Tikitherium

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Tikitherium
Status: Uitgestorven
Fossiel voorkomen: Laat-Trias
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia
Stam:Chordata
Klasse:Synapsida
Orde:Therapsida
Infraorde:Cynodontia
Geslacht
Tikitherium
Datta, 2005
Typesoort
Tikitherium copei
Portaal  Portaalicoon   Biologie

Tikitherium[1] is een geslacht van uitgestorven Mammaliaformes uit het Laat-Trias van India. Men denkt dat het een insecteneter was en nauw verwant aan de Docodonta.

Ontdekkingsgeschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

De typesoort Tikitherium copei werd in 2005 door Pradipendra Mohan Datta benoemd. De geslachtsnaam Tikitherium verwijst naar Tiki, het dorp in de buurt van de Tikiformatie waar het exemplaar werd gevonden, en therion is Grieks voor 'beest'. De soortaanduiding copei is ter ere van Edward Drinker Cope voor zijn baanbrekende ontdekkingen om de kiezen van zoogdieren te begrijpen.

Het enige bekende exemplaar, holotype Pal./CHQ-009, is een linkerbovenkies die werd ontdekt in het onderste deel van de Tikiformatie, gelegen in het South Rewa Gondwana Basin in India. Het werd gedeponeerd in de collectie van de afdeling paleontologie van de Geological Survey of India in Calcutta. Hoewel er slechts een enkele tand werd gevonden, vertoonde deze verschillende afgeleide kenmerken die vergelijkbaar zijn met andere vroege gebitten van zoogdieren, maar verdere gedetailleerde vergelijkingen toonden onderscheidende kenmerken.

Geologische en paleo-omgeving[bewerken | brontekst bewerken]

De Tikiformatie bevindt zich in het zuidelijke Rewa Gondwana-bekken, Madhya Pradesh in India. Het staat erom bekend dat er veel fossielen van gewervelde dieren worden gevonden. Het bekken kan worden omschreven als rode moddersteen met groenachtig grijze vlekken, kalkhoudende zandsteen, en veldspaatzandsteen die over elkaar heen liggen en een horizon van kalkkorrelconglomeraat. De Tikiformatie uit het Laat-Trias is voornamelijk een rivierafzetting van modder, gevolgd door grof tot fijnkorrelig kwartso-veldspaatzandsteen. Zij wordt bedekt door de Parsoriaformatie en is samengesteld uit roze, rode en lavendelkleuren en tussenbeddingen van zandsteen die kleiklassen van verschillende grootte bevatten. De Tikiformatie wordt ondersteund door de Paliformatie met lokaal erosiecontact met het studiegebied. Het begin van het Trias wordt aangegeven door het droge klimaat in de meeste Gondwana-bekkens. Met name in de Tikiformatie wordt de zandsteen in de vallei kleidominant, wat wijst op het Midden-Trias.

De Tikiformatie bevat goed bewaarde en gevarieerde verzamelingen van gewervelde dieren, waaronder vissen, amfibieën, reptielen en zoogdieren. De moddersteen is ook de herkomst van veel tandspecimina, schedelfragmenten en postcrania. Het herbergt ook gedeeltelijke en volledige skeletten van temnospondylen, phytosauriërs en rhynchosauriërs.

De fauna- en floraverzamelingen van de Tikiformatie zijn vergelijkbaar met de verzamelingen uit het Laat-Trias van de Duitse Keuper. Vanwege de fauna en flora is de Tikiformatie ook vergelijkbaar met het onderste deel van de Maleriformatie van het Pranhita-Godavari-bekken en de Camp Springs-afzetting van de Amerikaanse Dockum Group en werd daarom toegewezen aan het Laat-Trias.

De tand werd ontdekt in een bed van kalkhoudende moddersteen, blootgelegd op vier kilometer ten zuidwesten van het dorp Tiki, dat dezelfde stratigrafische horizon heeft als een tand van het morganucodontide zoogdier Gonwanadon tapani uit het Laat-Trias.

Beschrijving[bewerken | brontekst bewerken]

Gebit[bewerken | brontekst bewerken]

Er is slechts één bovenste linkerkies gevonden en alle kenmerken zijn gebaseerd op dit enige exemplaar. Het heeft verschillende afgeleide eigenschappen die lijken op die van Docodonta en holotherische kiezen. De tand wordt ondersteund door drie grote wortels, in tegenstelling tot Woutersia, die slechts twee grote wortels heeft. De kleinste wortel ondersteunt de kleine linguale helft, dus aan de binnenzijde, terwijl bij Docodonta juist de grootste wortel de kleine linguale helft ondersteunt. De kies is tricuspide met drie buccaal, aan de buitenzijde geplaatste knobbels die een stompe driehoek vormen die contrasteert met het knobbelpatroon bij docodonten, waar ze op één lijn liggen. Men denkt dat de bovenmolaren van Woutersia vergelijkbaar zijn met Tikitherium wat betreft knobbelpatroon en kroonafmetingen. De belangrijkste buccale knobbel is de hoogste met een hoogte van 1,08 millimeter en de tand heeft een brede basis die de gehele lengte van de kroon beslaat. Er zijn uitstekende knobbels met twee bijbehorende scheerkammen. Er bevindt zich ook een op het taloon van latere zoogdieren lijkend platform aan de voorzijde van de uitstekende knobbels. De tand heeft ook een sterk ontwikkeld en breed linguaal en buccaal cingulum. Er zijn slijtagefacetten op de kies die occlusie met de onderste kiezen suggereren. Bij Tikitherium bevinden de slijtagefacetten zich aan de linguale kant, in tegenstelling tot Woutersia waar de slijtagefacetten alleen aan de voorkant worden gevonden. Slijtagefacetten zijn ook zichtbaar in de smalle trog tussen de linguale zijde van de twee knobbels, terwijl bij docodonten de slijtagefacetten beperkt zijn tot de centrale bassins.

Schedel[bewerken | brontekst bewerken]

Er is gesuggereerd dat het angulaire uitsteeksel een algemeen en homoloog kenmerk is van de Mammaliaformes. Tikitherium zou er mogelijk een kunnen hebben op basis van zijn positie, hoewel daarover geen conclusie kan worden getrokken zonder de ontdekking van een schedelspecimen.

Paleobiologie[bewerken | brontekst bewerken]

Voeding[bewerken | brontekst bewerken]

De slijtfacetten op de bovenmolaar suggereren een waarschijnlijke occlusale relatie met het ondergebit. Er kan echter geen conclusie worden getrokken over de occlusie zonder een specimen met een ondergebit. Er is ook een posterolinguale knobbel met twee scheerkammen en bekkens die wijst op op een snijdende kauwbeweging. De kies is de vroegste vertegenwoordiger van verschillende onafhankelijke evolutionaire ontwikkelingen die zijn gevonden in latere zoogdiergroepen zoals Boreosphenida, Australosphenida, shuotheriiden en Docodonta. Het is ook de eerste zoogdiervertegenwoordiger die deze geavanceerde gebitsspecialisatie bezit en is het bewijs voor de hypothese van homoplastische evolutie van slijpkenmerken in het gebit. Vóór de vondst van het Tikitherium-exemplaar werd verondersteld dat de oorsprong van het plettende kauwen bij docodonten bij Morganucodon lag. Later bleek dat Woutersia ook de plettende kieswerking had die later bij Docodonta zou worden gevonden.

Fylogenie[bewerken | brontekst bewerken]

Tikitherium werd beschouwd als een zoogdier in Datta (2005). De fylogenie op basis van Luo en Martin (2007) plaatst Tikitherium en Docodonta echter als zustertaxa, die basale Mammaliformes zijn, gebaseerd op de gedeelde kenmerken van slijtagefacetten en platform aan de linguale kant van de kiezen. Hoewel Luo en Martin concluderen dat Tikitherium en Docodonta het nauwst verwant zijn, is ook geopperd dat Woutersia in plaats daarvan het zustertaxon van de Docodonta kan zijn vanwege de gelijkenis van hun uitstekende linguale knobbels.

Mammaliaformes

Morganucodon




Kuehneotherium




Megazostrodon




Delsatia




Woutersia




Tikitherium


Docodonta


Tegotherium



Sibirotherium





Gondtherium




Castorocauda





Itatodon



Krusatodon





Simpsonodon





Tashkumyrodon



Borealestes





Dsungarodon




Haldanodon



Docodon