Naar inhoud springen

Oom

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Een oom ('nonkel' in het Vlaams-Nederlands) is de broer van iemands vader of moeder. De echtgenoot van een oom of tante wordt een aangetrouwde oom genoemd.

Degene van wie iemand een oom is wordt een neef (man) of nicht (vrouw) genoemd.

Het woord gaat terug op het Middelnederlandse oem en is verwant met het Oudfriese em, het Oudengelse eam en Oudhoogduitse oheim. De oorspronkelijk betekenis is "moeders broeder".[1]

In Vlaams-Nederlandse spreektaal wordt ook het woord nonkel gebruikt. Dat is etymologisch een assimilatie van het Nederlandse lidwoord "den" met het Franse "oncle".[2] Dit oncle gaat terug op het Latijnse avunculus, dat moeders broeder betekent.[3] Het woord avunculus hangt samen met avus en av(i)a, de Latijnse woorden voor resp. grootvader en -moeder.

Het woord nonkel wordt ook meer algemeen gebruikt voor "vriendelijke (oude) man" en heeft dan ongeveer de waardering die door sommigen wordt gegeven aan "ome" in het noorden van het Nederlandse taalgebied. Een "hoge ome" is daarentegen een hoge pief, een man in een duur pak die zich boven anderen verheven acht, voor wie men echter niet veel respect opbrengt. De uitdrukking wordt ook weleens aangetroffen in de politiek, met name op provinciaal en gemeentelijk niveau, maar weinig in de academische wereld.

Een oom die in het klooster getreden is of priester geworden is, noemt men in katholieke kringen heeroom, naar de oude aanspreektitel voor priesters (eerwaarde of) heer.

Een oudoom of grootoom (Vlaams) is een oom van iemands vader of moeder, dus een (al dan niet aangetrouwde) broer van iemands grootvader of grootmoeder.

Een suikeroom is vaak een rijk familielid van wie men een erfenis verwacht. De benaming suikeroom(pje) of sugardaddy wordt ook wel gebruikt voor een oudere man die jongere vrouwen of mannen probeert te paaien met geld of geschenken.

Bekende fictieve ooms en 'nonkels'

[bewerken | brontekst bewerken]

Andere gebruiken

[bewerken | brontekst bewerken]

Een Dutch uncle is in het Engels iemand die ferme kritiek levert, maar met welwillende en educatieve bedoelingen, als ware hij een oom. De zegswijze is mogelijk ontstaan in de 17e eeuw, toen de betrekkingen tussen Engeland en Nederland wat minder waren, en had oorspronkelijk waarschijnlijk een meer beledigende betekenis.[4]

Zoek oom op in het WikiWoordenboek.