Generatie (sociologie)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Een generatie is in sociologische betekenis een categorie mensen die in dezelfde periode (van bijvoorbeeld 10 jaar) geboren zijn (een geboortecohort) en te maken heeft met gemeenschappelijke eigenschappen die individuele verschillen kunnen domineren.

In essentie zijn nieuwe generaties vernieuwers van een cultuur (lees de collectieve intelligentie van een sociaal systeem, zoals organisaties, verenigingen, politieke partijen). Het is net als met een computer. Het actualiseren zorgt ervoor dat het apparaat en de programmatuur bij de tijd blijft. Nieuwe generaties zorgen ervoor dat sociale systemen bij de tijd blijven ofwel nieuwe generaties zorgen voor de evolutie van sociale systemen.[1]

Definitie[bewerken | brontekst bewerken]

Als we alles wat in de afgelopen twee eeuwen is geschreven door bekende filosofen, sociologen en historici, zoals Leopold von Ranke (1824 en 1854), Emil Durkheim (1893), Karl Mannheim (1928), Ortega y Gasset (1914 en 1948), Julián Marías (1970), Henk Becker (1992) en Strauss en Howe (1991), bij elkaar optellen, ontstaat een beeld van een definitie van generaties.[2] Een generatie bestaat uit (leef)tijdgenoten die met elkaar zijn verbonden door:

  1. een gedeelde levensgeschiedenis, gedeelde omstandigheden en de gedeelde invloed en beleving van de tijdgeest. De tijdgeest beïnvloedt bijvoorbeeld de opvoeding die kinderen krijgen;
  2. een gedeelde reactie op de tijdgeest, die is gebaseerd op het vermogen om aan te voelen waar de (werk)omgeving aan vernieuwing toe is ‒ en die zich spontaan wil uitdrukken in nieuwe vitale toevoegingen aan een (organisatie)cultuur. Spontane interactie tussen (leef)tijdgenoten versterkt generatievorming;
  3. een gedeelde bestemming die zich manifesteert in een gedeelde mentale, emotionele en fysieke ontwikkeling en instelling (een collectieve talentontwikkeling).

Een individu is een product van zowel ouders als omgeving; het tijdsgewricht waarin iemand opgroeit en de reactie daarop is mede bepalend voor wie iemand is. Alle individuen die rond een bepaalde tijd zijn opgegroeid vormen tezamen een generatie die collectief invloed uitoefent op hun medemens en op de samenleving als geheel.

Iedere generatie heeft een leidende en representatieve minderheid die als voorhoede invloed uitoefent op haar (werk)omgeving en heeft een volgende en ondersteunende meerderheid als achterhoede. De leidende minderheid bestaat uit de gezichtsbepalende mensen van een generatie, uit mensen die energiek zijn, diep willen gaan en die goed aanvoelen welke cultuurpatronen niet meer vitaal en dus aan vernieuwing toe zijn.

Een nieuwe generatie wordt geboren aan het begin van historische innovaties en/of een historische gebeurtenis, bijvoorbeeld de Tweede Wereldoorlog of de opkomst van democratie. Net als individuen doorlopen ook generaties levensfasen. Een opvolgende generatie in een levensfase is in die levensfase te beschouwen als een nieuwe generatie. De grootte van een generatie in aantallen geclusterde geboortecohorten komt overeen met de duur van een levensfase. Die bedraagt ongeveer vijftien jaar. Om de vijftien jaar betreden alle generaties een volgende levensfase. Dat is het begin van een generatiewisseling en cultuurverandering.

In Nederland begon de laatste generatiewisseling in 2016; de volgende begint in 2031. Een generatiewisseling houdt in dat zich nieuwe generaties ouderen, senioren, leiders, medioren, junioren vormen. Het effect van een generatiewisseling op de omringende cultuur wordt gemiddeld genomen merkbaar als de generaties halverwege de overgang naar een volgende levensfase zijn. In Nederland dus rond 2008. Het verschil tussen de generatie die een levensfase verlaat en de generatie die opvolgt, vormt de impact in de cultuur. De generatie in de leiderschapsfase heeft de grootste invloed. In Nederland volgt de generatie x (1956-1970) in de leiderschapsfase de protestgeneratie (1941-1955) op.

Indeling[bewerken | brontekst bewerken]

In sociologisch opzicht kun je generaties in Nederland als volgt indelen[3]: vooroorlogse generatie, protestgeneratie, verloren generatie, pragmatische generatie en grenzeloze generatie.

Een sociologische indeling puur naar tijd is ook mogelijk: er wordt dan gesproken over de generatie van de jaren 60 of van de jaren 70, et cetera; ook is indeling in geboortecohort (zoals 1986 of 1990, et cetera) mogelijk.

Vooroorlogse generatie (geboren in de periode 1910-1930)[bewerken | brontekst bewerken]

De vooroorlogse generatie is grotendeels gevormd door de crisis van de jaren dertig. Ze zijn plichtsgetrouw, bescheiden, sober, spaarzaam en berustend. Gezag van kerk en staat is bijna absoluut en het geloof geeft velen steun. Bijna alle vrouwen moesten voor de kinderen zorgen en de man dienen; de man was op het werk gehoorzaam, deed zijn best en moest tevreden zijn met wat hij had.

Stille generatie (geboren in de periode 1931-1940)[bewerken | brontekst bewerken]

De stille generatie bleef trouw aan het gezag, oftewel stil. In de tijd van de wederopbouw kon je door je werk hoger komen op de maatschappelijke ladder. Amerika was het voorbeeld: vrolijke gezinnen, kleurige kleding en een huis vol apparaten. De auto werd statussymbool en de huishoudelijke apparatuur kwam in opmars. Deze generatie is spaarzaam ingesteld.

Babyboomers (geboren in de periode 1941-1955)[bewerken | brontekst bewerken]

De babyboomgeneratie, ook wel de protestgeneratie, kwam tot wasdom in een tijd van sterke welvaartsstijging en kende geen armoede of massale werkloosheid. Ideologieën omtrent het Amerikaanse kapitalisme versus het Sovjet-communisme boden een alternatief voor de traditionele verzuilde Nederlandse manier van leven. Zelfontplooiing, burgerlijke ongehoorzaamheid, geestverruimende middelen en vrije seksuele moraal resulteerden in een nieuwe levensstijl. In 1968 barstte de bom en de sluimerende onvrede onder jongeren leidde in heel West-Europa tot protest. Er ontstond een vrijgevochten protestgroep en een meer behoudende meerderheid. In de jaren zestig werd ook de kiem gelegd voor het postmaterialisme: geloof in solidariteit, emancipatie en duurzaamheid, het terug-naar-de-natuur en het bewust werken aan een betere samenleving. In Nederland staat het functioneren van de babyboomgeneratie sinds de eeuwwisseling ter discussie; het moeizame functioneren van de publieke sector en het laag houden van de pensioengerechtigde leeftijd worden bijgeschreven op het conto van deze generatie.

De protestgeneratie domineerde de afgelopen decennia[bron?] de machtsposities in het bedrijfsleven en de academische wereld, bouwde het poldermodel en was sterk gericht op (her)structureren. Een klein deel van deze generatie senioren lijkt een transformatie te ondergaan en heroverweegt om langer flexibel zinvol door te werken, op het gebied van een passie en voortbouwend op ontwikkelde expertise. De eerste tekenen duiden erop dat dit deel van de protestgeneratie een goede klik heeft met de nieuwe generatie junioren (van generatie Y). Tussen 2000 en 2010 steeg het percentage dat langer wil blijven doorwerken van 25 naar 38%.

Verloren generatie (geboren in de periode 1956-1970)[bewerken | brontekst bewerken]

Ook wel: Generatie Nix of Generatie X. De verloren generatie kreeg te maken met massale jeugdwerkeloosheid en maakte vanwege het gevaar van soa's, met name de dodelijke ziekte aids, het einde van de seksuele vrijheid mee. Er werd geëxperimenteerd met verschillende samenlevingsvormen (niet meer direct vanuit het ouderlijk huis trouwen). Kwaliteit van het bestaan werd belangrijker, wat gevonden werd in de vorm van parttime werken, tweeverdienen of anderhalfverdienen. De levensstandaard steeg. Over het algemeen is deze generatie praktisch ingesteld, zelfredzaam, relativerend en is ze, hoewel opgevoed tot idealisme, door de maatschappelijke omstandigheden gestuurd richting een no-nonsensementaliteit. De samenleving bleek aanmerkelijk minder maakbaar dan hen in de jaren zeventig was voorgespiegeld. En bovendien hing continu de donkere wolk van de Koude Oorlog boven hun hoofd. Uit onderzoek van de Universiteit Tilburg (1999) en het Sociaal en Cultureel Planbureau (2010) bleek deze generatie niet geheel verloren te zijn. Ze waren hoger opgeleid dan hun ouders afkomstig uit de stille generatie. Desalniettemin hadden ze meer moeite een plek op de arbeidsmarkt te veroveren dan de leden van de protestgeneratie in dezelfde periode van hun leven.

Als ouders besteden de X'ers ruim tweemaal zoveel tijd aan het opvoeden van hun kinderen (van de generatie Y) dan de protestgeneratie besteedde aan het opvoeden van hun kinderen (van de pragmatische generatie).[4] Als nieuwe generatie leiders zijn ze vooral gericht op samen doen, toegevoegde waarde, duurzame processen en het constructief benutten van de toenemende diversiteit.

Pragmatische generatie (geboren in de periode 1971-1985)[bewerken | brontekst bewerken]

De pragmatische generatie betreft veelal de kinderen van de protestgeneratie. Zij kregen gelijke kansen, ruime mogelijkheden, vrijheid en keuzes, en veel stimulans van hun ouders. Belangrijk zijn: 'je eigen ding doen' en 'vooral jezelf zijn'. Zelfontplooiing staat als levensmotto centraal: werk is belangrijk, maar levensgeluk nog belangrijker. Ook wel patatgeneratie: bij het uitblijven van stimulans of disciplinaire dwang vervallen kinderen vaak in passiviteit. Ouders staan minder 'boven' hun kinderen, maar meer 'ernaast'. Op latere leeftijd stelt deze generatie fundamentele keuzes uit zoals ten aanzien van ouderschap en beroepskeuze.

In organisaties is de pragmatische generatie vooral gericht op het versnellen van leer- en besluitvormingsprocessen, het bouwen van (kennis)netwerken en het informaliseren. Tot 2010 voelt deze generatie zich in veel bedrijven nogal geremd door de oudere generaties. Als nieuwe generatie medioren - nog jong maar met al enige ervaring - lijken ze nu te willen doorpakken, ze zijn de trage besluitvorming en het trage leren zat.

Grenzeloze generatie (geboren in de periode 1986-2000)[bewerken | brontekst bewerken]

Ook wel: Digitale generatie, screenagers, Generatie Y, generatie Einstein of millennials (1980-1995) genoemd. Voor de grenzeloze generatie geldt dat kinderen al vroeg actief zijn met sms en op internet met profielensites en MSN. Voor deze generatie zijn de nasleep van 11 september, de dotcombubble en de moord op Pim Fortuyn[5] vormend. Vanuit de commercie hebben marketeers de jongerencultuur ook getypeerd als achterbankgeneratie (ouders regelen alles voor hen), knip-en-plakgeneratie (alles is al eens bedacht), mediageneratie (communiceert gemakkelijker digitaal dan van persoon tot persoon) en Generatie Y (vertroeteld, zelfverzekerd en opgegroeid met grote technologische vooruitgang).

Authentiek zijn vinden ze belangrijk. Ze willen flexibel werken in sfeervolle omgevingen waar ze zichzelf kunnen zijn en waar ze zich authentiek kunnen ontwikkelen. Ze willen meteen meedoen en toegevoegde waarde leveren, bijvoorbeeld met de inzet van sociale media.

Generatie Z (geboren in de periode 2001-2015)[bewerken | brontekst bewerken]

Generatie Z of ook wel 'Zoomers'. Generatie Z gebruikt het internet doorgaans vanaf jonge leeftijd en integreert in hun leven het gebruik van computerprogramma's, apps en sociale media. Deze generatie is volgens Instituut voor de Nederlandse Taal opgegroeid en vertrouwd met de grote hoeveelheden digitale data om ons heen en wordt daarom ook wel de i-generatie of Generatie Einstein genoemd.

Generatiekloof[bewerken | brontekst bewerken]

Een generatiekloof is het verschil in opvattingen en levenswijze tussen mensen van verschillende generaties.[6] De term kwam in de jaren zestig in zwang om het verschil in levensstijl en opvattingen aan te geven tussen de babyboomers en de vooroorlogse generatie.[7]

Overige betekenissen[bewerken | brontekst bewerken]

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]