Kiesstelsel in België

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Het kiesstelsel in België is op alle bestuursniveaus een systeem van evenredige vertegenwoordiging met stemrecht en opkomstplicht voor meerderjarige burgers. Politieke partijen presenteren zich op beperkt open lijsten aan de kiezer, die binnen eenzelfde lijst meerdere naamstemmen en/of een lijststem kan uitbrengen. Sinds 2002 is er voor parlementsverkiezingen een kiesdrempel van vijf procent per kieskring.

Overzicht[bewerken | brontekst bewerken]

Bij alle verkiezingen in België is er evenredige vertegenwoordiging (artikel 62 van de Grondwet). Bij de gemeenteraadsverkiezingen gebeurt de zetelberekening door middel van de methode-Imperiali, bij alle andere wordt de methode-D'Hondt gebruikt. Bij de Europese verkiezingen wordt er slechts één Duitstalige verkozen binnen het Duitse kiescollege, wat de facto zorgt voor een first-past-the-post-systeem.

Er bestaat in België voor alle verkiezingen een opkomstplicht en iedere burger heeft recht op slechts één stem (algemeen enkelvoudig stemrecht).

Zowel om te mogen kiezen als om verkiesbaar te zijn moet men minstens 18 jaar zijn. Om verkiesbaar te zijn voor de federale en Europese verkiezingen moest men 21 jaar zijn, maar dit werd in 2014 verlaagd tot 18 jaar door het Vlinderakkoord.

EU-burgers vanaf 18 jaar die in België wonen kunnen zich inschrijven om te stemmen voor Europese en gemeenteraadsverkiezingen, een recht vastgelegd in Europese verdragen. Niet-EU-burgers kunnen zich enkel inschrijven om te stemmen bij gemeenteraadsverkiezingen, indien ze minstens vijf jaar in België wonen. Dit laatste migrantenstemrecht werd in 2004 ingevoerd na hevig politiek debat. Belgische burgers die in het buitenland wonen kunnen zich registreren in een diplomatieke of consulaire post in hun land van verblijf, om bij Europese en federale verkiezingen te stemmen. Voor al deze groepen is inschrijven niet verplicht, maar eens geregistreerd vallen ze in theorie wel onder de opkomstplicht.

Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

De kieswetgeving is zeer regelmatig gewijzigd. Hieronder volgt een overzicht van de belangrijkste evoluties.

1830: meerderheidsstelsel[bewerken | brontekst bewerken]

Aanvankelijk kende België een meerderheidsstelsel met districten. De 41 arrondissementen waren de kieskringen en, naargelang het bevolkingsaantal ervan, werden een of meerdere parlementsleden verkozen (bv. in 1898 18 Kamerleden in Brussel). De kiezer had evenveel stemmen als er zetels te vullen waren. Hij kon naar believen panacheren door op zijn stembiljet de namen van kandidaten behorend tot verschillende partijen te schrijven. Verkiesbaarstelling verliep overigens volledig officieus. In de eerste ronde was iemand alleen verkozen met een absolute meerderheid, eventueel volgde een tweede ronde tussen de best geplaatste kandidaten (dubbel zoveel als het aantal nog te vullen zetels).

1877: partijlijsten, lijststemmen en stemhokjes[bewerken | brontekst bewerken]

Een ingrijpende hervorming van het kiesstelsel vond plaats door de wet-Malou van 9 juli 1877. Er kwamen kieslijsten waarop de kandidaten van een partij in alfabetische volgorde waren vermeld. Liberalen stonden links afgedrukt in blauwe inkt, katholieken rechts in karmijnrode inkt, en alle anderen in het midden in zwarte inkt. Tegelijk werd het lijststemmen ingevoerd. Omdat een lijststem gelijk toekwam aan alle kandidaten op de lijst, kwam ze neer op een extra voorkeurstem. Panacheren bleef mogelijk maar viel weinig voor, waardoor het geregeld voorkwam dat alle zetels in een kieskring door dezelfde partij werden bezet.

Een belangrijk doel van de wet-Malou was de eerlijkheid van de kiesverrichtingen. Daarvoor werden naar het voorbeeld van de Ballot Act 1872 drie vernieuwingen doorgevoerd: partijgetuigen, het gedrukte stembiljet en het stemhokje (couloir électoral). Met die laatste twee maatregelen wilde men naar Australisch model het stemgeheim waarborgen.

1893: algemeen meervoudig stemrecht en opkomstplicht[bewerken | brontekst bewerken]

Door een grondwetswijziging kwam er in 1893 algemeen meervoudig stemrecht. Alle mannen mochten voortaan stemmen en sommigen kregen twee of drie stemmen. Bij deze gelegenheid werd ook de opkomstplicht ingevoerd.

1900: evenredige vertegenwoordiging en opvolgers[bewerken | brontekst bewerken]

Onder druk van de liberalen die zowel in Vlaanderen als in Wallonië veel macht hadden verloren, werd bij wet van 29 december 1899 het proportionaliteitsbeginsel of de evenredige vertegenwoordiging ingevoerd voor wetgevende verkiezingen (Kamer en Senaat), gebruik makend van de methode-D'Hondt, wat een aantal andere belangrijke wijzigingen met zich meebracht:

  • Kleine arrondissementen werden gegroepeerd tot één kieskring, zodat elke kieskring minstens drie vertegenwoordigers had
  • Opvolgers werden ingevoerd, zodat er geen tussentijdse verkiezing in een specifiek arrondissement moest worden gehouden wanneer een verkozene overleed of ontslag nam
  • De lijststem kreeg een invloed op de verkiezing van kandidaten, waardoor de volgorde van de kandidatenlijst mee bepalend werd (en dus niet meer simpelweg alfabetisch werd getoond)
  • Het recht om 'bont te stemmen' over verschillende lijsten (panachage) werd afgeschaft

De eerste verkiezingen met dit systeem vonden plaats op 27 mei 1900.

Het systeem werd pas later toegepast op de gemeenteraadsverkiezingen en met de provinciekieswet van 19 oktober 1921 op de provincieraadsverkiezingen (waarbij de kieskantons gegroepeerd werden tot provinciedistricten).

1919: enkelvoudig stemrecht[bewerken | brontekst bewerken]

Na de Eerste Wereldoorlog werd het principe één man, één stem ingevoerd, een socialistische eis die lang was onderdrukt maar die nu in allerijl werd ingewilligd om ontsporing van de naoorlogse agitatie te voorkomen. Op het ogenblik van uitvaardiging was de wet van 9 mei 1919 in strijd met de Grondwet, zodat conservatieven spraken over de Coup van Loppem. Vrouwenkiesrecht werd nog niet toegestaan in 1919, behalve voor oorlogsweduwen en andere categorieën met 'oorlogsverdiensten'. Een ander aspect van de wet was het evenrediger maken van het kiesstelsel door per provincie 'verloren stemmen' bijeen te brengen (apparentering).

1948: vrouwenkiesrecht[bewerken | brontekst bewerken]

In de nasleep van de Tweede Wereldoorlog kregen vrouwen eindelijk stemrecht. Daarvoor was geen grondwetswijziging nodig, aangezien in 1921 was bepaald dat een twee derde meerderheid zou volstaan. Ze werd in 1948 geleverd door een coalitie van christendemocraten en socialisten.

2002: kiesdrempel, provinciale kieskringen en seksequota[bewerken | brontekst bewerken]

De kieskringen werden in 2002 op provinciale leest geschoeid, op Vlaams-Brabant na, waar de Kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde en de Kieskring Leuven bleven bestaan. De apparentering werd weer afgeschaft en voor het eerst kwam er een kiesdrempel van 5%. Ook werd het gewicht van lijststemmen gehalveerd. Deze federale hervormingen werden in 2003 op Vlaams niveau overgenomen.

Nog in 2002 werden de pariteitswetten aangenomen die de politieke seksequota van 1994 aanscherpten: voortaan moesten kieslijsten evenveel mannen als vrouwen tellen (pariteit) en op de eerste twee plaatsen personen van verschillend geslacht (beperkt ritsprincipe).

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]

Literatuur[bewerken | brontekst bewerken]

  • Romain Van Eenoo, "De evolutie van de kieswetgeving in België van 1830 tot 1919", in: Tijdschrift voor Geschiedenis, 1979, nr. 3, p. 333-349
  • Els Witte, "Tussen experiment en correctief. De Belgische gemeentelijke kieswetgeving in relatie tot het nationale kiesstelsel", in X (ed.), De gemeenteraadsverkiezingen en hun impact op de Belgische politiek. Handelingen van het 16de internationaal colloquium van het Gemeentekrediet, 1994, p. 13-72
  • Romain Van Eenoo, "Kiesstelsels en verkiezingen, 1830-1914", in: Emmanual Gerard e.a. (eds.), Geschiedenis van de Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers 1830-2002, 2003, p. 49-60
  • Claus Hecking, Das politische System Belgiens, 2003. ISBN 3810037249
  • Donald Weber, 'La marche des opérations électorales'. Bepalingen rond kiesverrichtingen in de Belgische kieswetgeving, 1830-1940, in: Revue Belge de Philologie et d'Histoire, 2003, nr. 2, p. 311-342
  • Stefaan Fiers en Steven Van Hecke, De spelregels van de democratie. Kiesstelsels en politieke systemen in Europa, 2017. ISBN 9789057186981