Joost van den Vondel

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Vinvlugt (overleg | bijdragen) op 5 jan 2009 om 14:29. (Versie 15153635 van 82.92.164.151 (overleg) ongedaan gemaakt. weet niet wat hier de bedoeling van moet zijn)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.

Sjabloon:Infobox Auteur Joost van den Vondel (Keulen, 17 november 1587Amsterdam, 5 februari 1679) was een Nederlands dichter en toneelschrijver.

Levensgeschiedenis

Van den Vondel werd geboren in Keulen. Zijn ouders waren doopsgezind en waren in 1585 de stad Antwerpen ontvlucht. In 1597 vestigden zij zich in Amsterdam. In 1610 trouwde Joost van den Vondel met Mayke de Wolff (Keulen, 1586 - Amsterdam, 15 februari 1635). Hij verdiende zijn brood met zijn kousenhandel in de Warmoesstraat. Zijden kousen kostten in die jaren zestien gulden in de winkel, die hij van zijn vader overgenomen had. Zijn twee kinderen Constantijntje, zalig kijntje en Saartje, de vreught van de buurt stierven jong.

Van den Vondel werd lid van de Brabantse rederijkerskamer "Het Wit Lavendel". In 1613 begon hij Latijn te leren om Seneca te kunnen lezen, en later leerde hij Grieks om zijn toneelstuk Palamedes oft vermoorde onnooselheit te kunnen schrijven. De controverse rond Johan van Oldenbarnevelt en prins Maurits was de aanleiding voor Palamedes; met de 'vermoorde onnozelheid' werd Oldenbarnevelt aangeduid, en in de figuur van koning Agamemnon kon prins Maurits worden herkend. Het stuk verscheen in oktober 1625, enkele maanden na het overlijden van Maurits. Palamedes is een scherpe kritiek op de stadhouder, en de auteur moest Amsterdam ontvluchten. Hij verbleef enige tijd in Beverwijk, maar moest toch voor het werk terechtstaan. De forse boete van 300 gulden is mogelijk door schepen Albert Coenraads Burgh betaald, die Van den Vondel het idee van zijn toneelstuk aan de hand had gedaan.

Palamedes was echter een populair toneelstuk, waarvan tot 1800 minstens vijftien drukken zijn verschenen. In de uitgave van 1652 heeft Van den Vondel een aantal woorden (zoals zonde) vervangen, en sommige politieke toespelingen werden verscherpt. Het werd pas in 1663, in Rotterdam, voor het eerst opgevoerd. Twee jaar later, toen de Amsterdamse schouwburg gesloten was vanwege een verbouwing, werd het stuk daar buiten de verantwoordelijkheid van de regenten opgevoerd.

In 1641 ging Van den Vondel over van de Remonstranten tot de Rooms-katholieke Kerk, wat hem niet in dank werd afgenomen in de hoofdstad van de Republiek waar de calvinistische predikanten veel invloed hadden. De schouwburg in Amsterdam was daarentegen een katholieke aangelegenheid: de schouwburgbestuurders Jan Vos (dichter) en Claes Cornelisz. Moeyaert (schilder) waren katholiek.

Omdat zijn zoon door zorgeloosheid in moeilijkheden was gekomen, reisde Van den Vondel in 1657 naar Denemarken. Van den Vondel dichtte O, Goon! wilt mij verlossen van deze Deensche ossen. Na het faillissement van de kousenzaak in de Warmoesstraat werd hij in 1658 suppoost bij de Bank van Lening, een zogenaamde sinecure, waar hij in 1668 gepensioneerd werd. Van den Vondel woonde op het Singel, niet ver van de Torensluis. Zijn zoon stierf onderweg naar Indië. Van den Vondel werd verzorgd door zijn dochter Anna en zijn nicht Agnes Block. Hij stierf op 91-jarige leeftijd. Als zijn laatste werk dichtte hij spottend zijn grafschrift:

Hier leit Vondel zonder rouw,
Hy is gestorven van de kouw

Gedicht

OPSCHRIFT
Geen armer Wees op aerde zwerft
Dan die der Weezen Vader derft.
Der Weezen Vader derft hij niet,
Die Weezen troost in haer verdriet:
Dies sla uw oogen op ons neêr.
Ons aller Vader troost u weêr.

Werken

Het stockske

Variëteit aan teksten

  • Tot Van den Vondels bekendste toneelwerken horen zijn stukken Gijsbrecht van Aemstel, een stuk dat door de predikanten aanvankelijk verboden werd: het zou Roomse sympathieën bevatten, en Lucifer, een stuk van buitengewone kracht.

Hekeldicht

  • Zijn gedichten, met name de hekeldichten, bevatten vaak steken onder water aan het adres van de staat. Niet zelden verkeert deze kritiek in protest, regelrechte haat en woede: een voorbeeld is Het stockske van Joan van Oldenbarnevelt. Sterke verontwaardiging klinkt ook door in het inleidende sonnet (door Van den Vondels puristischer Klinkert genoemd) tot Palamedes oft Vermoorde Onnooselheijd, waarin die "vermoorde onschuld" slechts ogenschijnlijk een figuur uit de Oudheid is: in werkelijkheid stond Palamedes voor de terechtgestelde Oldenbarnevelt, en deze subtekst kan de tijdgenoten onmogelijk ontgaan zijn.
    Van den Vondel zelf gaf te kennen dat hij niet kon zwijgen:
maer wat op 's harten gront leyt, dat weltme na de keel.

Religieuze poëzie

Daarnaast heeft hij echter ook poëzie geschreven die louter religieus was, zoals tweemaal een Kerstlied:

O wat zon is komen dalen
in den Maagdelijken schoot!
Ziet hoe schijnt ze met heur stralen
Alle glanzen doof en dood.

Ander werk

Lichtvoetig is het gedicht van Van den Vondels hand dat in de atlas van Blaeu werd opgenomen, en dat begint:

De wereld is wel schoon, en waardig om t' aanschouwen,
Maar 't reizen heeft wat in. De kosten vallen zwaar.
Men mag den Oceaan niet al te veel betrouwen.
De bergen rijzen steil. De bossen zien te naar.

Na deze klaagzang is Van den Vondels conclusie onontkoombaar: de lezer kan zich de moeite besparen, en zich beperken tot een reis door de kunstige atlas:

Zo draait de schrandre kunst den aardkloot op haar duim.

Renaissancist en rederijker

Van den Vondel was een Renaissancedichter, maar een die pas op volwassen leeftijd Latijn leerde. Laat-middeleeuwse invloeden, met name die van de Rederijkers, zijn evenzeer sterk in zijn werk aanwezig: woordspelingen:

De raven kraaien "cras, cras"

— dat laatste woord betekent in het Latijn: "morgen"; opsommingen:

Die zorght, en waeckt, en slaeft, en ploegt, en zwoegt, en zweet

en tal van andere figuren laten de Rederijkerstraditie zien.

Poëzie

  • Den Gulden Winckel der Konstlievende Nederlanders (1613)
  • Hymnus ofte Lofgesangh over de wijdberoemde scheepvaert der Vereenigde *Nederlanden (1613)
  • Vorstelijcke warande der dieren (1617)
  • Op de jongste Hollantsche Transformatie (1618)
  • De Helden Godes (1620)
  • Het lof der zeevaert (1623)
  • Geboortklock van Willem van Nassau (1626)
  • Bruyloftbed van P.C. Hooft en Helionora Hellemans (1627)
  • Rommelpot van 't Hane-kot (1627)
  • Verovering van Grol door Frederick Henrick, Prince van Oranje (1627)
  • De Rynstroom (1630)
  • Roskam (1630)
  • Harpoen (1630)
  • Een otter in 't bolwerck (1630)
  • Geuse-vesper (1631)
  • Decretum horribile (1631)
  • Op Huygh de Groots verlossing (1632)
  • Inwying der doorluchtige Schoole t'Amsterdam (1632)
  • Kinderlijck (1632)
  • Uitvaert van mijn dochterken (1633)
  • Lyckklaght aan het Vrouwekoor, over het verlies van mijn ega (1635)
  • Brieven der Heilige Maeghden, Martelaressen (1642)
  • Aen de Beurs van Amsterdam (1643)
  • J.J. Vondels Verscheide Gedichten (1644)
  • Altaergeheimenissen (1645)
  • Poezy (verzamelbundel) (1650)
  • Inwijdinge van 't Stadhuis t'Amsterdam (1655)
  • Het stockske van Joan van Oldenbarnevelt (1657)
  • Zeemagazyn (1658)
  • Wildzang (1660)
  • Toneelschilt oft Pleitrede voor het toneelrecht (1661)
  • Bespiegelingen van Godt en Godtsdienst (1662)
  • Joannes de Boetgezant (1663)
  • De Heerlijckheid der Kercke (1663)
  • Lykzang ter ere van Zacharias du Mez, Bisschop van Thrallen (rond 1665)
  • Uitvaert van Maria van den Vondel (1668)

Toneel

  • Het Pascha ofte de Verlossing Israels uit Egypten [1] (1610)
  • Hiërusalem verwoest [2] (1620)
  • Palamedes oft Vermoorde Onnooselheijd [3] (1625)
  • De Amsteldamse Hecuba [4] (1626)
  • Jozef of Sofompaneas (1635)
  • Gijsbrecht van Aemstel (1637)
  • Maeghden (1639)
  • Gebroeders (1640)
  • Joseph in Dothan (1640)
  • Joseph in Egypten (1640)
  • Peter en Pauwels (1641)
  • Maria Stuart of Gemartelde Majesteit (1646)
  • Leeuwendalers, lantspel (1647)
  • Salomon (1648)
  • Lucifer [5] (1654)
  • Salmoneus (1657)
  • Jefta of Offerbelofte (1659)
  • David in Ballingschap (1660)
  • David hersteld (1660)
  • Samson of Heilige wraak (1660)
  • Adonias of Rampsalighe kroonzucht (1661)
  • Batavische gebroeders of Onderdruckte vryheit (1663)
  • Faëton of Reuckeloze stoutheit (1663)
  • Adam in Ballingschap of Aller treurspelen Treurspel (1664)
  • Zunchin of Ondergang der Sineesche heerschappije (1667)
  • Noah of Ondergang der eerste wereld (1667)

Gelegenheidsgedichten

  • 1627 - Bruyloftbed van Pieter Cornelisz. Hooft en Helionora Hellemans
  • 1633 - Kinder-lyck (naar aanleiding van het overlijden van zijn zoon Constantijn)
  • 1668 - Uitvaert van Maria van den Vondel

Literaire verhandeling

  • 1650 - Aenleidinge ter Nederduitsche dichtkunste

Vertalingen

Nagedachtenis

Het monument voor Van den Vondel in de Nieuwe Kerk werd ontworpen door de tekenaar en kunstverzamelaar Cornelis Ploos van Amstel en de etser Reinier Vinkeles.

Standbeeld Vondel in het Vondelpark

Een commissie onder leiding van de Amsterdamse stadsbouwmeester Pierre Cuypers ijverde vanaf 1865 voor de oprichting van een standbeeld van Van den Vondel in het kort daarvoor geopende Nieuwe Park. Op 18 oktober 1867 werd hier een bronzen standbeeld onthuld, ontworpen door beeldhouwer Louis Royer, op een sokkel van Cuypers zelf en met teksten van zijn vrouw Antoinette Alberdingk Thijm. Omdat Louis Royer niet meer in staat was om het ontwerp zelf uit te voeren, werd de hulp ingeroepen van Jan Stracké. De genii aan de vier hoeken zijn van de hand van Jean Lauweriks. Al snel kreeg het Nieuwe Park daarom de naam Vondelpark, een naam die pas in 1880 officieel werd. Ter gelegenheid van de onthulling van het standbeeld sprak Jacob van Lennep, samensteller van de eerste wetenschappelijke uitgave van de volledige werken van Van den Vondel, een feestrede uit en schreef voor die gelegenheid het drama Een dichter aan de Bank van Leening.

Trivia

Een afbeelding van hem staat op een postzegel in de serie Zomerzegels van 1937.

U
Nu!

Externe links

Wikiquote heeft een of meer citaten van of over Joost van den Vondel.