Naar inhoud springen

Aspasia

Etalagester
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Zie Aspasia (doorverwijspagina) voor andere betekenissen van Aspasia.
Aspasia
Buste van Aspasia. Marmeren herme in de Vaticaanse musea met een inscriptie met Aspasia's naam op de basis (zie onder). Deze in 1777 ontdekte marmeren herme is een Romeinse kopie van een origineel uit de 5e eeuw v.Chr. en stelt misschien Aspasia's grafstele voor.
Buste van Aspasia. Marmeren herme in de Vaticaanse musea met een inscriptie met Aspasia's naam op de basis (zie onder). Deze in 1777 ontdekte marmeren herme is een Romeinse kopie van een origineel uit de 5e eeuw v.Chr. en stelt misschien Aspasia's grafstele voor.
Persoonsgegevens
Naam Ἀσπασία, Aspasía
Geboren Milete, ca. 470 v.Chr.
Overleden ca. 400 v.Chr.
Land oude Griekenland
Functie Filosofe, retoricus, hetaere/courtisane van Perikles
Oriënterende gegevens
Tijdperk Presocratische filosofie
Stroming ontologie, epistemologie, metafysica
Beïnvloedde Perikles
Portaal  Portaalicoon   Filosofie
Oudheid
Inscriptie: ΑϹΠΑϹΙΑ = ΑΣΠΑΣΙΑ.

Aspasia (ca. 470 v.Chr.[1] – ca. 400 v.Chr.;[2] Oudgrieks: Ἀσπασία / Aspasía) was de hoogbegaafde Milesische levensgezellin van de Atheense staatsman Perikles, met wie zij (na zijn echtscheiding van zijn eerste vrouw) in concubinaat leefde.[3] Er zijn maar weinig details bekend over haar leven. Ze bracht het merendeel van haar volwassen leven door in Athene, en ze had mogelijk invloed op Perikles en de Atheense politieke elite. Ze wordt vermeld in de geschriften van Plato, Aristophanes, Xenophon en andere auteurs uit die tijd.

Antieke schrijvers vermelden ook dat Aspasia bordeelhoudster en prostituee was, hoewel dit wordt betwist door moderne geleerden, omdat vele van deze auteurs komedieschrijvers waren die politici als Perikles voor gek wilden zetten.[4] Sommige onderzoekers twijfelen zelfs aan de historische traditie dat ze een hetaere, of een courtisane, was en suggereren dat ze in feite was getrouwd met Perikles.[5] Aspasia had een zoon bij Perikles, Perikles (de Jongere), die later als generaal in het Atheense leger geëxecuteerd werd na de slag bij Arginusae. Men denkt dat ze na de dood van Perikles (de Oudere) de courtisane van Lysikles werd, een andere Atheens staatsman en generaal.[6]

Afkomst en vroege jaren

[bewerken | brontekst bewerken]

Aspasia werd geboren in de Ionische polis Milete. Er is weinig over haar familie bekend, behalve dat haar vaders naam Axiochos was. Verder is duidelijk dat ze tot een rijke familie moet hebben behoord, want enkel de welgestelden konden de uitstekende opvoeding die ze kreeg bekostigen. Sommige antieke bronnen beweren dat ze een Carische krijgsgevangene was die tot slaaf werd gemaakt, maar deze beweringen worden over het algemeen als onjuist beschouwd.[7]

Het is niet bekend in welke omstandigheden ze voor het eerst naar Athene reisde. De ontdekking van een grafinscriptie uit de 4e eeuw v.Chr. die de namen van Axiochos en Aspasios vermeldt, heeft historicus Peter K. Bicknell ertoe gebracht een poging te doen tot een reconstructie van Aspasia's familiale achtergrond en Atheense connecties.[8] Deze theorie verbindt haar met Alkibiades II van Scambonidae. Deze was geostraciseerd uit Athene in 460 v.Chr. en kan zijn verbanning in Milete hebben doorgebracht.[1] Bicknell veronderstelt dat, na zijn terugkeer uit ballingschap, de oudere Alkibiades naar Milete ging, waar hij de dochter van een zekere Axiochos huwde. Alkibiades keerde klaarblijkelijk terug naar Athene met zijn nieuwe vrouw en haar jongere zuster, Aspasia. Bicknell stelt dat het eerste kind uit dit huwelijk Axiochos (oom van de beroemde Alkibiades) werd genoemd en de tweede Aspasios. Hij stelt ook dat Perikles Aspasia ontmoette door zijn nauwe banden met Alkibiades' familie.[9]

Leven in Athene

[bewerken | brontekst bewerken]

Volgens de betwiste beweringen van de antieke auteurs en sommige moderne geleerden, werd Aspasia een hetaere in Athene en was zij waarschijnlijk bordeelhoudster.[10] Hetaeren waren professionele entertainers van de hogere klasse, evenals courtisanes. Behalve door hun fysieke schoonheid, verschilden ze van de meest Atheense vrouwen doordat ze hadden gestudeerd (vaak zeer hoogstaande studies, zoals in het geval van Aspasia), onafhankelijk waren en belastingen betaalden.[11] Ze waren waarschijnlijk de meest vrijgevochten vrouwen van hun tijd, en Aspasia, die een levendig figuur zou worden in de Atheense maatschappij, was waarschijnlijk een duidelijk voorbeeld hiervan.[12] Volgens Plutarchus werd Aspasia vergeleken met de beroemde Thargelia, een bekende Ionische hetaere uit het verleden.[13]

Als vreemdelinge en mogelijk hetaere was Aspasia vrijgesteld van de wettelijke bepalingen die getrouwde vrouwen traditioneel aan hun huis bonden, zodat ze mocht deelnemen aan het publieke leven van de polis. Ze werd de minnares van de staatsman Perikles in de vroege jaren 440. Nadat hij was gescheiden van zijn eerste vrouw (ca. 445 v.Chr.), trok Aspasia bij hem in, hoewel hun status als koppel wordt betwist.[14] Hun zoon, Perikles de Jongere, moet ten laatste in 440 v.Chr. zijn geboren.[15] Aspasia moet redelijk jong zijn geweest, omdat ze blijkbaar nog in staat was Lysikles een kind te baren rond 428 v.Chr.[16]

In de hogere kringen werd Aspasia eerder opgemerkt door haar vaardigheid als onderhoudend praatster en adviseuse dan alleen om haar schoonheid.[17] Volgens Plutarchus werd het huis van Perikles en Aspasia een intellectueel centrum in Athene, dat de meest prominente schrijvers en denkers aantrok, waaronder de filosoof Socrates. De biograaf schrijft dat, ondanks haar immorele leven, Atheense mannen hun echtgenotes zouden meebrengen om haar conversaties te aanhoren.[18]

Persoonlijke en gerechtelijke aanvallen

[bewerken | brontekst bewerken]

Perikles, Aspasia en hun vrienden waren niet immuun voor aanvallen, daar een vooraanstaande positie in de Atheense democratie niet gelijk stond met een absolute regering.[19] Haar relatie met Perikles en haar latere politieke invloed veroorzaakte nogal wat reactie. Donald Kagan gelooft dat Aspasia vooral onpopulair was in de jaren volgend op de Samische Oorlog.[20] In 440 v.Chr. was Samos in oorlog met Milete over Priëne, een oude stad van Ionië aan de voet van het voorgebergte Mykale. Verzwakt door de oorlog, kwamen de Milesiërs naar Athene om voor hun zaak tegen de Samiërs te pleiten.[21] Toen de Atheners beide partijen bevalen de strijd te staken en hun zaak voor te leggen aan Athene, weigerden de Samiërs. In antwoord daarop liet Perikles een decreet goedkeuren om een expeditie uit te sturen naar Samos.[22] De campagne bleek moeilijker te zijn dan gedacht en de Atheners moesten zware verliezen lijden alvorens Samos werd verslagen. Volgens Plutarchus was men van mening dat Aspasia, die van Milete kwam, verantwoordelijk was voor de Samische Oorlog en dat Perikles om haar te behagen de kant van Milete had gekozen en Samos had aangevallen.[23]

Tot dusver was het kwaad niet ernstig en waren wij de enige lijders. Maar nu gaan enkele jonge dronkaards naar Megara en ontvoeren de courtisane Simaetha; de Megariërs, in hun hart geraakt, liepen op hun beurt weg met twee hoeren van het huis van Aspasia; en zo is Griekenland voor drie hoeren in vuur en vlam gezet. En dan liet Perikles, gloeiend van woede op zijn Olympische hoogte, de bliksem los, de donder donderen, Griekenland verstoren en een edict goedkeuren, dat ging als het lied, dat de Megariërs zowel van ons land als van onze markten en van de zee en van het continent zouden worden verbannen.

Aristophanes, Acharneis 523–533.

Voorafgaand aan het uitbreken van de Peloponnesische Oorlog (431404 v.Chr.) moesten Perikles, enkele van zijn beste vrienden en Aspasia een reeks persoonlijke en gerechtelijke aanvallen ondergaan. Aspasia werd in het bijzonder beschuldigd van corrumpering van de Atheense vrouwen om aan Perikles' perversies tegemoet te komen.[24] Volgens Plutarchus werd ze door de komische schrijver Hermippos beschuldigd van asebeia (cf. goddeloosheid).[25] Al deze beschuldigingen waren waarschijnlijk niets meer dan ongegronde roddels, maar de hele ervaring was bitter voor de Atheense staatsman. Hoewel Aspasia werd vrijgesproken dankzij een zeldzame emotionele uitbarsting van Perikles,[26] stierf zijn vriend Phidias in de gevangenis.[27] Een andere vriend van hem, Anaxagoras, werd door de Ekklesia (Atheense volksvergadering) aangevallen voor zijn godsdienstige opvattingen.[28] Volgens Kagan is het mogelijk dat Aspasia's proces en vrijspraak verzinsels van latere tijd waren, "in which real slanders, suspicions and ribald jokes were converted into an imaginary lawsuit" ("waarin echte roddels, verdenkingen en spottende moppen werden omgevormd tot een verzonnen rechtszaak").[20] Anthony J. Podlecki neemt aan dat Plutarchus of zijn bronnen mogelijk een scène in een komedie verkeerd begrepen hebben.[29] Kagan argumenteert dat zelfs indien we deze verhalen geloven, Aspasia, ongeacht de hulp van Perikles, niet zou zijn veroordeeld.[30]

In zijn Acharneis ("Acharniërs") legt Aristophanes de schuld voor de Peloponnesische Oorlog bij Aspasia. Hij beweert dat het Megarische decreet van Perikles, dat Megara uitsloot van handel met Athene en haar bondgenoten, een vergeldingsactie was voor prostituees die door de Megariërs uit het huis van Aspasia waren ontvoerd.[31] Aristophanes' beschrijving van Aspasia als verantwoordelijk, uit persoonlijke motieven, voor het uitbreken van de oorlog met Sparta verwijst mogelijk naar de herinnering van het eerder voorval met Milete en Samos.[32] Plutarchus vermeldt ook de spottende opmerkingen van andere komische dichters, zoals Eupolis en Kratinos.[33] Volgens Podlecki schijnt het Douris te zijn geweest die zou hebben gesuggereerd dat Aspasia aanstichtster was van zowel de Samische als de Peloponnesische oorlog.[34]

Aspasia werd de "nieuwe Omphale", "Deianira",[35] "Hera"[36] en "Helena"[37] genoemd.[38] Verdere aanvallen op Perikles' relatie met Aspasia worden vermeld door Athenaios.[39] Zelfs Perikles' eigen zoon, Xanthippos, die politieke ambities had, twijfelde niet om zijn vader te belasteren over zijn huishouden.[40]

Latere jaren en dood

[bewerken | brontekst bewerken]
Buste van Perikles (Vaticaan)

In 429 v.Chr. was Perikles tijdens de pest van Athene getuige van de dood van zijn zuster en zijn beide wettige zonen, Xanthippos en zijn geliefde Paralos, bij zijn eerste vrouw. Gedemoraliseerd barstte hij in tranen uit. Zelfs Aspasia's gezelschap kon hem niet troosten. Vlak voor zijn dood stonden de Atheners een verandering toe in de burgerschapswet van 451 v.Chr. die van zijn half-Atheense zoon bij Aspasia, Perikles de jongere, een Atheens burger en wettig erfgenaam maakte.[41] Deze beslissing is des te opvallender als men weet dat het Perikles zelf was die de wet had voorgesteld die het burgerschap enkel toekende aan diegenen van wie beide ouders Atheense burgers waren.[42] Perikles stierf aan de pest in de herfst van 429 v.Chr.

Plutarchus citeert Aeschines Socraticus, die een (verloren gegane) dialoog schreef over Aspasia, die erop neerkomt dat Aspasia na Perikles' dood samenleefde met Lysikles, een Atheense generaal en de leider van de democraten, met wie ze een andere zoon kreeg, en dat zij van hem de belangrijkste man in Athene maakte.[43] Lysikles werd gedood tijdens een expeditie in 428 v.Chr.[44] Met Lysikles' dood eindigen de contemporaine bronnen.[45] Het is daarom bijvoorbeeld onbekend of ze nog in leven was toen haar zoon, Perikles, werd verkozen tot strategos of toen hij werd geëxecuteerd na de slag bij Arginusae. Het tijdstip van haar dood dat de meeste historici geven (ca. 401-400 v.Chr.) is gebaseerd op de inschatting dat Aspasia stierf voor de gifdood van Socrates in 399 v.Chr., een chronologie die wordt gesuggereerd in de structuur van Aeschines' Aspasia.[2]

Historiciteit van haar leven

[bewerken | brontekst bewerken]

Het voornaamste probleem is, zoals Jona Lendering[46] zegt, dat het meeste wat we weten over Aspasia op zuivere hypothese is gebaseerd. Thucydides vermeldt haar niet en onze enige bronnen voor haar leven zijn de onbetrouwbare voorstellingen en speculaties door mannen uit de wereld van de literatuur en filosofie neergeschreven, die niets gaven om Aspasia als historische figuur.[47] Daarom vinden we in de figuur van Aspasia een reeks van tegenstrijdige portretteringen terug: ze is ofwel een vrouw zoals Theano of een combinatie van courtisane en prostituee zoals Thargelia.[48] Dit is de reden waarom moderne geleerden sceptisch zijn over de historiciteit van Aspasia's leven.[4]

Volgens Wallace "for us Aspasia herself possesses and can possess almost no historical reality" ("heeft Aspasia zelf geen historische realiteit, en kan deze ook niet hebben").[4] Vandaar dat Madeleine M. Henry stelt dat "biographical anecdotes that arose in antiquity about Aspasia are wildly colorful, almost completely unverifiable, and still alive and well in the twentieth century" ("biografische anekdotes die ontstonden in de oudheid over Aspasia zijn zeer kleurrijk, bijna geheel en al onverifieerbaar, en nog steeds springlevend in de twintigste eeuw"). Ze besluit uiteindelijk dat "it is possible to map only the barest possibilities for [Aspasia's] life" ("het slechts mogelijk is de meest vage mogelijkheden voor [Aspasia's] leven te schetsen").[49] Volgens Charles W. Fornara en Loren J. Samons II "it may well be, for all we know, that the real Aspasia was more than a match for her fictional counterpart" ("kan het goed zijn, voor zover we weten, dat de echte Aspasia haar fictieve tegenhangster nog de loef afstak").[50]

Aspasia in de moderne literatuur

[bewerken | brontekst bewerken]

Aspasia's relatie met Perikles vormde de inspiratiebron voor verschillende romans en gedichten uit de afgelopen eeuwen. Vooral de schrijvers van de Romantiek uit de negentiende en de historische-romanschrijvers uit de twintigste eeuw lieten zich door het verhaal van Aspasia inspireren.

In 1835 schreef de Amerikaanse romanschrijver en journaliste Lydia Child haar roman Philothea. Het verhaal vormt een klassieke romance, die zich afspeelt in de tijd van Perikles en Aspasia. Het boek wordt beschouwd als Childs meest volwassen en succesvolle roman, vanwege de schoonheid en fijngevoeligheid waarmee de vrouwelijke karakters, met name Aspasia, worden beschreven.[51] De prominente plaats die aan de vrouwelijke karakters wordt gegeven, past bij Childs strijd tegen slavernij en voor gelijke rechten van vrouwen.

In 1836 verscheen Pericles and Aspasia[52] van de hand van Walter Savage Landor. Het werk behoort tot zijn bekendste boeken. Pericles and Aspasia schetst een beeld van het Athene van de oudheid door een reeks van fictieve brieven met een groot aantal gedichten. De brieven doen de geschiedenis nogal eens geweld aan, maar proberen de sfeer weer te geven van de periode voorafgaand aan de Peloponnesische Oorlog.[53]

De roman Aspasia van Robert Hamerling zag in 1876 het licht. Hij beschrijft hierin de gebruiken en zeden van de tijd van Perikles en levert daarmee een bijdrage aan het beeld van de cultuur en de geschiedenis.

Van de hand van Giacomo Leopardi, een Italiaans dichter beïnvloed door de stroming van de Romantiek, verscheen een serie van vijf gedichten die bekend is geworden als de cyclus van Aspasia. De gedichten zijn geïnspireerd door Leopardi's wanhopige en onbeantwoorde liefde voor een vrouw genaamd Fanny Targioni Tozzeti, maar Leopardi gaf haar de naam Aspasia mee, naar Perikles' levensgezel.[54]

Op het toneel was Aspasia voor het eerst te bewonderen in het stuk The Athenian Women van de toneelschrijver George Cram Cook (1918). Aspasia wordt hierin geportretteerd als degene die een staking aanvoert om te pleiten voor vrede.[55] Op deze wijze combineerde Cook een anti-oorlogsthema met een Griekse setting.[56]

De Amerikaanse schrijfster Gertrude Atherton beschrijft in haar The Immortal Marriage (1927) eveneens het verhaal van Perikles en Aspasia, om zo de periode in beeld te brengen van de Samische Oorlog, de Peloponnesische Oorlog en de pestepidemie van Athene. Ook in Taylor Caldwells roman Glory and the Lightning (1974) wordt de relatie van Aspasia en Perikles vanuit historisch oogpunt beschreven.[57]

Aspasia in de beeldende kunsten

[bewerken | brontekst bewerken]
Aspasie, Marie-Geneviève Bouliar, 1794 (Musée des Beaux-Arts d'Arras).

Aspasia heeft niet enkel schrijvers geïnspireerd, ook beeldende kunstenaars hebben zich door haar laten inspireren. De oudst bekende post-klassieke afbeelding van Aspasia is mogelijk terug te vinden in het fresco De School van Athene (1509-1510) van Rafaël, waar ze de figuur in profiel achter de Arabische filosoof Averroes zou zijn.[58] De volgende ons bekende afbeelding is de imaginaire munt met aan de voorzijde Perikles en aan de keerzijde Aspasia in het werk Promptuarium iconum van Guillaume de Rouillé dat in 1553 in Lyon werd uitgegeven.[59]

Het volgende ons overgeleverd post-klassiek portret is een geëtst gemmeportret (mogelijk gebaseerd op een jaspissteen in het bezit van een zekere Felicia Rondanina) van Giovanni Angelo Canini in diens werk Iconografia cioè Disegni d'Imagini de famosissimi Monarchi, Regi, Filosofi, Poeti ed Oratori dell' Antichità (Rome, 1669; Franse vertaling: Images des héros et des grands hommes de l'antiquité, Amsterdam, 1731.).[60] Rond 1710 zou André-Charles Boulle op de deuren van een prachtig versierde kast de figuren van Socrates en Aspasia afbeelden.[61] In 1773 kreeg de beeldhouwer Johann Christian Wilhelm Beyer opdracht 32 (of 36) beelden te maken voor het Schloss Schönbrunn in Wenen, waaronder ook een beeld van Aspasia die hij naar Athene modelleerde (afbeelding).[62] Het volgende portret van Aspasia is Aspasie uit 1794 van de Française Marie-Geneviève Bouliar - de eerste vrouw waarvan men weet dat ze zich voor een beeldend kunstwerk liet inspireren door Aspasia, en waarmee ze tijdens het Salon van 1795 de Prix d'Encouragement wist weg te kapen.[63] Nicholas-André Monsiau zou in zijn Aspasie s'entretenant avec Alcibiades et Socrate (1798) en Aspasie s'entretenant avec les hommes les plus illustres d'Athènes (geschilderd voor het Salon van 1806) de toenmalige opvatting weergeven van de salons die Aspasia werd gedacht te houden in Athene in het gezelschap van mannen.[64]

Socrate allant chercher Alcibiade dans la maison d'Aspasie (Nederlands: Socrates op weg om Alkibiades te zoeken in het huis van Aspasia), Jean-Léon Gérôme, 1861.

Jean-Léon Gérôme zou in zijn voor de Salon van 1861 geschilderde Socrate allant chercher Alcibiade dans la maison d'Aspasie vooral het beeld van Aspasia als courtisane benadrukken.[65] Sir Lawrence Alma-Tadema zou Aspasia afbeelden in zijn schilderij Phidias and the Frieze of the Parthenon (1868).[66] In 1973 maakte de Griekse beeldhouwster Mara Karetsos een buste van Aspasia die staat opgesteld in de voetgangerszone van de universiteit van Athene.[67]

Uit de oudheid zijn ons ook enkele beelden overgeleverd waarvan men meent dat deze Aspasia voorstellen. De beroemdste hiervan is misschien wel de herme in de Vaticaanse musea (zie bovenaan dit artikel). Deze buste wordt geïdentificeerd door de vermelding van Aspasia's naam op de zijkant van de basis. Een buste van ditzelfde type werd in het gymnasium van Vedius in Efeze teruggevonden en bevindt zich momenteel in het archeologisch museum van İzmir (afbeelding op Livius.org).[68] Het zogenaamde "Sosandra type" is zonder echte grond als Aspasia geïdentificeerd, maar zou eerder een zekere Europa (Demeter Europa?) of Sosandra ("redder van mannen", een beeld van Kalamis) voorstellen.[69] Een beeld van dit type bevindt zich onder andere in het Louvre (afbeelding op vroma.org).[70] Op basis van een bronzen reliëf uit Pompeï in het Museo Archeologico Nazionale in Napels dat Socrates en Aspasia voorstelt, heeft men een benen beeldje en het marmeren vrouwenbeeld (afbeelding op search.eb.com) van een Attisch grafmonument (ca. 650 v.Chr.) in het Museum of Fine Arts in Boston als Aspasia geïdentificeerd.[71]

  1. a b D. Nails, The People of Plato: A Prosopography of Plato and Other Socratics, Princeton, 2000, pp. 5859. Gearchiveerd op 21 maart 2015.
  2. a b D. Nails, The People of Plato: A Prosopography of Plato and Other Socratics, Princeton, 2000, pp. 5859; A.E. Taylor, Plato: The Man and his Work, Londen, 19374 (= Mineola, 2001), p. 41. Gearchiveerd op 21 maart 2015.
  3. Dit blijkt uit het feit dat ze onder andere wordt vermeld als deelneemster in filosofische discussies en in de Suda (s.v. Ἀσπασία) wordt ze zelfs lerares van Perikles, sofiste en lerares in de retorische principes genoemd. S. Monoson, Plato's Democratic Entanglements: Athenian Politics and the Practice of Philosophy, Princeton, 2000, p. 195.
  4. a b c R.W. Wallace, Recensie van M.M. Henry, Prisoner of History. Aspasia of Miletus and her Biographical Tradition, Oxford, 1995, in BMCR 7 (1996). Gearchiveerd op 11 december 2008.
  5. Henry beschouwt de verslagen van antieke schrijvers en komedieschrijvers dat Aspasia een bordeelhoudster en prostituee was als laster. Henry gelooft dat deze komische kwinkslagen bedoeld waren om Athenes leiderschap te ridiculiseren en waren gebaseerd op het feit dat, door zijn eigen burgerschapswet, Perikles geen geldig huwelijk kon aangaan met Aspasia en dus gewoon met haar moest samenwonen (M.M. Henry, Prisoner of History. Aspasia of Miletus and her Biographical Tradition, Oxford, 1995, pp. 138139.). Om deze redenen stelt historica Nicole Loraux zelfs de getuigenissen van antieke schrijver dat Aspasia een hetaere of courtisane was (N. Loraux, Aspasie, l'étrangère, l'intellectuelle, in N. Loraux, La Grèce au Féminin, Parijs, 2003, pp. 133–164.). Fornara en Samons verwerpen ook deze antieke traditie (C.W. Fornara - L.J. Samons II, Athens from Cleisthenes to Pericles, Berkeley, 1991, pp. 162–166.).
  6. Plutarchus, Perikles 24.4.
  7. Volgens Debra Nails zou het decreet om haar zoon bij Perikles te legitimeren en haar latere huwelijk met Lysikles (Nails neemt aan dat Aspasia en Lysikles waren getrouwd) onmogelijk zijn geweest, indien ze geen vrijgeborene was (D. Nails, The People of Plato: A Prosopography of Plato and Other Socratics, Princeton, 2000, pp. 5859.). Cf. J. Lendering, art. Aspasia of Miletus, Livius.org (2005-2006). Gearchiveerd op 21 maart 2015.
  8. De naam van Axiochos komt ook voor bij Plutarchus (Perikles 24.2.).
  9. P.J. Bicknell, Axiochus Alkibiadou, Aspasia and Aspasios, in L'Antiquité Classique 51 (1982), pp. 240–250.
  10. Aristophanes, Acharneis 523-527. R. Just, Women in Athenian Law and Life, Londen - New York, 1989, p. 144 (zie ook voetnoot 5).
  11. A. Southall, The City in Time and Space, Cambridge - New York, 1998, p. 61.
  12. B. Arkins, Sexuality in Fifth-Century Athens, in Classics Ireland 1 (1994), pp. 1-8.
  13. Plutarchus, Perikles 24.2.
  14. Fornara en Samons nemen de stelling in dat Perikles huwde met Aspasia, maar dat zijn burgerschapswet haar tot zijn ongelijke maakte (C.W. Fornara - L.J. Samons II, Athens from Cleisthenes to Pericles, Berkeley, 1991, pp. 162–166.). Wallace argumenteert dat indien Perikles Aspasia zou hebben gehuwd, hij met dit huwelijk een voorname Atheense aristocratische traditie zou hebben voortgezet om vreemdelingen met goede connecties te huwen (R.W. Wallace, Recensie van M.M. Henry, Prisoner of History. Aspasia of Miletus and her Biographical Tradition, Oxford, 1995, in BMCR 7 (1996).). Henry gelooft dat Perikles door zijn eigen burgerschapswet ervan werd weerhouden met Aspasia te trouwen en aldus met haar in een ongehuwde staat te moeten samenleven (M.M. Henry, Prisoner of History. Aspasia of Miletus and her Biographical Tradition, Oxford, 1995, pp. 138-139 (voetnoot 9).). Op basis van een passage in een komedie houdt Henry vast aan de stelling dat Aspasia waarschijnlijk een pallake was, namelijk een concubine (M.M. Henry, Prisoner of History. Aspasia of Miletus and her Biographical Tradition, Oxford, 1995, pp. 13-15.). De historicus Arnold W. Gomme onderstreept dat Perikles' tijdgenoten waarschijnlijk over Perikles spraken als "getrouwd" met Aspasia (A.W. Gomme, Essays in Greek History and Literature, Salem, 1937, pp. 104-105 (voetnoot 2). (= The Position of Women in Athens in the Fifth and Fourth Centuries, in CPh 20 (1925), pp. 1-25.)). Gearchiveerd op 11 december 2008.
  15. Hij moet zijn geboren na 451 v.Chr., toen de nieuwe burgerschapswet werd gestemd, en ten laatste in 440 v.Chr., omdat hij anders niet dertig zou zijn geweest toen hij werd verkozen als Hellenotamias in 410 v.Chr. (M.H. Jameson, Politics and the Philoctetes, in Classical Philology 51 (1956), p. 226 (voetnoot 43).
  16. P.A. Stadter, A Commentary on Plutarch's Pericles, Chapel Hill - Londen, 1989, p. 239.
  17. R. Just, Women in Athenian Law and Life, Londen - New York, 1989, p. 144.
  18. Plutarchus, Perikles 24.3-4. Volgens Kahn is het onwaarschijnlijk dat de verhalen zoals die over Socrates' bezoeken aan Aspasia samen met de echtgenotes van zijn vrienden en Lysikles' band met Aspasia historisch zijn. Hij gelooft dat Aeschines onverschillig was voor de historiciteit van zijn Atheense verhalen en dat deze verhalen moeten zijn uitgevonden rond de periode dat de datum van Lysikles' dood was vergeten, maar zijn beroep nog steeds was bekend (C.H. Kahn, Aeschines on Socratic Eros, in P.A. Vander Waerdt (ed.), The Socratic Movement, Ithaca, 1994, pp. 96-99.). H.G. Adams, art. Aspasia, in H.G. Adams, A Cyclopaedia of Female Biography, Londen, 1857, pp. 75-76.
  19. C.W. Fornara - L.J. Samons II, Athens from Cleisthenes to Pericles, Berkeley, 1991, p. 31.
  20. a b D. Kagan, The Outbreak of the Peloponnesian War, Ithaca, 1969, p. 197.
  21. Thucydides, Historiai I 115.2.
  22. Plutarchus, Perikles 25.1, cf. 24.1.
  23. Plutarchus, Perikles 24.1; cf. Suda, s.v. Ἀσπασία.
  24. Kagan is van oordeel dat, indien het proces tegen Aspasia plaatsvond, "we have better reason to believe that it happened in 438 than at any other time" ("we meer redenen hebben om aan te nemen dat het plaatsvond in 438 dan op eender welk ander tijdstip"; D. Kagan, The Outbreak of the Peloponnesian War, Ithaca, 1969, p. 197.).
  25. Plutarchus, Perikles 32.1. Volgens James F. McGlew is het zeer onwaarschijnlijk dat de beschuldigingen tegen Aspasia werden gemaakt door Hermippos. Hij gelooft dat "Plutarch or his sources have confused the law courts and theater" ("Plutarchus of zijn bronnen de gerechtshoven en het theater met elkaar hebben verward"; J.F. McGlew, Citizens on Stage. Comedy and Political Culture in the Athenian Democracy, Ann Arbor, 2002, p. 53.).
  26. Athenaios citeert Antisthenes die zei dat Perikles voor haar pleitte tegen de beschuldigingen van asebeia, waarbij hij "meer tranen liet vloeien dan wanneer zijn leven en eigendom werden bedreigd" (Athenaios, Deipnosophistae XIII 589.). Cf. Plutarchus, Perikles 32.3.
  27. Plutarchus, Perikles 32.3.
  28. Plutarchus, Perikles 32.1 en 3.
  29. A.J. Podlecki, Perikles and his Circle, Londen - New York, 1998, p. 33.
  30. D. Kagan, The Outbreak of the Peloponnesian War, Ithaca, 1969, p. 201.
  31. Aristophanes, Acharneis 523-527.
  32. A. Powell, Athens' pretty face: anti-feminine rhetoric and fifth-century controversy over the Parthenon, in A. Powell (ed.), The Greek World, Londen - New York, 1995, pp. 259261.
  33. Plutarchus, Perikles 24.6.
  34. A.J. Podlecki, Perikles and his Circle, Londen - New York, 1998, p. 126.
  35. Omphale en Deianira waren respectievelijk de Lydische koningin die Herakles voor een jaar als slaaf bezat en zijn langlijdende echtgenote. Atheense dramaturgen toonden interesse voor Omphale vanaf het midden van de 5e eeuw v.Chr. De komedieschrijvers parodieerde Perikles als een Herakles onder de controle van een Omphale-achtige Aspasia (P.A. Stadter, A Commentary on Plutarch's Pericles, Chapel Hill - Londen, 1989, p. 240.). Aspasia werd "Omphale" genoemd in de Kheirones van Kratinos of de Philoi van Eupolis (A. Powell, Athens' pretty face: anti-feminine rhetoric and fifth-century controversy over the Parthenon, in A. Powell (ed.), The Greek World, Londen - New York, 1995, pp. 259261.).
  36. Als de vrouw van de "Olympische" Perikles (P.A. Stadter, A Commentary on Plutarch's Pericles, Chapel Hill - Londen, 1989, p. 240.). Antieke schrijvers noemden Perikles "Olympisch", omdat hij "donderend en bliksemend en Griekenland opwinden" was en de wapens van Zeus droeg wanneer hij zijn redevoeringen hield (Aristophanes, Acharneis 528–531; Diodoros Sikeliotes, Bibliotheke historike XII 40.).
  37. Kratinos (in Dionysalexandros) assimileerde Perikles en Aspasia naar de figuren van Paris en Helena: net zoals Paris de oorlog met de Spartaan Menelaüs had doen ontstaan door zijn verlangen naar Helena, betrok Perikles, onder invloed van de buitenlandse Aspasia, Athene in een oorlog met Sparta (M. Padilla, Labor's Love Lost: Ponos and Eros in the Trachiniae, lezing tijdens Spring Meeting Conference van de Classical Association of the Middle West and South van 15 april 1999.). Eupolis noemde Aspasia eveneens Helena in zijn Prospaltoi (P.A. Stadter, A Commentary on Plutarch's Pericles, Chapel Hill - Londen, 1989, p. 240.).
  38. C.W. Fornara - L.J. Samons II, Athens from Cleisthenes to Pericles, Berkeley, 1991, pp. 162–166.
  39. Athenaios, Deipnosophistae 533c-d.
  40. Plutarchus, Perikles 36.2-3.
  41. Plutarchus, Perikles 37.5; Suda, s.v. Δημοποίητος.
  42. W. Smith - rev. G.W. Greene, A History of Greece. From the Earliest Times to the Roman Conquest, New York, 1863, p. 290.
  43. Plutarchus, Perikles 24.4. Volgens Debra Nails zou haar latere huwelijk met Lysikles (Nails neemt aan dat Aspasia en Lysikles waren getrouwd) onmogelijk zijn geweest, indien ze geen vrijgeborene was (D. Nails, The People of Plato: A Prosopography of Plato and Other Socratics, Princeton, 2000, pp. 5859.). Cf. J. Lendering, art. Aspasia of Miletus, Livius.org (2005-2006). Gearchiveerd op 21 maart 2015.
  44. Thucydides, III 19. Voor het jaar van haar dood, zie T.J. Cadoux, art. Aspasia, in OCD3 (1996), p. [?].
  45. H.G. Adams, art. Aspasia, in H.G. Adams, A Cyclopaedia of Female Biography, Londen, 1857, pp. 75-76.
  46. J. Lendering, art. Aspasia of Miletus, Livius.org (2005-2006). Gearchiveerd op 12 september 2013.
  47. R.W. Wallace, Recensie van M.M. Henry, Prisoner of History. Aspasia of Miletus and her Biographical Tradition, Oxford, 1995, in BMCR 7 (1996); K.S. Rothwell Jr., Politics and Persuasion in Aristophanes' Ecclesiazusae, Leiden, 1990, p. 22. Gearchiveerd op 11 december 2008.
  48. J.E. Taylor, Jewish Women Philosophers of First-Century Alexandria, New York, 2003, p. 187.
  49. M.M. Henry, Prisoner of History. Aspasia of Miletus and her Biographical Tradition, Oxford, 1995, pp. 3, 10, 127-128.
  50. C.W. Fornara - L.J. Samons II, Athens from Cleisthenes to Pericles, Berkeley, 1991, p. 163.
  51. E.A. Duyckinc - G.L. Duyckinck, Cyclopedia of American Literature, II, New York, 1856, p. 388.
  52. W.S. Landor, Pericles and Aspasia, I, Londen, 1836, W.S. Landor, Pericles and Aspasia, II, Philadelphia, 1839.
  53. R. MacDonald Alden (ed.), Readings in English Prose of the Nineteenth Century, Boston, 1917, p. 195.
  54. M. Brose (ed.), A Companion to European Romanticism, Malden - Oxford - Carlton, 2005, p. 271.
  55. M. Noe, art. George Cram Cook, in P.A. Greasley (ed.), Dictionary of Midwestern Literature, Bloomington, 2001, p. 120.
  56. M. Noe, Susan Glaspell's Analysis of the Midwestern Character, in Books at Iowa 27 (1977), pp. 3-20.
  57. L.A. Tritle, The Peloponnesian War, Westport, 2004, p. 199.
  58. T.C. Pickering Dodge, Painting: Its Rise and Progress from the Earliest Ages to the Present Time, Boston, 1846, p. 77.
  59. M.M. Henry, Prisoner of History. Aspasia of Miletus and her Biographical Tradition, Oxford, 1995, pp. 87-88 (fig. 5.1).
  60. M.M. Henry, Prisoner of History. Aspasia of Miletus and her Biographical Tradition, Oxford, 1995, pp. 89-90 (fig. 5.2).
  61. Paire d'armoires avec les figures de Socrate et d'Aspasie, Louvre.fr (detail). Gearchiveerd op 11 november 2020.
  62. R. Benesch, Schönbrunn: Die Steinfiguren, suf.at (2003), R. Benesch, Aspasia (8), suf.at (2003). Gearchiveerd op 19 januari 2020.
  63. M.M. Henry, Prisoner of History. Aspasia of Miletus and her Biographical Tradition, Oxford, 1995, pp. 91-95 (p. 92 (fig. 5.3).).
  64. M.M. Henry, Prisoner of History. Aspasia of Miletus and her Biographical Tradition, Oxford, 1995, pp. 95-96 (fig. 5.4).
  65. M.M. Henry, Prisoner of History. Aspasia of Miletus and her Biographical Tradition, Oxford, 1995, p. 96.
  66. M.M. Henry, Prisoner of History. Aspasia of Miletus and her Biographical Tradition, Oxford, 1995, pp. 103-105 (p. 104 (fig. 5.5).).
  67. Καρέτσου Μάρα, glypto.wordpress.com (2007). Gearchiveerd op 22 mei 2017.
  68. M. Yenim, The İzmir Museums and the Archaeology of Some Ancient Cities, Izmir, 1969, p. 18. Gearchiveerd op 5 september 2015.
  69. A.C. Smith, art. Sosandra type, in Perseus Sculpture Catalog (1999). Zie ook de afbeeldingen van Berlin Sk 1518 op perseus.tufts.edu. Gearchiveerd op 9 januari 2022.
  70. Tête de femme voilée du type de "l'Aphrodite Sôsandra", dite "Aspasie", Louvre.fr Mogelijk behoort een hoofdeloos standbeeld ook tot ditzelfde type (Corps féminin drapé du type de "l'Aphrodite Sôsandra", dit "Aspasie", Louvre.fr). Gearchiveerd op 11 november 2020.
  71. C.C. Vermeule III, Socrates and Aspasia: New Portraits of Late Antiquity, in The Classical Journal 54 (1958), pp. 49-55. Cf. M.M. Henry, Prisoner of History. Aspasia of Miletus and her Biographical Tradition, Oxford, 1995, p. 80.

Antieke bronnen

[bewerken | brontekst bewerken]
Commons heeft media­bestanden in de categorie Aspasia.
[bewerken | brontekst bewerken]
  • E.L. Beavers, art. Aspasia, in Perseus Encyclopedia (1999).
  • N.S. Gill, Aspasia of Miletus, AncientHistory.About.com (1998), pp. 1 - 3.
  • J. Grout, art. Aspasia of Miletus, in Encyclopædia Romana (2007).
  • F-H. Haase, Aspasia: Historische Persönlichkeit und fictio personae. Schriftliche und bildliche Formen der Überlieferung einer Wissenschaft in Platons Dialog Menexenos, Raphaels Fresko Schule von Athen und in modernen Quellen, in PhiN 19 (2002), pp. 43-54.
  • N. Loraux, Aspasie, l’étrangère, l’intellectuelle, in Clio 13 (2001), art. 2.
  • M. Vickers, Alcibiades and Aspasia: Notes on the Hippolytus, in Dialogues d'histoire ancienne 26 (2000), pp. 7-17.


Etalagester
Dit artikel is op 14 januari 2008 in deze versie opgenomen in de etalage.