Gebruiker:CFCF/Kladblok/Urineweginfectie

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

{{samenvoegennaar|Urineweginfectie}}

Urineweginfectie
Meerdere witte cellen in de urine van een persoon met een urineweginfectie, gezien via microscopie
Coderingen
ICD-10 N39.0
ICD-9 599.0
DiseasesDB 13657
MedlinePlus 000521
eMedicine emerg/625emerg/626
MeSH D014552
Portaal  Portaalicoon   Geneeskunde

Een urineweginfectie is een bacteriële infectie die een deel van de urinewegen treft. Wanneer de onderste urinewegen worden getroffen, wordt dit een eenvoudige cystitis (een blaasontsteking) genoemd, en wanneer de bovenste urinewegen worden getroffen, wordt dit pyelonefritis (een nierbekkenontsteking) genoemd. Symptomen in de onderste urinewegen zijn onder andere pijn bij het plassen en frequent plassen of de aandrang om te plassen (of beide), terwijl de symptomen van pyelonefritis onder andere koorts en pijn in de zij zijn, naast de symptomen van een onderste urineweginfectie. Bij ouderen en zeer jonge kinderen kunnen de symptomen vaag of niet-specifiek zijn. De hoofdverwekker van beide typen is de Escherichia coli, hoewel ook vele andere bacteriën, en in zeldzame gevallen ook virussen of schimmels de oorzaak kunnen zijn.

Urineweginfecties komen vaker voor bij vrouwen dan bij mannen, en ongeveer de helft van alle vrouwen maakt minstens eenmaal in het leven een urineweginfectie door. Vaak keren urineweginfecties ook terug. Risicofactoren zijn onder andere de vrouwelijke anatomie (nl kortere plasbuis dan mannen), geslachtsgemeenschap en erfelijkheid. Pyelonefritis doet zich meestal voor na een blaasontsteking, maar kan ook het gevolg zijn van een via bloed overgedragen infectie. De diagnose kan bij jonge, gezonde vrouwen enkel op basis van de symptomen worden gesteld. Bij patiënten met vage symptomen kan het lastig zijn om de diagnose te stellen, omdat er bacteriën aanwezig kunnen zijn zonder dat er sprake is van een infectie. In gecompliceerde gevallen of als de behandeling niet aanslaat, kan een urinekweek nuttig zijn. Bij patiënten die regelmatig last hebben van een infectie, kan preventief gedurende langere tijd (3-6 maanden) een dosis antibiotica worden voorgeschreven.

In ongecompliceerde gevallen kunnen urineweginfecties makkelijk worden behandeld met een korte antibioticakuur, hoewel resistentie tegen veel van de gebruikte antibiotica steeds vaker voorkomt. In gecompliceerde gevallen is mogelijk een langere kuur of intraveneuze toediening van antibiotica nodig. Als de symptomen niet binnen twee of drie dagen afnemen, dienen er verdere diagnostische tests te worden uitgevoerd. Bij vrouwen zijn urineweginfecties de meest voorkomende vorm van een bacteriële infectie, waarbij 10% van de vrouwen er minstens eenmaal per jaar last van heeft.

Indicaties en symptomen[bewerken | brontekst bewerken]

[[Bestand:Pyuria2011.JPG|thumb|Urine bevat bij een urineweginfectie meestal witte bloedcellen, wat pyurie ('pus in de urine') wordt genoemd. Een infectie aan de onderste urinewegen wordt ook wel een blaasontsteking genoemd. De meest gebruikelijke symptomen zijn eenbranderig gevoel bij het plassen en frequent moeten plassen (of een grote aandrang om te plassen) bij afwezigheid van vaginale afscheiding en een behoorlijke pijn.[1] Deze symptomen kunnen variëren van mild tot heftig[2] en houden bij gezonde vrouwen gemiddeld zes dagen aan. Ook kan er sprake zijn van pijn boven het schaambeen of in de onderrug. Personen met een infectie aan de bovenste urinewegen, ofwel pyelonefritis, kunnen last hebben van pijn in de zij, koorts of misselijkheid en overgeven naast de klassieke symptomen van een infectie aan de onderste urinewegen.[2] In zeldzame gevallen kan de urine sporen van bloed<ref name="Sal2011" /> of zichtbare pyurie (pus in de urine) bevatten.[3]

Bij kinderen[bewerken | brontekst bewerken]

Bij jonge kinderen is soms het enige symptoom van een urineweginfectie koorts. Bij gebrek aan duidelijkere symptomen wordt door veel medische organisaties een urinekweek aanbevolen wanneer meisjes jonger dan twee jaar of onbesneden jongetjes jonger dan één jaar koorts hebben. Jonge kinderen kunnen mogelijk slecht eten, overgeven, meer slapen of tekenen van geelzucht vertonen. Bij oudere kinderen kan sprake zijn van opnieuw optredende incontinentie (verlies van de blaasbeheersing).

Bij bejaarden[bewerken | brontekst bewerken]

Symptomen aan de urinewegen ontbreken vaak bij bejaarden. De tekenen kunnen vaag zijn, met incontinentie, verwardheid, een verandering van de mentale toestand of vermoeidheid als enige symptomen.[2] Sommige bejaarden vertonen echter bloedvergiftiging (wetenschappelijke benaming: sepsis) als eerste symptoom.<ref name="Sal2011" /> De diagnose kan nog worden gecompliceerd door het feit dat veel bejaarden al incontinentie of dementie vertoonden.

Oorzaak[bewerken | brontekst bewerken]

E. coli is de oorzaak van 80–85% van alle urineweginfecties, terwijl Staphylococcus saprophyticus in 5–10% van de gevallen de oorzaak is.[1] In zeldzame gevallen kan een urineweginfectie worden veroorzaakt door virale infecties of schimmelinfecties.[4] Andere bacteriële oorzaken kunnen zijn:Klebsiella, Proteus, Pseudomonas en Enterobacter. Deze zijn ongebruikelijk en hebben doorgaans te maken met afwijkingen aan het urinewegstelsel of katheterisatie.<ref name="Sal2011" /> Urineweginfecties veroorzaakt door de Staphylococcus aureus doen zich doorgaans voor naast via bloed overgedragen infecties.[2]

Seks[bewerken | brontekst bewerken]

Bij jonge, seksueel actieve vrouwen is seksuele activiteit de oorzaak van 75–90% van alle blaasontstekingen, waarbij het risico op een infectie verband houdt met de frequentie van de seks.[1] Dit verschijnsel wordt ook wel 'huwelijksreis-cystitis' genoemd wegens het grote aantal urineweginfecties bij pasgetrouwden. Bij postmenopauzale vrouwen is hun seksuele activiteit niet van invloed op het risico om een urineweginfectie op te lopen. Het gebruik van spermatocide middelen vergroot het risico op een urineweginfectie, ongeacht de frequentie van de seks.[1]

Vrouwen zijn vatbaarder voor een urineweginfectie dan mannen, omdat de urinebuis van vrouwen veel korter is en zich dichter bij de anus bevindt.[5] Naarmate het oestrogeengehalte van vrouwen afneemt tijdens de menopauze, neemt het risico op een urineweginfectie toe wegens het verlies van de beschermende vaginale flora.[5]

Urinekatheters[bewerken | brontekst bewerken]

Blaaskatheterisatie vergroot het risico op urineweginfecties. Het risico op bacteriurie (bacteriën in de urine) ligt tussen drie tot zes procent per dag en preventieve antibiotica zijn niet effectief voor het verminderen van symptomatische infecties.[5] Het risico op een hieraan gerelateerde infectie kan worden verlaagd door alleen indien nodig te katheteriseren, een steriele techniek te gebruiken bij de plaatsing, en de katheter zonder obstakels gesloten te houden tijdens de drainage.[6][7][8]

Overig[bewerken | brontekst bewerken]

In sommige families kan een aanleg voor blaasontstekingen voorkomen. Andere risicofactoren zijn diabetes,[1] niet besneden zijn en een grote prostaat.[2] Complicerende factoren zijn redelijk vaag en omvatten onder andere predisponerende anatomische, functionele of metabolische afwijkingen. Een gecompliceerde urineweginfectie is moeilijker te behandelen en vraagt meestal om een agressievere evaluatie, behandeling en nabehandeling.[9] Bij kinderen houden urineweginfecties verband met vesico-ureterale reflux (een abnormaal vloeien van urine vanuit de blaas naar de urineleiders of nieren) en constipatie.

Personen met letsel aan het ruggenmerg lopen een verhoogd risico op urineweginfecties, deels wegens chronisch gebruik van een katheter en deels wegens een stoornis bij het urineren.[10] Het is de meestvoorkomende infectieoorzaak bij deze groep, evenals de meestvoorkomende oorzaak van ziekenhuisopname.[10]Bovendien lijkt het gebruik van veenbessensap of veenbessupplementen ineffectief te zijn bij de preventie en behandeling van deze groep.[11]

Ontstaan[bewerken | brontekst bewerken]

De bacteriën die urineweginfecties veroorzaken, dringen meestal via de urinebuis de blaas binnen. Een infectie kan echter ook via het bloed of de lymfen ontstaan. Er wordt aangenomen dat de bacteriën meestal van de darm worden overgedragen naar de urinebuis, waarbij vrouwen een groter risico lopen wegens hun anatomie. Nadat de E. Coli toegang tot de blaas hebben gekregen, kunnen zij zich hechten aan de blaaswand en daar een biofilm vormen die bestand is tegen de immuunrespons van het lichaam.<ref name="Sal2011" />

Preventie[bewerken | brontekst bewerken]

Van een aantal voorzorgsmaatregelen is niet bewezen dat deze van invloed zijn op de frequentie van urineweginfecties, waaronder: het gebruik van anticonceptiepillen of condooms, plassen onmiddellijk na de geslachtsgemeenschap, het type ondergoed dat iemand draagt, methoden van lichaamsverzorging na het plassen of de stoelgang, of het feit dat iemand doorgaans een bad of een douche neemt.[1] Evenmin bestaat er bewijs voor het effect dat het ophouden van de urine, het gebruik van tampons of een vaginale douche heeft.[5]

Wie regelmatig last heeft van een urineweginfectie en spermatocide middelen of een pessarium gebruikt als voorbehoedsmiddel, wordt aangeraden een andere methode te gebruiken.<ref name="Sal2011" /> Veenbessen (als sap of capsules) kunnen frequentie verlagen bij mensen die regelmatig een infectie hebben,[12][13] maar tolerantie op lange termijn is wel een probleem[12], aangezien meer dan 30% van de mensen last krijgt van het maag-darmstelsel.[14] Gebruik twee keer per dag is mogelijk beter dan gebruik één keer per dag.[15] Sinds 2011 worden intravaginale probiotica nader onderzocht om te bepalen of deze een gunstige werking hebben.<ref name="Sal2011" /> Gebruik van een condoom zonder spermatocide middelen of het gebruik van anticonceptiepillen leidt niet tot een groter risico op een ongecompliceerde urineweginfectie.[16]

Medicatie[bewerken | brontekst bewerken]

Wie last heeft van regelmatig terugkerende infecties, heeft baat bij een langere dagelijkse antibioticakuur.[1]Veelgebruikte medicijnen zijn onder andere nitrofurantoïne en trimethoprim+sulfametoxazol<ref name="Sal2011" />, of trimethoprim als monotherapie.[17] Methenamine is een andere stof die regelmatig voor dit doel wordt gebruikt, aangezien het in de blaas, waar de zuurgraad laag is, zorgt voor het ontstaan van formaldehyde, waartegen zich geen resistentie kan ontwikkelen.[18] Wanneer een infectie verband houdt met geslachtsgemeenschap, kan het nuttig zijn om na afloop van de geslachtsgemeenschap antibiotica in te nemen.<ref name="Sal2011" /> Bij postmenopauzale vrouwen is gebleken dat locaal aangebracht vaginaal oestrogeen ervoor kan zorgen dat de infectie minder vaak terugkeert. In tegenstelling tot topische crèmes, is het gebruik van vaginaal oestrogeen in pessariums niet zo nuttig gebleken als een lage dosis antibiotica.[19] Sinds 2011 wordt er ook gewerkt aan de ontwikkeling van een aantal vaccins.<ref name="Sal2011" />

Behandeling in Nederland volgens algemeen aanvaarde richtlijnen[bewerken | brontekst bewerken]

Bij de behandeling van urineweginfecties wordt een onderscheid gemaakt tussen ongecompliceerde urineweginfecties en gecompliceerde urineweginfecties. Een ongecompliceerde urineweginfectie is gedefinieerd als een urineweginfectie bij een vrouw die niet in verwachting is in de vruchtbare leeftijd zonder tekenen van opstijgende infectie.

Conform de NHG-standaard "Urineweginfecties"[20] behandelen huisartsen in Nederland ongecompliceerde urineweginfecties veelal met antibiotica die oraal zijn toe te dienen en bovendien vooral in de urine geconcentreerd worden, zodat men de overige bacteriële flora ongemoeid laat. Nitrofurantoïne (kuur van 5 dagen), fosfomycine (eenmalige dosering) en ook trimethoprim (kuur van 5 dagen) worden meestal voorgeschreven.[20] Voor een betere effectiviteit kan de kuur beter met twee dagen verlengd worden.[21]

Alle andere typen, zoals urineweginfecties bij mannen en jongens, zwangeren en jonge (pre-pubertale) meisjes zijn per definitie gecompliceerd. Bij gecompliceerde infecties worden vaak antibiotica voorgeschreven die niet alleen in de urine maar ook in het weefsel een voor bacteriën dodelijke concentratie bereiken, zoals amoxicilline al dan niet met clavulaanzuur, ciprofloxacine enzovoorts. Voor sulfonamiden zijn de meeste verwekkers resistent, maar bij een aanzienlijk deel van de patiënten die antibiotica krijgt voorgeschreven ter behandeling van urineweginfecties treedt resistentie voor deze middelen op.[22] Overigens zijn antibiotica niet altijd noodzakelijk. De huisarts zal spontane genezing in het algemeen echter niet afwachten.

Een blaasontsteking bij een klein kind is in principe een reden voor verwijzing naar de kinderarts, niet zozeer vanwege de blaasontsteking zelf maar om mogelijke anatomische factoren op te sporen die blaasontsteking in de hand werken, zoals ureterovesicale reflux, een dubbel aangelegd nierkelksysteem, nierstenen of obstruerende kleppen in de plasbuis.

Bij kinderen[bewerken | brontekst bewerken]

Er is slechts weinig bewijs dat preventieve antibiotica het aantal urineweginfecties bij kinderen doet afnemen.[23]Terugkerende urineweginfecties zijn echter een zeldzame oorzaak van verdere nierproblemen als er geen sprake is van onderliggende afwijkingen aan de nieren, wat resulteert in minder dan een derde procent (0,33%) van alle chronische nieraandoeningen bij volwassenen.[24]