Gebruiker:Cheechako/Kladblok

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is het persoonlijke kladblok van Cheechako.
Een kladblok is een subpagina van iemands gebruikerspagina. Het dient als testruimte voor de gebruiker en om nieuwe artikelen of langere toevoegingen aan bestaande pagina's voor te bereiden.

Let op: je kladblok opslaan gaat met de knop 'publiceren'. De pagina wordt daarmee nog niet in de openbare encyclopedie geplaatst en blijft een kladpagina. De kladblokpagina is wel zichtbaar (voor iedereen die wat meer van Wikipedia) en mag dus geen onoorbare dingen te bevatten.

Het is, ook in een kladblok, uitdrukkelijk niet toegestaan om zonder toestemming auteursrechtelijk beschermd materiaal van derden te publiceren.
Enkele handige links: Spiekbriefje | Snelcursus

Andere testplaatsen: De algemene zandbak | De probeerpagina van de snelcursus | De sjabloonzandbak

De Zonnetempel in Machu Picchu.

Het cultuurgebied van de Andes of Centrale Andes beslaat het middelste gedeelte van het Andesgebergte en de aangrenzende kustgebieden. Ook de noordelijke Andes wordt wel eens tot dit cultuurgebied gerekend, hoewel anderen het zien als onderdeel van het Circumcaraïbisch gebied. Het zuiden van de Andes wordt gerekend tot de Marginale Regio's. De Andesregio is een gebied van hoge bergen en droge woestijngebieden aan de kust.

De Andes is een van de weinige gebieden waar landbouw is uitgevonden, en daarnaast een van de vijf gebieden waar beschavingen zijn ontstaan zonder invloed van buitenaf. In het precolumbiaanse Andesgebied hebben diverse culturen gebloeid, waarvan die van de Inca's het bekendst is en het grootste gebied besloeg. Grote beschavingen waren er in het Andesgebied echter al duizenden jaren voor de Inca's. De eerste complexe beschaving in de Andesregio was de Norte Chicobeschaving uit het 3e millennium v.Chr., voor zover bekend de oudste beschaving uit Amerika.

Afbakening[bewerken | brontekst bewerken]

De Amerikaanse antropoloog Clark Wissler bakende in The American Indian (1917) het cultuurgebied dat hij aanduidde als het Incagebied als volgt af: een opvallend smal gebied, waarvan de noordgrens bij de evenaar lag, in de hooglanden van Ecuador, en de zuidgrens ergens in de Atacamawoestijn in Chili.[1] De Encyclopædia Britannica legt de noordgrens van de Andesculturen of Centrale Andes op ongeveer dezelfde plaats, namelijk bij de Golf van Guayaquil in Ecuador. De zuidgrens wordt echter een stuk lager gelegd, zodat ook het gebied van de Mapuche binnen het cultuurgebied van de Andes valt.[2][3] Sommige bronnen rekenen ook de volken van de noordelijke Andes, zoals de Chibchasprekende Muisca, tot de culturen van de Andes.[4]

Natuur[bewerken | brontekst bewerken]

Culturele kenmerken[bewerken | brontekst bewerken]

Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

Tussen 10.000 en 5.000 v.Chr. begon men in de Andes aardappels te verbouwen. Dit was het belangrijkste gewas in de Andeslandbouw, waar terrassen en uitgebreide irrigatie gebruikt werden om voedsel te kunnen verbouwen op de berghellingen. Tegelijk met de aardappel werden ook lama’s en verwante soorten getemd voor vlees en als lastdier. De cavia werd omstreeks 5000 v.Chr. getemd, met name om als voedsel te dienen.

Norte Chico[bewerken | brontekst bewerken]

De piramides van Caral in de Supevallei, opgeworpen door de Norte Chichobeschaving.

De Norte Chicobeschaving, die bloeide in het 3e millennium v.Chr., is voor zover bekend de oudste beschaving in Amerika. Deze beschaving ontstond in enkele valleien aan de kust van Noord-Peru, waar diverse bevolkingscentra ontstonden. De Norte Chicobeschaving kende geen nog aardewerk en werd gekenmerkt door grote platformheuvels van aarde en een complexe sociale organisatie met wellicht een theocratisch bestuur. De bevolking leefde van vis en een breed scala aan planten en ontwikkelde een uitgebreide irrigatie voor de landbouw.

Chavín en Paracas[bewerken | brontekst bewerken]

De Chavín-cultuur (900-250 v.Chr.) ontstond in de hooglanden van de Andes, maar breidde zich uit naar de kust. Het religieuze en politieke centrum was Chavín de Huántar in de hooglanden. De Chavín begonnen goud en andere metalen te bewerken, hielden lama’s en verwante soorten en kenden aardewerk. In dezelfde tijd bloeide in het zuiden de Paracascultuur (800-100 v.Chr.), bekend om haar textiel en schatgraven.

Nazca en Moche[bewerken | brontekst bewerken]

De Chavíncultuur beïnvloedde de daaropvolgende Nazcacultuur (100 v.Chr.-750 n.Chr.), die grote figuren maakte in de aarde, bekend als de Nazcalijnen. Tegelijk met de Nazca ontwikkelde zich in de noordelijke kustvalleien de Mochecultuur (100-700), bekend om haar aardewerk.

Tiwanaku en Wari[bewerken | brontekst bewerken]

In de tweede helft van het eerste millennium werd de Andes beheerst door twee grote culturen. In het zuiden van Peru en het noorden van Chili ontstond een rijk vanuit de stad Tiwanaku (300-1000) aan het Titicacameer. Het rijk breidde zich voornamelijk uit door andere culturen te assimileren, in plaats van ze te veroveren. In Tiwanaku werden mensenoffers gebracht. Ten noorden van Tiwanaku lag een gebied met grote steden en een uitgebreid wegennetwerk, het ‘Waririjk’ (ca. 500-1100). Het is niet duidelijk in hoeverre dit gebied vanuit een centraal punt bestuurd werd.

Chimú[bewerken | brontekst bewerken]

Rond het jaar duizend had zich in het noorden uit de overblijfselen van de Mochecultuur de Chimúcultuur (1000-1470) ontwikkeld, een samenleving met vier klassen. Na het jaar 1000 breidde hun koninkrijk Chimor zich vanuit de stad Chan Chan uit tot ze een groot deel van de kust van Noord-Peru besloeg. Tegen 1470 begonnen de Inca’s aan de verovering van Chimor en werd de Chimorkeizer gedood. Bij de troonsbestijging van Huayna Capac in 1493 was de verovering vrijwel voltooid.

Inca's[bewerken | brontekst bewerken]

De Inca’s vormden oorspronkelijk een stadstaat rond de stad Cuzco. Onder de Sapa Inca’s Pachacuti en Túpac Inca Yupanqui werd van daaruit een groot deel van de Andes veroverd en verenigd in het Incarijk,dat ze zelf Tawantinsuyu (de vier regio’s) noemden. Het rijk was georganiseerd in vier provincies waarvan de leiders ondergeschikt waren aan de Sapa Inca die in Cuzco het centrale gezag uitoefende. De Inca-economie kende een sterke centrale planning. Grote bouwprojecten werden uitgevoerd door verplichte arbeid. Van 1529 tot 1532 werd het Incarijk verscheurd door een burgeroorlog tussen de volgeling van de Sapa Inca Huáscar en zijn broer Atahualpa, die hem in 1532 versloeg. In hetzelfde jaar arriveerde de Spaanse conquistador Francisco Pizarro met 168 man. Hij had na twee verkenningsexpedities van het Incarijk toestemming gekregen van de Spaanse koning om het gebied te veroveren. In 1572 werd de laatste Incavesting veroverd. Tegen die tijd was een groot deel van de Andesbevolking al omgekomen aan Europese ziekten.

Koloniale periode en tegenwoordig[bewerken | brontekst bewerken]

Disneystrips zijn stripverhalen en stripboeken met Disneypersonages in de hoofdrol. Veruit de meeste Disneystrips hebben antropomorfe dieren in de hoofdrol, zoals de eend Donald Duck en de muis Mickey Mouse. Deze strips kunnen daarom tot het funny animal-genre gerekend worden. Disneystrips waren vooral populair in de Verenigde Staten, Latijns-Amerika en West-Europa, en zijn dat in West-Europa nog steeds, vooral in Nederland en de Scandinavische landen.

Kenmerken[bewerken | brontekst bewerken]

De meeste Disneystrips draaien rond figuren die oorspronkelijk zijn bedacht voor tekenfilms. Deze strips zijn daarom cartoonesk getekend en gewoonlijk kindvriendelijk. In sommige gevallen, zoals bij Donald Duck, is de wereld van het tekenfilmpersonage in de strips sterk uitgebreid, door onder meer nieuwe personages toe te voegen, die soms zo populair zijn geworden dat ze zelf de hoofdrol gingen spelen in stripverhalen. Het overgrote deel van de Disneystrips speelt in de werelden van Donald Duck, Mickey Mouse, en in mindere mate ook van andere animatiefiguren zoals Joe Carioca, Broer Konijn, Midas Wolf en Hiawatha. De werelden rond deze personages staan grotendeels op zichzelf. Heel af en toe worden er verhalen gemaakt waarin ze elkaar ontmoeten. Een uitzondering daarop zijn de werelden van de Silly Symphony-cartoon Three Little Pigs (waarin Midas Wolf en de Drie Biggetjes voor het eerst voorkwamen) en die van de film Song of the South (waarin Broer Konijn, Rein Vos en Bruin Beer voor het eerst optraden). Deze twee werelden zijn in de Disneystrips met elkaar versmolten geraakt.

Disneystrips hebben gewoonlijk weinig continuïteit. Een aantal basale dingen, zoals karaktereigenschappen van personages en hun relatie tot elkaar, liggen vast. Op veel punten kunnen strips elkaar echter tegenspreken.

Typen:

  • Realistisch getekende strips
    • Gebaseerd op lange speelfilms
    • Gebaseerd op korte films
  • Cartoonesk getekende strips
    • Donald Duck en Mickey Mouse
    • Andere oudere tekenfilm-universa
    • Recente tekenfilmuniversa
    • Voor strips ontwikkelde universa

http://tvtropes.org/pmwiki/pmwiki.php/ComicBook/DisneyMouseAndDuckComics

Universa[bewerken | brontekst bewerken]

De vijf universa waarin de meeste verhalen spelen zijn:

  1. Wereld van Donald Duck
  2. Wereld van Mickey Mouse
  3. Boswereld
  4. Wereld van Joe Carioca
  5. Wereld van Hiawatha

Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

Ontstaan[bewerken | brontekst bewerken]

The Walt Disney Company werd opgericht in 1923. In 1928 werd het personage Mickey Mouse bedacht. Steamboat Willie, de eerste Mickey Mouse-cartoon die gedistribueerd werd, was direct een groot succes. Charles Giegerich, Disney's accountvertegenwoordiger bij distributeur Pat Powers, schreef in juni 1929 aan Walt Disney dat een Mickey Mouse-krantenstrip goede reclame zou zijn. De maand daarop kreeg Disney's medewerker Ub Iwerks een brief van King Features Syndicate, waarin hem gevraagd werd het idee van een Mickey Mouse-krantenstrip te overwegen en wat voorbeelden op te sturen. Disney had interesse in het idee, maar door tijdgebrek en onzekerheid over de invulling van de strip duurde het tot 18 november voor de voorbeeldstrips eindelijk opgestuurd werden naar King Features. Op 30 december 1929 liet het bedrijf aan Disney weten dat de New York Mirror over twee weken met publicatie van de strip wilde beginnen en dat men verwachtte dat de Mickey Mousestrip dé grote hit op stripgebied van 1930 zou worden. Op 13 januari 1930 begon de Mickey Mousestrip in twee kranten, de New York Mirror en de Oakland Post-Enquirer. Het eerste verhaal, Lost on a Desert Island, bestond uit een los samenhangende reeks grappen, met als overkoepelend thema Mickey Mouse die gestrand was op een eiland met kannibalen. In maart 1930 vroeg King Features om, in overeenstemming met de trend in die tijd, de Mickey Mousestrip om te vormen tot een avonturenverhaal met meer samenhang. Het volgende verhaal, Mickey Mouse in Death Valley, was daarom een avonturenstrip met een veel duidelijkere structuur, en dat formaat zou de komende decennia worden aangehouden.[5]

Jaren 30[bewerken | brontekst bewerken]

Krantenstrips[bewerken | brontekst bewerken]

De Mickeystrip werd al snel populair en begon ook in het buitenland gepubliceerd te worden. Al in 1931 waren in diverse landen ook boekjes te koop waarin de vervolgverhalen uit de kranten in één album werden afgedrukt. Het jaar erop, in 1932, kwam er ook een Mickey Mouse-zondagstrip. In tegenstelling tot de dagstrips bestonden deze strips niet uit een enkele strook per keer, maar uit een hele pagina, die bovendien niet in zwart-wit maar in kleur was. Als topper boven de Mickeystrip stond een Silly Symphonystrip. Ondanks de naam ging die strip echter vaak helemaal niet over figuren uit de Silly Symphony-cartoons. De eerste Silly Symphonystrip was bijvoorbeeld een verhaal van Tokkie Tor, die speciaal voor de strip bedacht was en daarmee het eerste Disneypersonage is dat is ontstaan als stripfiguur in plaats van als tekenfilmfiguur.

De eerste Disneytijdschriften[bewerken | brontekst bewerken]

Voorloogse Disneytijdschriften in Europa

Een tweede belangrijke vernieuwing in 1932 was de introductie van het eerste Disneytijdschrift ter wereld, de Italiaanse Topolino. Al snel volgden uitgevers in andere landen. In 1937 verschenen er in 27 verschillende talen Disneystrips in kranten, boekjes of tijdschriften.[6] De tijdschriften waren echter niet altijd succesvol en in diverse landen verdwenen ze al binnen een paar jaar. Alleen in de Verenigde Staten (Mickey Mouse Magazine), Verenigd Koninkrijk (Mickey Mouse Weekly), Italië (Topolino), Frankrijk (Le Journal de Mickey) en Joegoslavië (onder meer Мика Миш) was het Disneytijdschrift zo succesvol dat het de Tweede Wereldoorlog haalde. Al deze vooroorlogse Disneytijdschriften onderscheiden zich van de latere Disneystripbladen doordat ze dunner waren en doordat spelletjes, tekstverhalen en dergelijke een veel groter deel van de inhoud vulden.

De opkomst van Donald Duck[bewerken | brontekst bewerken]

Een belangrijke trend in de tweede helft van de jaren 30 was de toename in de populariteit van Donald Duck. Donald Duck werd in 1934 bedacht voor de Silly Symphony-cartoon The Wise Little Hen, en was zo populair dat hij al snel een bijrol kreeg in Mickey Mousefilmpjes. De eerste Donald Duckstrip was de stripversie van The Wise Little Hen, die van 16 september tot 16 december 1934 als Silly Symphonystrip in de kranten verscheen. In februari 1935 had Donald Duck voor het eerst een bijrol in een Micky Mousestrip, en van augustus 1936 tot december 1937 keerde hij terug als de ster van de Silly Symphonystrip. In die strips speelden Goofy, Clarabella Koe, Puk en Max en Kwik, Kwek en Kwak de bijrollen. In mei 1937 begon in de Britse Mickey Mouse Weekly het vervolgverhaal Donald and Donna. Dit verhaal was na de strip van The Wise Little Hen het eerste lange stripverhaal waarin Donald Duck de hoofdrol speelde. Enkele maanden later, in december 1937, bracht de Italiaanse uitgever Mondadori het tijdschrift Paperino e altre avventure (Donald Duck en andere avonturen) op de markt, het eerste tijdschrift ter wereld dat de naam van Donald Duck droeg.

In februari 1938 kreeg Donald Duck zijn eigen dagstrip in de kranten, gevolgd door een zondagstrip in december 1939. In deze krantenstrips werden de werelden van Mickey Mouse en Donald Duck duidelijk van elkaar gescheiden. Personages uit de wereld van Mickey Mouse kwamen niet voor in de krantenstrips van Donald Duck, en de bijrollen werden vervuld door bijvoorbeeld Donald Ducks neefjes Kwik, Kwek en Kwak en zijn vriendin Katrien Duck.

De Tweede Wereldoorlog[bewerken | brontekst bewerken]

Verenigde Staten[bewerken | brontekst bewerken]

Tegen het einde van de jaren 30 werden striptijdschriften steeds populairder in Amerika, en als gevolg daarvan werd Mickey Mouse Magazine geleidelijk steeds meer een stripblad. Een steeds groter deel van de inhoud werd ingenomen door strips. In oktober 1940 werd bovendien de naam van het blad veranderd naar Walt Disney's Comics and Stories. Nummer 1 van dit blad wordt gezien als het eerste echte Disneystripblad.[7] Een belangrijk onderscheid met de voorgaande Mickey Mouse Magazine was behalve een groter aantal strippagina's ook het feit dat er voor het eerst grote delen van een stripverhaal in een keer werden afgedrukt. In Mickey Mouse Magazine werden de lange krantenstripavonturen van Mickey Mouse als vervolgverhalen afgedrukt met slechts enkele pagina's per nummer. In Walt Disney's Comics and Stories daarentegen werden deze verhalen met veel meer pagina's per nummer gedrukt. Walt Disney's Comics and Stories was een succes. Van het eerste nummer werden 252.000 exemplaren verkocht, en bij nummer 24 (september 1942) was de verkoop al gestegen tot een miljoen exemplaren per nummer, en in december 1944 tot 1,3 miljoen.[8][9]

In 1939 had Western Publishing, die sinds 1937 de uitgever van Mickey Mouse Magazine was, de Four Color-reeks gelanceerd, een stripblad met elk nummer een ander personage in de hoofdrol. In het voorjaar van 1940 was dat voor het eerst een Disneypersonage, namelijk Donald Duck. Net als Mickey Mouse Magazine en daarna Walt Disney's Comics and Stories werden ook deze nummers van de Four Color-reeks gevuld met herdrukken van krantenstrips, en omstreeks 1942 begon de voorraad op te raken. Als Western Publishing door wilde gaan met Walt Disney's Comics and Stories en de Disneynummers in de Four Color-reeks zouden ze zelf voor de strips moeten zorgen. Het eerste verhaal dat Western Publishing voor de Four Color-reeks produceerde was de stripversie van de animatiescènes in The Reluctant Dragon, die in de zomer van 1941 gepubliceerd werd. Het eerste verhaal dat speciaal voor Walt Disney's Comics and Stories gemaakt werd was The Flying Gauchito, een verhaal dat werd gepubliceerd in #24 (september 1942) en dat was gebaseerd op een scène uit The Three Caballeros, een Disneyfilm die in 1944 zou uitkomen.[10][11] In Walt Disney's Comics and Stories #31 (april 1943) begon een lange reeks 10-paginastrips met Donald Duck in de hoofdrol, geschreven en getekend door Carl Barks.

In 1942 kwam er een einde aan de Silly Symphony-krantenstrip, die vervangen werd door achtereenvolgens Bambi (1942), Joe Carioca (1942-1944) en Panchito (1944-1945).

Europa[bewerken | brontekst bewerken]

In Italië legde het fascistische regime vanaf 1938 verschillende beperkende maatregelen op aan uitgevers. Een daarvan was een verbod op uit het buitenland geïmporteerd materiaal, waaronder ook een groot deel van de inhoud van Topolino viel. Mondadori, de uitgever van het blad, ging desalniettemin ongestraft door met het publiceren van uit de Verenigde Staten geïmporteerde Disneystrips in Topolino, waarbij mee kan hebben gespeeld dat zowel Benito Mussolini als zijn kinderen fans waren van Mickey Mouse. De Mickey Mousestrips bleven in Topolino gedrukt worden tot februari 1942, twee maanden nadat Italië de Verenigde Staten de oorlog had verklaard. Toen werden de verhalen van Mickey Mouse vervangen door die van Tuffolino, een personage dat behalve in uiterlijk in alles op Mickey leek. Zijn eerste avontuur was zelfs een vrij directe bewerking van een Mickey Mouse-krantenstrip uit 1941.[12][13]

In Frankrijk verscheen het voorlopig laatste nummer van Le Journal de Mickey op 16 juni 1940, twee dagen nadat de Duitsers in Parijs waren gearriveerd. De uitgever week uit naar Marseille in het niet-bezette Vichy-Frankrijk, waar hij in september 1940 Le Journal de Mickey et Hop-là réunis lanceerde, een samensmelting van Le Journal de Mickey en Hop-là, een ander blad van dezelfde uitgever. Door papierschaarste werd het blad in de loop van de oorlogsjaren steeds dunner en verscheen het steeds minder vaak.[14] Vanaf juli 1942 waren er geen Disneystrips meer te vinden in het blad, en in juli 1944 werd het laatste nummer gepubliceerd.

De Joegoslavische Disney-uitgaven werden beëindigd na de invasie van Joegoslavië door Duitsland, Italië en Hongarije in april 1941.[15] De Britse Mickey Mouse Weekly was het enige Europese Disneytijdschrift dat de hele oorlog bleef verschijnen. Toch had ook dit blad te lijden van de oorlog: wegens papierschaarste werd het blad dunner en kwam er vanaf september 1941 slechts om de week een nieuw nummer uit in plaats van elke week.[16]

1945-1962[bewerken | brontekst bewerken]

Krantenstrips[bewerken | brontekst bewerken]

Tot 1945 was Floyd Gottfredson het hoofd geweest van het Disney comic strip department, dat de krantenstrips produceerde. Vanaf januari 1946 werd die positie overgenomen door Frank Reilly. In de periode 1945-1962 werden er diverse nieuwe krantenstrips geïntroduceerd:

  1. Broer Konijn (1945-1972): Deze strip had Broer Konijn uit de tekenfilm Song of the South (1946) in de hoofdrol. De strip kwam in plaats van de Panchito-krantenstrip.
  2. Merry Menagerie (1947-1962), dagelijkse plaatjes met antropomorfe dieren in de hoofdrol.
  3. Treasury of Classic Tales (1952-1987), een zondagstrip waarin elk verhaal een bewerking was van een Disneyfilm.
  4. True Life Adventures (1955-1973), dagelijkse plaatjes met informatie over de natuur.
  5. Rakker (1956-1988), met de puppie uit Lady en de Vagebond (1955) in de hoofdrol. Van Rakker werd zowel een dagstrip als een zondagstrip gepubliceerd.
  6. Mickey Mouse and His Friends (1958-1962), een tweede Mickey Mouse-dagstrip, maar dan zonder tekst.

In 1960 werden er dus wat betreft Disneystrips zes verschillende dagstrips (Donald Duck, Mickey Mouse, Mickey Mouse and His Friends, Merry Menagerie, True Life Adventures en Rakker) en vijf verschillende zondagstrips (Donald Duck, Mickey Mouse, Broer Konijn, Treasury of Classic Tales en Rakker) gepubliceerd.

Western Publishing[bewerken | brontekst bewerken]

Ook na de Tweede Wereldoorlog bleef de populariteit van Disneystrips in de Verenigde Staten groeien. De verkoop van Walt Disney's Comics and Stories bereikte uiteindelijk een hoogtepunt in september 1953. Van het nummer van die maand werden meer dan 3 miljoen exemplaren verkocht. Het blad was in die tijd het bestverkopende striptijdschrift in de Verenigde Staten. Meer dan één op de vijf Amerikanen las het blad, en wat betreft wekelijkse tijdschriften waren alleen de Time en de Saturday Evening Post populairder.[8] Het succes van Disneystrips leidde er toe dat er meer uitgaven op de markt kwamen. Populaire personages zoals Donald Duck, Mickey Mouse en Dagobert Duck kregen hun eigen tijdschrift, en daarnaast waren er seizoensuitgaven te koop zoals Vacation Parade en Christmas in Disneyland. Voor al deze uitgaven moesten Disneystrips geproduceerd worden, en de productie van Western Publishing groeide dan ook sterk. Zo werden er in 1945 ongeveer 60 nieuwe Disneystripverhalen van Western Publishing gepubliceerd. In 1950 was dat gestegen tot ongeveer 125 verhalen (ca. 1400 pagina's), en in 1960 tot ongeveer 340 verhalen (ca. 2300 pagina's).[17]

Europa[bewerken | brontekst bewerken]

In Europa was aan het einde van de Tweede Wereldoorlog alleen de Britse Mickey Mouse Weekly overgebleven als Disneytijdschrift. Daar zou echter al snel verandering in komen. In september 1945 reisde Dan Folke van de Deense uitgeverij Gutenberghus naar de Verenigde Staten om publicatierechten voor Disneystrips te verwerven. In 1948 ondertekende hij een verdrag met Disney dat Gutenberghus het recht gaf Disneystrips uit te geven in diverse Europese landen. In de tussentijd was in december 1945 in Italië de Topolino nieuw leven ingeblazen. In Frankrijk verscheen vanaf 1947 Hardi présente Donald, dat net als het vooroorlogse Journal de Mickey een tijdschrift van 8 pagina's met slechts 1 pagina Disneystrips was. Ook in 1947 lanceerde de Spaanse uitgeverij Fantasía het Disneyblad Dumbo, dat om de week verscheen. Gutenberghus lanceerde Disneystripbladen in Zweden en Noorwegen (1948), Denemarken (1949) en Duitsland (1951). In België werd vanaf 1950 het wekelijkse Mickey Magazine gepubliceerd, dat ook in Nederland en Frankrijk verkrijgbaar was. Finland kreeg in 1951 een Disneytijdschrift (Aku Ankka) en Nederland volgde in 1952 met het weekblad Donald Duck. In hetzelfde jaar werd in Frankrijk na een afwezigheid van acht jaar Le Journal de Mickey opnieuw gestart. Hardi présente Donald verdween het jaar erop van de markt. Sommige van deze nieuwe Europese Disneytijdschriften begonnen hun bestaan als maandbladen, anderen als weekbladen. Ze waren echter zo succesvol dat al deze bladen in 1960 weekbladen waren geworden, behalve de Spaanse Dumbo, die om de week bleef verschijnen, en het Belgische Mickey Magazine, dat in 1959 werd opgeheven en plaatsmaakte voor de verkoop van de Franse en Nederlandse Disneytijdschriften in België. De inhoud van deze tijdschriften werd met name gevuld door de Amerikaanse productie van Western Publishing. Een uitzondering daarop was de Italiaanse Topolino

Italië[bewerken | brontekst bewerken]

In Italië waren er sinds 1940 geen nieuwe Disneystripverhalen meer gemaakt. Dat veranderde in 1948, toen op bescheiden schaal opnieuw werd begonnen met het maken van Disneystrips. Deze productie gaat tegenwoordig, op veel grotere schaal, nog steeds door. In 1949 vond er nog een verandering plaats: de Topolino kreeg een remake. Toen in 1945 het blad werd voortgezet, hield het dezelfde opzet als voor de oorlog: Het was een wekelijks tijdschrift van slechts 8 pagina's dik, met behalve Disneystrips ook veel niet-Disneystrips, en lange verhalen werden gepubliceerd als vervolgverhalen met slechts 1 of 2 pagina's per keer. In 1949 werd de Topolino omgevormd naar een viermaal zo duur maandelijks verschijnend pocketboekje van 100 pagina's dik, met alleen nog maar Disneystrips. Verhalen werden voortaan in hun geheel afgedrukt, of bij erg lange verhalen in afleveringen van veel pagina's per keer. De verandering was een succes. De gedrukte oplage steeg van 80.000-90.000 omstreeks 1948 tot 300.000 in 1954. Vanaf 1952 verscheen het blad om de week, in 1956 nam het aantal pagina's toe tot 132, en vanaf 1960 was Topolino een wekelijkse uitgave. Door het grote aantal pagina's was er niet genoeg materiaal van Western Publishing beschikbaar om het blad te vullen en was de Italiaanse uitgever, Mondadori, genoodzaakt zelf voor een deel van de inhoud te zorgen. In de jaren 50 groeide de Mondadori daarom uit tot een derde grote producent van Disneystrips, naast Western Publishing en de Disney comic strip department (die de krantenstrips produceerde). In tegenstelling tot Western Publishing en de krantenstrips werden Italiaanse strips echter vooralsnog nauwelijks gepubliceerd buiten het land van herkomst. Twee opvallende verschillen tussen de productie van Mondadori en die van Western Publishing waren het aantal stroken per pagina en de verhaallengte. De meeste door Western Publishing gemaakte verhalen waren bestemd voor tijdschriften van ca. 30 pagina's, en telden vier stroken per pagina, en de verhalen waren relatief kort. De Italiaanse verhalen daarentegen waren bestemd voor uitgaven in pocketformaat die veel meer pagina's telden, en de verhalen bestonden daarom gewoonlijk uit drie stroken per pagina en veel meer pagina's. Deze langere verhaallengte stelde Mondadori in staat lange en complexe verhalen te publiceren, zoals parodieën op literaire werken. De eerste Italiaanse Disneyparodie was L'Inferno di Topolino (1949), een parodie van Dantes Inferno uit De goddelijke komedie.

jaren 60[bewerken | brontekst bewerken]

In de jaren 60 kwam er een einde aan de bloeitijd van Disneystrips in de Verenigde Staten. In 1961 verhoogde Dell Comics de coverprijs van al haar strips van 10 naar 15 cent. Deze prijsverhoging had dramatische gevolgen: de verkoop van Walt Disney's Comics and Stories daalde van een miljoen exemplaren per nummer in 1960 naar 836.000 in 1961. In 1962 beëindigde Western Publishing die relatie echter en ging haar strips zelf uitgeven onder het imprint Gold Key. De coverprijs ging terug naar 12 cent. Desalniettemin bedroeg de gemiddelde verkoop in 1962 slechts 296.000 exemplaren. Het jaar erop was de verkoop weer opgekrabbeld naar 446.000, maar de verkoopcijfers haalden nooit meer het oude niveau en waren in 1969 gedaald tot 273.000 exemplaren per nummer. Andere Disneytijdschriften in de Verenigde Staten maakten een vergelijkbare ontwikkeling door.

In 1962 startte de Disney studio met het Overseas Comics Program, bedoeld om ervoor te zorgen dat buitenlandse uitgevers van Disneystrips voldoende materiaal zouden hebben om te publiceren. Zowel deze Disney studioverhalen als de verhalen van Western Publishing in de jaren '60 onderscheidden zich van het materiaal dat Western Publishing in de jaren '50 had geleverd. Volgens Disneyhistoricus David Gerstein werden de strips, die in de jaren '50 zowel kinderen als volwassenen aanspraken, steeds meer specifiek voor kinderen. Onderdeel van deze trend was de introductie van nieuwe personages zoals Supergoof, het superhelden alter-ego van Goofy, Willie Wortels rivaal Arend Akelig, Zwarte Magica, en de introductie van Madam Mikmak uit Het zwaard in de steen in verhalen die in en rond Duckstad spelen.

In Europa nam intussen de Italiaanse productie van Disneystrips steeds meer toe. Ook de Deense uitgever Egmont begon in 1961 zelf verhalen te produceren, hoewel de omvang van de Deense productie in de jaren '60 nog beperkt bleef. Van 1965 tot 1969 produceerden de Toonder Studio's verhalen met Midas Wolf en Hiawatha in de hoofdrol voor de Nederlandse Donald Duck. Beide personages waren in Nederland erg populair en de redacteuren vonden dat de Amerikaanse voorraad Midas Wolf- en Hiawathaverhalen niet groot genoeg was.

In de jaren '60 werd ook in diverse Aziatische landen voor het eerst een Disneytijdschrift gelanceerd, namelijk in de Filippijnen, Maleisië, Thailand, Zuid-Vietnam, Hong Kong en Japan. In Europa werd in 1966 een Disneystripblad geïntroduceerd in zowel Griekenland als Joegoslavië (1966), terwijl in de Arabische wereld vanaf 1959 het stripblad Miki werd uitgegeven. Het eerste officiële Disneytijdschrift in Turkije dateert van 1962.

jaren 70 en 80[bewerken | brontekst bewerken]

In de jaren '70 bleef de verkoop van Disneystrips in de Verenigde Staten dalen. In Europa daarentegen maakten de strips een bloeiperiode door. In Noorwegen, Zweden, Denemarken, Nederland en Italië bereikte de verkoop van het hoofdtijdschrift tussen 1970 en 1980 een absoluut hoogtepunt, net als in Brazilië.

In 1970 waren Western Publishing en het Disney Studio Program in de Verenigde Staten en Mondadori in Italië de enigen die op grote schaal Disneystrips produceerden. De Deense, Nederlandse, Braziliaanse, Chileense en Franse uitgevers zorgden weliswaar ook zelf voor nieuw materiaal, maar slechts op bescheiden schaal. Een decennium later waren de Deense en Braziliaanse uitgevers met meer dan 1000 pagina's per jaar echter ook grote producenten geworden. De Braziliaanse uitgever Abril startte in de jaren'70 de Estudio de Quadrinhos Disney (Studio voor Disneystrips), een afdeling die handleidingen en modellen van personages moest produceren om tekenaars en schrijvers te helpen bij hun werk, nieuw talent te ontwikkelen en toezicht te houden op de kwaliteit van verhalen.[18]

In de jaren '70 ontwikkelde zich ook het Donaldisme, een beweging van fans van Disneystrips die zich bezighouden met humoristisch of serieus onderzoek van die strips.

Nederland.

jaren 90[bewerken | brontekst bewerken]

Tijdens de jaren '90 vonden er grote veranderingen plaats.

Egmont: Uitbreiding in Oost-Europa en Azië[bewerken | brontekst bewerken]

De Deense uitgever Gutenberghus (vanaf Egmont 1992 genoemd) ontwikkelde zich tot een wereldwijde partner van Disney als uitgever van Disneystrips. Tot het einde van de jaren '80 was Gutenberghus als uitgever van Disneystrips alleen actief in Scandinavië en Duitsland. Met het uiteenvallen van de Sovjet-Unie kwamen er echter mogelijkheden om Disneystrips in Oost-Europa te gaan publiceren. In de periode 1987-1993 werden er de meeste voormalige Sovjet-landen Disneystrips geïntroduceerd door Egmont. Met het uiteenvallen van Joegoslavië volgden uitgaven in Slovenië, Kroatië en Macedonië in 1994 en 1995, en ook in Albanië (1995). In Azië begon Egmont met de publicatie van Disneytijdschriften in China, Hong Kong, Thailand, India, Japan, Turkije en Israël.

Latijns-Amerika: Abril Cinco[bewerken | brontekst bewerken]

Begin 1990 haalde de Braziliaanse uitgever Abril zijn Colombiaanse collega Cinco S.A. over tot een joint-venture. Zo ontstond Abril Cinco, dat zich richtte op Spaanstalig Amerika. De eerste uitgaven verschenen alleen in Colombia, Mexico, het zuiden van de Verenigde Staten en Puerto Rico, maar al snel volgden andere Latijns-Amerikaanse staten. In 1995 stopte Abril Cinco plotseling met haar uitgaven. Daarmee kwam er een einde aan een lange traditie van Disneystrips in Spaanstalig Amerika.

Disney explosion en implosion Italiaanse New Era-tijdschriften

Na 2000[bewerken | brontekst bewerken]

Dalende oplages Verdwijnen publicaties

Uitgaven in Nederland en België[bewerken | brontekst bewerken]

Al vanaf 1931 verschenen de krantenstrips van Mickey Mouse in De Telegraaf. Twee van deze krantenstrips werden in 1937 in boekvorm uitgebracht onder de reeksnaam De avonturen van Mikkie.[19] In 1949 bracht uitgeverij Mulder en Zoon zes boekjes uit met zwartwitstrips van Mickey Mouse en Donald Duck, met 1 plaatje per pagina.[20] Het jaar daarop kwam het eerste Nederlandstalige Disneytijdschrift op de markt. Dit was het Belgische weekblad Mickey Magazine, dat uitkwam in het Frans en het Nederlands, en behalve in België ook in onder meer Nederland en Frankrijk verkrijgbaar was. Het eerste nummer van het Nederlandse weekblad Donald Duck verscheen in 1952. Mickey Magazine werd in 1959 opgeheven, maar de Donald Duck verschijnt nog steeds elke week, en is het meest gelezen tijdschrift onder kinderen van 6 tot 12 jaar, zoals blijkt uit een studie door Nationaal Onderzoek Multimedia uit 2014.[21]

De eerste nevenuitgave was Donald Duck en andere verhalen (1957-1976), een reeks boekjes van ongeveer 100 pagina's waarvan meestal jaarlijks een album uitkwam. Pas in de jaren 70 begonnen nevenuitgaven echt van de grond te komen met Donald Duck pockets (1970), albumreeksen zoals De beste verhalen van Donald Duck (1975) en het nieuwe tijdschrift Mickey Maandblad (1976).

Tijdschriften[bewerken | brontekst bewerken]

Het eerste Disneytijdschrift in Nederland naast de Donald Duck was Mickey Maandblad (1976-1989). Dit blad bevatte niet alleen strips van Mickey Mouse, maar ook onder meer informatieve artikelen en een groot aantal non-Disneystrips, waaronder de Amerikaanse krantenstrips The Katzenjammer Kids (onder de naam De Doerakkers), Tijger en Henkie en de science fictionstrip Virl, die door Dick Matena speciaal voor het Mickey Maandblad gemaakt werd. In Mickey Maandblad werden bovendien veel lange krantenstripavonturen van Mickey Mouse door Floyd Gottfredson voor het eerst in het Nederlands gepubliceerd. In 1989 maakte het Mickey Maandblad plaats voor DuckTales (1989-1997), een tijdschrift met strips gebaseerd op de gelijknamige televisieserie.

De Donald Duck Extra verscheen voor het eerst in 1982 onder de naam Stripgoed en heette vanaf 1986 Donald Duck Extra. Het blad verschijnt nog steeds, tegenwoordig 13 keer per jaar, en bevat voornamelijk strips van Donald Duck.

De Katrien verschijnt vanaf 1999 en is vooral op meisjes gericht, terwijl de Donald Duck Junior (vanaf 2008) bedoeld is voor kinderen die het Donald Duck weekblad nog niet lezen.

In de loop der jaren zijn er nog verschillende andere tijdschriften met Disneystrips op de markt gebracht, zoals het op voetbal (en later ook op andere sporten) gerichte Duck Out (2007-2012).

Pocketreeksen[bewerken | brontekst bewerken]

In 1970 werd Donald Duck pocketreeks in Nederland geïntroduceerd, een serie stripboekjes van zo'n 250 pagina's. De eerste reeks van deze pockets liep tot 1975, en werd gevolgd door een tweede reeks (1977-1991) en een derde reeks (vanaf 1992) die nog steeds uitkomt. De Donald Duck pocketreeks was voor het Nederlandse taalgebied het eerste medium waarin op grote schaal Disneystrips uit Italië werden gepubliceerd. In 1996 werd de Donald Duck Dubbelpocket op de markt gebracht, een uitgave die twee keer zo dik was als de gewone pockets en aanvankelijk twee keer per jaar verscheen. Een derde reeks

Albums[bewerken | brontekst bewerken]

Seizoensuitgaven[bewerken | brontekst bewerken]

Productie[bewerken | brontekst bewerken]

https://books.google.nl/books?id=AbNACwAAQBAJ&pg=PT320&lpg=PT320&dq=disney+comics+finland&source=bl&ots=Qwa-40M30y&sig=LVemDFmE7TYCEseWZsvQuK4JCA8&hl=nl&sa=X&ved=0ahUKEwj2uruM0P_UAhXSJVAKHXyMCMgQ6AEIYDAI#v=onepage&q=disney%20comics%20finland&f=false

Verhaalcodes[bewerken | brontekst bewerken]

In veel stripverhalen van Disney staat onderaan het eerste plaatje een verhaalcode, die informatie geeft over de herkomst van het verhaal. De code begint meestal met een van de volgende letters.

  • AR - Another Rainbow/Gladstone (Verenigde Staten)
  • B - Brazilië
  • D - Denemarken
  • E - Disney Europe
  • F - Frankrijk
  • G - Duitsland
  • H - Nederland
  • I - Italië
  • K - Disney Comics (Verenigde Staten)
  • M - Marvel Comics (Verenigde Staten)
  • S - Disney Studios (Verenigde Staten, geproduceerd voor de buitenlandse markt)
  • W - Western Publishing (Verenigde Staten)

Belangrijke auteurs[bewerken | brontekst bewerken]

Verenigde Staten en Canada[bewerken | brontekst bewerken]

Scandinavië[bewerken | brontekst bewerken]

Nederland[bewerken | brontekst bewerken]

Frankrijk[bewerken | brontekst bewerken]

Italië[bewerken | brontekst bewerken]

Brazilië[bewerken | brontekst bewerken]

Spaanse en Latijns-Amerikaanse tekenaars en studio's[bewerken | brontekst bewerken]

Donaldisme[bewerken | brontekst bewerken]

Donaldisme is een beweging van fans van Disneystrips die zich bezighouden met humoristisch of serieus onderzoek van die strips. De term kan verwijzen naar het fandom van Disneystrips en -cartoons, naar het onderzoek van Disneystrips of naar de strips zelf, en dan in het bijzonder de door Carl Barks gemaakte strips uit wat wordt beschouwd als zijn beste periode. Tot de onderwerpen die door Donaldisten bestudeerd worden behoren bijvoorbeeld de geografie, het klimaat en het rechtssysteem van Duckstad, religie en seksualiteit in Disneystrips, de psyche van meneer Beer en de rostrilongitudinale coëfficient (dat wil zeggen de lengte van Donalds snavel in verhouding tot de hoogte van zijn hoofd). Ook hielden en houden Donaldisten zich bezig met het identificeren van auteurs van verhalen en het indexeren van verhalen en uitgaven. Dat laatste liep uiteindelijk uit op de Inducks-database, een online database van Disneystrips.

De term Donaldisme werd voor het eerst gebruikt door de Noor Jon Gisle in zijn boek Donaldismen: en muntert-vitenskapelig studie over Donald Duck og hans verden (Donaldisme: een vrolijk-wetenschappelijke studie van Donald Duck en zijn wereld).[22] Hierin definieerde hij Donaldisme als "Een tak van onderzoek, en het materiaal dat het object is van dit onderzoek. In de tweede betekenis verwijst het woord naar alle met Disney gesigneerde stripverhalen. In de eerste betekenis is donaldisme een tak van striponderzoek die zich specialiseert in het bestuderen van de productie van Disney." Gisle analyseerde in zijn boek Disneystrips vanaf de laten jaren 40 en besprak onderwerpen zoals de verandering van Dagobert Ducks karakters door de jaren heen en de ontwikkeling van de lengte van Donald Ducks snavel. Het boek van Gisle werd een groot succes, en nog in hetzelfde jaar begon zijn landgenoot Pål Jensen het blad Donaldisten, om het onderzoek van Disneystrips voort te zetten waar Jon Gisle gestopt was. Van 1975 tot 1988 werd het blad uitgegeven door de vereniging Gammeldonaldismens Venner (Vrienden van het vroege Donaldisme).

Freddy Milton (2008), grondlegger van het Deense Donaldistische tijdschrift Carl Barks & Co

Intussen was het Donaldisme ook in andere landen aangeslagen. Zo werd in 1977 in Hamburg de D.O.N.A.L.D. (Deutsche Organisation nichtkommerzieller Anhänger des lauteren Donaldismus/Duitse organisatie van niet-commerciële aanhangers van het zuivere Donaldisme) opgericht. Deze vereniging houdt elk jaar een congres en verschillende andere ontmoetingen en publiceert het tijdschrift Der Donald, waarin de resultaten van Donaldistisch onderzoek gepubliceert worden. In Zweden werd in 1976 de Donaldistische vereniging NAFS(K) (Nationella Ankistförbundet i Sverige (kvack)/Nationale Donaldistische Vereniging in Zweden (kwak)) opgericht. In Denemarken begon striptekenaar Freddy Milton in 1974 het tijdschrift Carl Barks & Co (1974-2000), dat evenals vergelijkbare bladen in andere landen een publicatiemedium voor Donaldistisch onderzoek was. Ook in de Verenigde Staten doken Donaldistische tijdschriften op, waaronder The Barks Collector.

Het Donaldisme beïnvloedde ook de redactie van Disneystripbladen. Dit begon in Nederland, waar de redacteuren in de vanaf 1973 begonnen om oude Barksverhalen te herdrukken en nog niet eerder in Nederland gepubliceerde Barksverhalen op te sporen en te publiceren in het Donald Duck weekblad.[23] De Deense uitgever Gutenberghus volgde. De Deense productie van Disneystrips werd herzien en volgde voortaan meer de lijn van Carl Barks. Sommige personages die niet door Barks bedacht waren verdwenen uit de verhalen en de personages die wel door Barks bedacht waren werden gekarakteriseerd zoals Barks dat oorspronkelijk gedaan had.[24]

I.N.D.U.C.K.S.[bewerken | brontekst bewerken]

I.N.D.U.C.K.S. of Inducks (een acroniem voor International Network of Disney Universe Comic Knowers and Sources) is een vrij beschikbare database met als doelstelling het indexeren van alle Disneystrips ter wereld. Anno 2017 bevat de site gegevens over ongeveer 150.000 items (stripverhalen, covers en dergelijke) en 130.000 publicaties.[25]

Kritiek[bewerken | brontekst bewerken]

In 1954, twee jaar na de introductie van het Donald Duck weekblad, bekritiseerde schrijfster Annie M.G. Schmidt in een essay het tijdschrift, dat in haar ogen smakeloos was en een slechte invloed op de vorming van de jeugd had: Het is niet onzedelijk, het is niet verderfelijk, het is alleen maar lelijk. Afschuwelijk lelijk, het is smakeloos, en het is lorrig. [...] Ik bekijk het prul even en ik moet niet lachen. Ik moet huilen. Huilen omdat dit blaadje in een oplaag van circa honderdduizend exemplaren verspreid wordt in ons land, terwijl er geen geld is voor een goed kinderblad. Deze kinderen [...] gaan later naar de film en zien daar ook een soort strips, even smakeloos, even banaal, even harteloos, even cliché. Deze kinderen worden stripkinderen en later worden het stripmensen.[26]

In 1971 werd in Argentinië het boek Para leer al Pato Donald gepubliceerd, in 1978 in het Nederlands vertaald als Hoe lees ik Donald Duck. De auteurs van het boek betoogden dat Disneystrips, die in die jaren ook in Chili populair waren, een vehikel waren voor Amerikaans cultureel imperialisme.

Censuur[bewerken | brontekst bewerken]

Er zijn in de geschiedenis van Disneystrips diverse voorbeelden van censuur te onderscheiden, soms incidenteel en soms structureel. Deze censuur heeft doorgaans te maken met naaktheid, geweld of culturele gevoeligheden, en in ten minste één geval met politieke omstandigheden.

Uit onderzoek naar Disneystrips in de Arabische wereld blijkt dat ze er soms worden aangepast vanwege lokale gevoeligheden. Deze aanpassingen komen vaker voor in strips uit de Golfstaten dan in Egyptische Disneystrips. Zo werd een personage dat in de oorspronkelijke versie een varken was vertekend zodat niet meer te zien was dat het een varken was, waarschijnlijk omdat varkens als onreine dieren beschouwd worden. Ook worden de blote lichaamsdelen van vrouwelijke personages in zwemkleding gecensureerd door het lichaam van nek tot enkel zwart te kleuren. Deze beide voorbeelden kwamen voor in strips uit de Golfstaten. De Egyptische versie bleef ongewijzigd. Wel werd in het verleden in Egyptische strips vaak de hoed van Dagobert Duck verwijderd van tekeningen. Stripexpert Fredrik Ekman noemde als reden daarvoor dat men probeerde te voorkomen dat Dagobert Duck als Jood werd beschouwd. Dit vanwege de gewoonte van orthodoxe Joden om hoeden te dragen en het stereotype van de rijkdom van Joden. De uitgever zelf gaf echter aan dat de hoed werd verwijderd om een minder westerse indruk te geven.[27]'

https://books.google.nl/books?id=6m1ACwAAQBAJ&pg=PA167&lpg=PA167&dq=mickey+magazine&source=bl&ots=OTMpP1HIrh&sig=aFSKhJ2OinWp_gp5j9gIevjHbsM&hl=nl&sa=X&ved=0ahUKEwiG4tSsj4HVAhVCKVAKHd1GDc84FBDoAQhBMAU#v=onepage&q=mickey%20magazine&f=false http://goldenagecomics.org/wordpress/2009/01/13/the-censorship-dilema/