Carolus Clusius

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door VolkovBot (overleg | bijdragen) op 14 sep 2010 om 23:04. (robot Anders: hu:Charles de L'Écluse)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Carolus Clusius
Charles de l'Écluse door Clusius uit Rariorum plantarum (1601)
Geboren 18 februari 1526
Overleden 4 april 1609
Geboorteland Vlaanderen
Standaardafkorting Clus.
Toelichting
De bovenaangeduide standaardaanduiding, conform de database bij IPNI, kan gebruikt worden om Carolus Clusius aan te duiden bij het citeren van een botanische naam. In de Index Kewensis is een lijst te vinden van door deze persoon (mede) gepubliceerde namen.
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Tekening van Nymphaea lutea major

Carolus Clusius, eigenlijk Charles de l'Écluse (Arras, 18 februari 1526 - Leiden, 4 april 1609) was een Vlaamse geleerde, arts en botanicus. Hij speelde een grote rol bij de verspreiding van de aardappel en tulp in Europa.

Levensloop

Hij begon een studie in de rechten in Gent bij Gabriël Mudaeus en studeerde vanaf 1546 aan het beroemde Collegium Trilingue. In 1548 studeerde hij in Marburg nog steeds rechten, maar vanwege zijn protestantse geloofsovertuiging ging hij in 1549 naar Wittenberg om daar medicijnen te studeren, samen met de hervormer Philip Melanchthon. Op advies van Melanchthon ging hij in 1551 in Montpellier medicijnen en plantkunde studeren bij de beroemde professor in de medicijnen Guillaume Rondelet. De omgeving van Montpellier met de rijkdom aan planten stimuleerde zijn interesse in planten. Tijdens zijn studiejaren leerde hij acht talen beheersen en verzamelde hij op verschillende terreinen een grote hoeveelheid kennis.

In 1560 en 1561 verbleef hij in Parijs. In 1564 hield hij zijn eerste expeditie en doorkruiste twee jaar lang Spanje en Portugal, waar hij meer dan 200 nieuwe plantensoorten ontdekte, verzamelde en beschreef. In de daaropvolgende jaren verbleef hij bij Karel van Sint-Omaars te Moerkerke in Vlaanderen, waar hij Spaanse en Portugese plantkundige boeken in het Latijn vertaalde. Daarna schreef hij zijn eerste eigen werk over de flora van Spanje en Portugal dat in 1576 verscheen. Op een lange reis in Engeland in 1571 leerde hij een Spaans boek over de Flora van de Nieuwe wereld (Amerika) kennen, dat hij in drie jaar ook vertaalde in het Latijn.

Vanaf 1573-1577 was hij hofbotanicus bij Maximiliaan II in Wenen, waar hij een geneeskrachtige kruidentuin aanlegde. Na het overlijden van zijn patroon, werd hij ontslagen door diens opvolger keizer Rudolf II. Clusius bleef tot 1588 in Wenen om onderzoek te doen naar de lokale flora. Hij geldt als de eerste geleerde die door het houden van botanische excursies op de Ötscher en Schneeberg de belangstelling wekte voor de Oostenrijkse alpenflora. Hij publiceerde zijn observaties van de Oostenrijkse flora en die van Hongarije in Rariorum aliquot stirpium, per Pannoniam, Austriam, & vicinas quasdam provincias observatarum historia (1583).

Na Wenen vestigde hij zich in Frankfurt am Main, waar hij hoofdzakelijk vertalingen maakte, waarna hij vanaf 1594 professor aan de universiteit van Leiden werd en daar de Hortus botanicus Leiden leidde. Zijn rechterhand was hortulanus Dirck Outgaertsz. Cluyt (ook bekend onder zijn gelatiniseerde naam Theodorus Clutius) die zorgde voor de aanleg van de hortus. In 1930 en 1931 werd een reconstructie van de hortus uit de tijd van Clusius, de Clusiustuin op initiatief van de toenmalige hortusdirecteur Lourens Baas Becking aangelegd met behulp van de plattegrond uit 1594 en de beplantinglijsten uit 1593. De Clusiustuin werd aanvankelijk niet op de historische locatie gehuisvest, maar in 2009 verhuisde deze alsnog naar de oorspronkelijke locatie.

Clusius kreeg van de Oostenrijkse ambassadeur in het Ottomaanse Rijk, de Vlaamse edelman Ogier Gisleen van Busbeke, een paar tulpenbollen, die deze op zijn beurt van de sultan Süleyman I had gekregen. Clusius nam deze bollen mee naar Leiden waar hij veel onderzoek heeft gedaan naar het voorkomen van vlammen en strepen in tulpenbloemen - aan het eind van de negentiende eeuw werd ontdekt dat dit een gevolg was van een virusinfectie. Hij heeft door zijn onderzoek de basis gelegd voor de Nederlandse bollenteelt en tulpenveredeling. Zo heeft hij in Nederland uit het Middellandse Zeegebied ranunculus, anemoon, iris, en narcis geïntroduceerd. Ook introduceerde hij in Nederland o.a. de paardenkastanje (1576), snijboon, schorseneer en jasmijn. Niet alleen planten maar ook paddenstoelen en schimmels heeft hij beschreven.

Vernoemingen

Enkele plantensoorten die naar hem genoemd zijn, zijn:

Evenzo heeft de botanicus Charles Plumier (1646-1704) het tropische geslacht Clusia, dat naamgevend is voor de Clusiafamilie (Clusiaceae) naar hem genoemd.

Publicaties

Clusius vertaalde veel publicaties van tijdgenoten. Zo was zijn eerste publicatie in 1557 het in het Frans vertaalde kruidenboek van Rembert Dodoens, dat door Van der Loë in Antwerpen gepubliceerd werd. Ook heeft hij bijgedragen aan de door Abraham Ortelius gemaakte kaart van Spanje. Verder schreef hij:

  • Rariorum aliquot stirpium per Hispanias observatarum historia (1576), een van de vroegste boeken over de flora van Spanje en Portugal met daarin ook gravures van planten door Pieter van der Borcht, die ook het Cruydboeck van Dodoens illustreerde.
  • Rariorum aliquot stirpium, per Pannoniam, Austriam, & vicinas quasdam provincias observatarum historia (1583) met beschrijvingen van planten van Oostenrijk en aangrenzende regio's.
  • Rariorum plantarum historia (1601) waarin hij ongeveer 100 nieuwe plantensoorten beschreef.
  • Exoticorum libri decem (1605), een belangrijk werk over de exotische flora.
  • Fungorum in Pannoni observa historia, waarin hij paddenstoelen op de Balkan beschreef.

Literatuur

  • Hunger, Friedrich Wilhelm Tobias, Charles de L'Escluse (Carolus Clusius) Nederlandsch kruidkundige, 1526-1609. 2 delen, Den Haag: M. Nijhoff, 1927-1943. (Tekst in het Nederlands en het Duits, documenten in het Latijn.)
  • Carolus Clusius: towards a cultural history of a Renaissance naturalist / edited by Florike Egmond, Paul Hoftijzer & Robert Visser. Edita KNAW, 2007. ISBN 9789069845067

Externe links