Jo Bauer-Stumpff
| Jo Bauer-Stumpff | ||||
|---|---|---|---|---|
| ||||
De kunstenares in 1958.
| ||||
| Persoonsgegevens | ||||
| Volledige naam | Johanna Bauer-Stumpff | |||
| Geboren | Amsterdam, 22 maart 1873 | |||
| Overleden | Amsterdam, 19 december 1964 | |||
| Geboorteland |  Nederland
| |||
| Beroep(en) | Kunstschilder, tekenaar | |||
| RKD-profiel | ||||
| ||||
Johanna (Jo) Bauer-Stumpff (Amsterdam, 22 maart 1873 – aldaar, 19 december 1964) was een Nederlandse schilder en tekenaar.[1]
Leven en werk
Bauer-Stumpff was een dochter van Willem Stumpff, directeur-gérant bij het Koninklijk Nederlands toneel, en Anna Catharina Margaretha Klinkert. Ze behaalde de akte M.O. tekenen aan de Rijksnormaalschool voor Teekenonderwijzers en studeerde vervolgens onder professor August Allebé aan de Rijksakademie van beeldende kunsten (1894-1900), waar ze van een loge gebruik mocht maken. Ze gaf een tijdje zelf les. Bauer wordt gerekend tot de Amsterdamse Joffers, met onder anderen Lizzy Ansingh, Suze Robertson en Marie van Regteren Altena.
In 1902 trouwde ze met de schilder Marius Bauer (1867-1932), het huwelijk bleef kinderloos. Het paar bewoonde Villa Stamboel in Aerdenhout en woonde vanaf 1916 in Amsterdam. Het paar reisde geregeld naar het buitenland. Bauer-Stumpff stopte na het huwelijk met schilderen en verzorgde voor haar man de zakelijke kant van het kunstenaarschap.[2] Na diens overlijden pakte ze zelf de kwast weer op. Ze schilderde vooral stillevens en portretten. Werk van haar bevindt zich in de collecties van onder andere het Gemeentemuseum Den Haag en het Singer (Laren).
Bibliografie
- Eikeren, J.H. van (1947) De Amsterdamse joffers: Maria E. van Regteren Altena, Ans van den Berg, Jo Bauer-Stumpff, Nelly Bodenheim, Lizzy Ansingh, Coba Ritsema, Coba Surie, Betsie Westendorp-Osieck. Bussum: Kroonder.
Externe links
- ↑ Biografische gegevens bij het RKD-Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis
- ↑ Klarenbeek, H. (2012) Penseelprinsessen & broodschilderessen: vrouwen in de beeldende kunst 1808-1913. Bussum: Uitgeverij Thoth, p. 96.
· 
· 