Nederland met allen strips.[22] De strips werden vrolijker en de Duitsers werden meer bespot.[23] Ook verschenen er in Nederland opnieuw Amerikaanse strips die gratis ter beschikking aan de gelegerde Amerikaanse militairen om het moreel op te krikken. Zo verschenen er in Nederland Amerikaanse strips zoals Bringing Up Father, Flash Gordon en Dick Tracy. Deze strips hadden een invloed op de Nederlandse tekenaars na de oorlog.[24] Zo verschenen onder andere de strips Ketelbinkie, Kapitein Rob, Kappie en Panda in deze periode. Kapitein Rob (Pieter Kuhn), Eric de Noorman (Hans G. Kresse), Tom Poes en Ollie B. Bommel (Marten Toonder) worden beschouwd als de drie klassieke, Nederlandse krantenstrips. Ook kwamen er stripstudio's met name Toonder Studio's.[22] Marten Toonder wordt beschouwd als de nestor van de Nederlandse strip.[25] Ook verschenen nog de strips Fed en Vetertje van Hans Brouwer en Kick Wilstra van Henk Sprenger.[26]

Toonder Studio's[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Toonder Studio's voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Toonder studio's heette origineel Diana Edition. Het bedrijf was eigendom van de Joodse Oostenrijker Fritz Gottesmann en Marten Toonder werkte er vanaf 1939. Diana Edition was een agentschap dat strips produceerden. In 1941 werd Toonder vennoot omdat Gottesmann moest onderduiken en Toonder zou het bedrijf na de oorlog teruggeven, maar Gottesmann stierf in het concentratiekamp Mauthausen.[27]

Dankzij financieringen van Polygoon en Degeto Film legde het zich ook toe op animatie. In 1942 fuseerde Toonder's bedrijf met dat van Joop Geesink om tekenfilms en poppenfilms te maken. Daarnaast kwamen er medewerkers in dienst zoals Hans G. Kresse, Cees van de Weert en Frits Godhelp. In 1943 werden Toonder en Geesink terug onafhankelijk.[27][* 5] Tekenaars van dit bedrijf tekenden Kappie en Panda, maar ook Tom Poes en Ollie B. Bommel en Eric de Noorman werden getekend door de studio.[22] Tevens gaf Toonder Studio's ook een eigen stripblad genaamd Tom Poes Weekblad uit van 1947 tot 1951.[27] Bij Toonder studio's leerden honderden striptekenaars en scenaristen hoe ze een strip moesten maken waardoor Toonder een sterke invloed uitoefent op het Nederlandse beeldverhaal. Zo tekenden ook Piet Wijn, Henk Sprenger en Dick Matena hier oorspronkelijk.[25] Toch tekende niet iedereen hier, want tekenaars zoals Pieter Kuhn (Kapitein Rob) en Jean Dulieu (Paulus de boskabouter) tekenden hier niet in deze periode.[28]

Vervolgens verschenen ook strips zoals Olle Kapoen en Birre Beer[* 6] van Toonder's vrouw Phiny Dick en de strips Panda, Koning Hollewijn en Kappie.[27] In 1953 verliet de zakelijk directeur Ton de Zwaan dit bedrijf en richtte een eigen bedrijf op genaamd Swan Features Syndicate. Een aantal tekenaars zoals Henk Sprenger, Henk Alleman, Hans G. Kresse en Piet Wijn volgden hem.[26]

Andere stripstudio's[bewerken | brontekst bewerken]

In 1945 richtte Piet van Elk (De avonturen van Bim) de gelijknamige studio op om krantenstrips te produceren. Hier werkten onder andere Siem Praamsma, Henk Albers en Albert van Beek. Ook gaf deze studio het stripblad Stripfilm uit.[22][* 7] In 1946 richtte Loek van Delden (Smidje Verholen) de stripstudio AVAN op. Hier werkten onder meer Raymond Bär van Hemmersweil (Wipperoen), Jan van Haasteren, Willy van Giffen en Frits Kloezeman.[22]

Na de oorlog was het papier zeer schaars en zag aanvankelijk het Militair Gezag en later de Nederlandse overheid toe op de papierdistributie.[30] Toch verschenen onder invloed van de Engelse en Amerikaanse bladen van de bevrijders na de oorlog naast Tom Poes Weekblad en Stripfilm ook nog andere stripbladen zoals Rob's vrienden, Ketelbinkiekrant, Sneeuwvlok, Okidoki[* 8]. In 1948 wordt die strenge papierdistributie opgeheven en verschenen er veel nieuwe tijdschriften. Hier tekenden ook Nederlandse tekenaars, maar onder Engelse pseudoniemen.[32]

Ook waren er nog andere stripstudio's die door de papierschaarste beeldromans of beeldverhalen uitgaven. Deze stripboeken waren klein en dun waardoor ze vrij goedkoop waren. Net als Dick Bos gingen de verhalen vaak over de misdaad. Op 25 oktober 1948 verscheen er echter een bericht waarin een Nederlandse minister aanraadt de verspreiding van de beeldromans tegen te gaan. Vervolgens wordt op 19 november 1948 een tienermeisje omgebracht door haar vriendje waarna de schuld wordt gestoken op het geweld in de beeldromans. Vervolgens raadt Bernard Verhoeven de bibliotheken aan om geen beeldromans aan te kopen waarna strips geässocieerd worden met geweld. Toch verdedigen enkelen zoals Toonder de strip.[33]

Opkomst stripbladen[bewerken | brontekst bewerken]

Donald Duck[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Donald Duck (weekblad) voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

De Amerikaan Walt Disney bewerkt vanaf 1930 zijn tekenfilmfiguren in stripboeken. Vanaf 1936 wordt ook Disney's personage Donald Duck bewerkt met name door Carl Barks in een krantenstrip.[34] Op 25 oktober 1952 verscheen het eerste nummer van het Nederlandse weekblad Donald Duck.[35]

Sjors[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Sjors voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

De strip Sjors keert ook na de oorlog terug. Eerder in 1932 debuteerde Frans Piët met Wo-Wang en Simmy waarin een Chinees en een Zwarte de hoofdrol spelen.[14][15] Na de oorlog voert Piët het zwart jongetje Sjimmie op in Sjors en Sjimmie.[14] Uitgeverij De Spaarnestad gaf de tijdschriften Panorama en Katholieke Illustratie uit dat Rebellenclub en Grabbelton als jeugdbijlage had. Hierin verschenen dezelfde strips met Frans Piët, Boy ten Hove, Hans Ducro en Piet Broos als voornaamste tekenaars. Ook verscheen er de bijlage Tombola bij het tijdschrift Libelle.[35]

In 1954 ontstond het blad Sjors van de Rebellenclub als voortzetting van de jeugdbijlages Rebellenclub, Grabbelton en Tombola.[36] De meeste strips werden vooral geïmporteerd uit het Verenigd Koninkrijk. Naast Frans Piët zijn Bert Bus en Carol Voges de vaste tekenaars.[35]

Andere stripbladen[bewerken | brontekst bewerken]

Tussen 1950 en 1955 verscheen de Dikkie Dapper Krant met strips zoals Dikkie Dapper van Bram Ohm en Chi-Pek-We van Auke Tadema. Ook verschenen er enkele stripbladen uitgegeven door fabrikanten. Zo gaf Brinkers margarinefabriek het stripblad Leeuwenzegel Post uit waarin strips van Henk Albers, Friso Henstra, J.H. van Faassen en Jan Steeman verschenen.[35] Verder verscheen er ook tussen 1956 en 1963 het stripblad Olidin uitgegeven door Shell met strips van onder andere Friso Henstra, Piet Wijn, Hans G. Kresse, Dick Vlottes en Jan Kruis.[35][37] Koffiefabrikant Kahrel gaf ook een stripblad genaamd Kahrel's Stripblad uit en tussen 1955 en 1966 verscheen ook het blad Arend.[35] Verder verscheen er nog tussen 1946 en 1954 het stripblad ANWB Jeugdkampioen.[38]

Belgische invloed[bewerken | brontekst bewerken]

In deze periode was de Nederlandse krantenstrip nog steeds een tekststrip. Van een ballonstrip is er nog geen sprake. Hierdoor werden de strips beschouwd als literatuur. Zo schreef de schrijver Godfried Bomans de tekst voor de stripreeks De avonturen van Pa Pinkelman. Ook verschenen de strips toen in zwart-wit.[22]

[32] belgische invloed p.67,68 (de stripbladen)

[28]

[27] verder voor toonder studio's later


eerste kopje invloed franco-belgische strip noemen? of iets met toonder en sjors of beide

In 1967 werd het Nederlands genootschap Het Stripschap opgericht dat het stripinformatieblad Stripschrift in 1968 oprichtte.[39]

[36] verder


ontstaan, amerikaanse invloed,...Franco-Belgische invloed (vandersteen ook)

http://www.dbnl.org/tekst/_ons003197201_01/_ons003197201_01_0052.php Belgische invloed o.a. beetje en meer

Uitgeverijen (verder)[bewerken | brontekst bewerken]

overig (nog indelen)[bewerken | brontekst bewerken]

festivals, nederlands stripmuseum, bewerkingen (naast film mss ook toneel?) https://www.lambiek.net/aanvang/volkstoneel.htm

Zie de categorie Comics of the Netherlands van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.