Streepsteelmycena

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Streepsteelmycena
Streepsteelmycena
Taxonomische indeling
Rijk:Fungi (Schimmels)
Stam:Basidiomycota (Steeltjeszwam)
Klasse:Agaricomycetes
Onderklasse:Agaricomycetidae
Orde:Agaricales (Plaatjeszwam)
Familie:Mycenaceae
Geslacht:Mycena
Soort
Mycena polygramma
(Bull.) Gray (1821)
Streepsteelmycena
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Schimmels

De streepsteelmycena (Mycena polygramma) is een paddenstoel uit het geslacht Mycena. Hij komt voor op stronken, liggende stammen of dikke takken, maar ook wel aan de basis van nog levende bomen. De vruchtlichamen verschijnen van mei tot december. Ze komen alleen voor of in kleine groepen op of naast oude stronken. Hij groeit bijzonder vaak op dood eikenhout in de beginfase van verval. Daarnaast komt hij voor op andere loofbomen, zoals Es, Els, Hazelaar, Berk en Beuk.

Kenmerken[bewerken | brontekst bewerken]

Uiterlijke kenmerken[bewerken | brontekst bewerken]

Hoed

De hoed is gewelfd en wordt later uitgespreid met een umbo. De hoed heet een diameter van 2 tot 4 cm. Het doffe, matte oppervlak is licht tot donkergrijs of bruin van kleur en vaak gevlekt met roestbruin.

Lamellen

De lamellen zijn opstijgend, bijna vrij, verkleurend van wit grijzig bruin, vaak roodbruin gevlekt.

Steel

De steel is lang en slank, de holle steel is 5 tot 12 cm lang en 0,2 tot 0,6 cm dik. Het is min of meer grijs met een lichte blauwachtige tint. Over het algemeen is het iets donkerder gekleurd dan de hoed. Het is stijf, maar broos en heeft als het droog is kenmerkende overlangs grof vezelige strepen. Deze strepen zijn ook voelbaar.

Geur en smaak

Het dunne, bleke vruchtvlees is bijna geurloos en smaakt onopvallend.

Sporenprint

De sporenprint is wit.

Microscopische kenmerken[bewerken | brontekst bewerken]

Bekeken met een lichtmicroscoop, zijn de sporen in grote lijnen ellipsoïde van vorm, glad, amyloïde, met afmetingen van 7,5-10 bij 5-6 µm. Af en toe bevatten de sporen oliedruppels. De basidia (poriëndragende cellen) zijn viersporig en meten 26-30 bij 7-8 µm. De cheilocystidia zijn verspreid tot overvloedig, spits of met het middengedeelte enigszins vergroot en de top gevorkt of vertakt, en geven aanleiding tot twee of meer verwrongen vingerachtige uitsteeksels.

Verspreiding[bewerken | brontekst bewerken]

De vruchtlichamen van M. polygramma groeien in groepen of subclusters op hout van met name loofbomen zoals eiken, esdoorns en linden. In Noord-Amerika is het waargenomen in North Carolina, Massachusetts, New York en Michigan waar het vruchtenlichamen maakt van juni tot oktober. De vruchtlichamen zijn vatbaar voor aantasting door de parasitaire schimmels Spinellus fusiger en Spinellus macrocarpus.

Meestal te vinden op twijgen of begraven hout, is bekend dat de schimmel een krachtige ontbinder is van lignine en cellulose in bladafval. Mycena polygramma is een saprobe schimmel en is een van de vele schimmels die bijdragen aan de afbraak van plantenafval in bosecosystemen door het recyclen van voedingsstoffen en de vorming van humus in de bodem.

Zeldzaam in Noord-Amerika, komt de schimmel veel voor in Europa, inclusief Groot-Brittannië. Ze zijn gevonden op de Falklandeilanden en Japan.

In Nederland komt de streepsteelmycena zeer algemeen voor. Hij is niet bedreigd [1]

Foto's[bewerken | brontekst bewerken]