Dollard

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Hannes (overleg | bijdragen) op 25 jun 2007 om 22:08. (interwiki fr:)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.

De Dollard (Duits: Dollart) is een zeearm, onderdeel van de Waddenzee, op het grensgebied van Nederland en Duitsland. De rivier de Eems mondt hier in uit en stroomt daarna door naar de Noordzee. De Dollard is ongeveer 100 vierkante kilometer groot. De Duitse stad Emden ligt ten noorden ervan en de Nederlandse stad Delfzijl ligt een kleine negen kilometer ten westen van de Dollard. De Nederlandse kust van deze zeearm is dun bevolkt en er liggen enkele kleine dorpen als Fiemel. Op de grens van Nederland en Duitsland bevindt zich de monding van de Westerwoldse Aa. Hier ligt tevens het sluizencomplex Nieuwe Statenzijl. Het getijverschil in de Dollard is meer dan drie meter. Het water van de Dollard is brak doordat het zeewater zich hier mengt met het water uit de Eems.

Dollard

Ontstaan van de Dollard

De Dollard is in de late Middeleeuwen ontstaan ten gevolge van meerdere overstromingen en stormvloeden, die het oorspronkelijke veenlandschap grotendeels hebben opgeruimd. Daarbij gingen grote delen van de oude districten Reiderland en Oldambt verloren. Vroeger meende men – in het voetspoor van Ubbo Emmius – dat de Dollard in het jaar 1277 was ondergelopen. Ook wordt wel gedacht aan de Marcellusvloed van het jaar 1362, die in Noord-Duitsland tot veel schade heeft geleid. In historische bronnen is daarover echter nagenoeg niets te vinden. Ook wordt wel gemeend dat de gebeurtenissen rondom het jaar 1413 geleid hebben tot het ontstaan van de Dollard. Met name Tidde Wyneda wordt hierin genoemd.

Waarschijnlijk had het gebied al eeuwenlang te maken met wateroverlast, doordat het veenoppervlak te lijden had onder erosie, verwering en bodemdaling (klink). Archeologische vondsten laten echter zien dat bij Nieuweschans, Vriescheloo en Scheemda nog in de vijftiende eeuw een zoetwatermilieu te vinden was. Daarentegen kenmerkte de omgeving van Pogum zich al in de dertiende eeuw door een zoutminnende vegetatie.

Het gebied werd doorsneden door twee rivieren: de Reider Ee en de Munter Ae, die via afzonderlijke sluizencomplexen in de Eems uitmondden. De Oost-Friese kroniekschrijver Eggerik Beninga bericht dat deze sluizen tijdens een plaatselijke oorlog in 1413 werden vernield. Vijf jaar later zou de zee al het dorp Blijham hebben bereikt. Er ontstond een soort binnenzee, die zich tweemaal daags vulde en weer leegliep. Het water baande zich met geweld een weg door het resterende veen.

De oostelijke Dollardboezem vormde zich in de eerste helft van de vijftiende eeuw. Al in 1454 bouwden de inwoners van het gebied een nooddijk van de Punt van Reide tot aan Finsterwolde. Deze dijk liep van de vaste Eemsoever dwars door het toenmalige laagveengebied naar de hogere zandgronden. De westelijke Dollardboezem is vermoedelijk in de jaren na 1460 ontstaan. Grote delen van het gebied kregen pas met de zee te maken nadat de Cosmas- en Damianusvloed van 1509 het zeewater diep landinwaarts had gestuwd. De zeearm bereikte zijn grootste oppervlakte rond 1520.

De naam Dollard

De naam Dollard komt voor het eerst in 1485 voor in de kloosterkroniek van Aduard. Deze naam is vermoedelijk afgeleid van 'groot gat in de grond, poel', ‘kuil’ of wellicht ‘dodenkuil’ (dole). Maar al snel verklaarde men deze naam uit de ‘dolle aard’ van de zeeboezem, of - zoals Ubbo Emmius stelde, ‘uit het razen van zijn woede’.

Verdronken Dollarddorpen

Door het ontstaan van de Dollard en de doorbraken langs de Eems zijn minstens twintig kerspelen, tien tot vijftien kleinere buurtschappen en drie kloosters verloren gegaan. Een stuk of twaalf dorpskerken werd één of meer malen verplaatst. De overgeleverde namen van de nederzettingen zijn echter vaak verbasterd.

Verdronken zijn de kerkdorpen Kalentwalt (Coldeborgerfehn?), Haxenerwalt (Hatzumerfehn?), Ditzumerwold, Uterpogum, Utbeerte, het marktplaatsje Torum, Wilgum, Fletum, Berum, Oosterreide, Westerreide, Up-Reiderwolde en Ut-Reiderwolde (met een kapittelkerk), San(t)dorp, Stockdorp, Tijsweer, Zwaag, Ooster-Finsterwolde, Ulsda, Megenham, Wynedaham, Houwingagast (Houwingahof), Houwingaham en misschien de vrijwel onherkenbaar verbasterde dorpsnamen Haxne, Siweteswere, Poel, Rodendebord en Katelmesinke. Verder de buurtschappen Peterswere (Peterswolde), Dune Lee (Duinkerken bij Marienchor?), Garmede, Wynham, Jarde (Bundergaarde), Bonewerda (Boen bij Bunde?), Ockeweer, Astock, Torpsen, De Lidden, Gaddingehorn, Fiemel en misschien Ayckaweren, Stoksterhorn, Exterhuis, Jansum en Homborg.

Tenslotte de kloosters Palmar (Porta sancta Mariae), Oosterreide en Menterwolde (Campus Sylvae) met het voorwerk De Olde Stoeve. Of de dorpen Beda, Ludgerskerke, Osterbeerde, Maarhuisen en Markhuisen werkelijk hebben bestaan, mag worden bewijfeld, omdat de namen van deze dorpen niet in schriftelijke bronnen uit die tijd te vinden zijn.

De kerkdorpen Nesse, Kirchborgum (Huweghenborch), Bingum (Oengum) en het kloostervoorwerk Goldhoorn (bij Finsterwolde) worden waarschijnlijk ten onrechte tot de verdronken dorpen gerekend. Andere voormalige veendorpen zijn mogelijk al ver vóór de Dollardinbraak verlaten; hun namen duiken pas achteraf in de lijsten van verdronken dorpen op.

Minstens zeventien nederzettingen verhuisden vanwege de overstromingen naar hogere gronden: Marienchor (Critzumerwolde), Böhmerwold (oorspronkelijk wellicht *Bentumerwolde), St. Georgiwold (Upwolde), Weenermoor, Boen (Bonewerda), Wymeer, Hamdijk (Houwingaham of Utham), Den Ham (Upham of Nijeham), Bellingwolde, Vriescheloo, Winschoten-Sint-Vitusholt, Beerta, Oostwold, Midwolda, Scheemda, Meeden, Muntendam en misschien ook de voorlopers van Bunderhee en Blijham. De kerkdorpen Noordbroek en Zuidbroek en mogelijk ook het klooster Dünebroek werden al eerder verplaatst.

Nieuwe polders

Tot 1509 maakte de Eems ter hoogte van de huidige Dollard een grote bocht noorwaarts. Aan het meest noordelijke punt werd de stad Emden aangelegd. Ten gevolge van de uitbreiding werd het schiereiland Nesserland dat tegenover de stad lag afgesneden en volgde het stroombed een meer natuurlijke oost-west route, op geruime afstand ten zuiden van Emden. De oude noordelijke rivierarm slibde dicht, waardoor de haven steeds minder toegankelijk werd. Door middel van een ongeveer 4,5 km lange damwand van eikenhouten heipalen, het “Nesserlander hoofd”, probeerde het stadsbestuur van Emden vanaf 1581 deze nieuwe stroomgeul te blokkeren. Deze pogingen werden in 1631 gestaakt.

Nesserland werd samen met de rest van het havengebied ten zuiden van Emden in de negentiende eeuw ingepolderd.

Zolang het schiereiland Nesserland met het vasteland in verbinding stond, werd het vloedwater, soms aangejaagd door de stormwinden, hoog opgestuwd in de Dollardboezem. De zee kwam tot Wedderveer, Muntendam en Siddeburen. Na de doorbraak van 1509 kon het water gemakkelijker stroomopwaarts via de Eems wegstromen zodat de druk op de Dollard afnam. Er begon een verlandingsproces dat er al snel toe leidde dat grote stukken kwelder al vóór het midden van de zestiende eeuw konden worden bedijkt. De zware, maar vruchtbare Dollardklei maakte het Oldambt tot één van de bloeiendste landbouwgebieden van Nederland.

Na talrijke inpolderingen tussen de zestiende en negentiende eeuw is Dollard tot een derde van zijn oorspronkelijke oppervlakte geslonken. De laatste inpoldering aan Duitse zijde is de Kanalpolder uit 1877. Aan Nederlandse zijde volgden nog de Johannes Kerkhovenpolder (1878), de Carel Coenraadpolder (1924) en de polder Breebaart (1979).

Bij laag water valt ongeveer 78% van de Dollard droog als wad. Tussen dit wad en de zeedijk strekt zich in het westen, zuiden en oosten een zoom drooggevallen wad uit ter grootte van 1100 ha en met een breedte van 100 tot 1200 meter.

Aan de noordkant wordt de Dollard van de Eems gescheiden door de Geiserücken. Tussen 1872 en 1930 is deze rug door het Duitse equivalent van Rijkswaterstaat (Wasserbauverwaltung) vastgelegd en opgehoogd, met name ter ondersteuning van de scheepvaart in de Eems. Eb en vloed in de Dollard vind hierdoor voornamelijk plaats door de Dollardmond.

Bezienswaardigheden

Bij Pogum-Dyksterhusen, aan de oostkant van de Dollard, bevindt zich een verlaten boorplatvorm in de Dollard, bereikbaar via een kilometer lange dijk. Hier werden in 1964 proefboringen naar aardgas uitgevoerd. Van hieruit heeft men tegenwoordig een prachtig uitzicht over de gehele Dollard. Bij vloed kan hier worden gezwommen en gesurft (zonder toezicht). Het is het meest westelijke punt van de Duitse gemeente Jemgum. De toegangsdijk en de grote parkeerplaats zijn tussen 9 uur 's ochtends en 10 uur 's avonds te gebruiken.

Rond dit schiereiland vindt ieder jaar een sliksleewedstrijd (Kreierrennen) plaats. De slikslee werd door vissers in het waddengebied gebruikt om zich over het wad te kunnen verplaatsen. Tegenwoordig wordt deze vorm van vissen nauwelijks meer uitgevoerd.

Natuurgebied

Het grootste deel van Dollard is tegenwoordig beschermd natuurgebied. Een deel (3846 ha.) is in handen van Natuurmonumenten en een deel is van Het Groninger Landschap, die ook het het gedeelte van Natuurmonumenten beheert. Het gebied bestaat uit kwelders, slikken en wadden. Het gebied valt onder zowel de Vogel- als de Habitatrichtlijn en is bovendien onder Natuurbeschermingswet gebracht. Het oostelijke, Duitse deel van de Dollard is sinds 1980 eveneens een Naturschutzgebiet. Op de landsgrens bij Nieuwe Statenzijl staat een uitkijkhut, de 'Kiekkaaste', die het hele slikkengebied overziet.

Ten oosten van Termunten wordt de Dollard van de Eems gescheiden door het schiereiland Punt van Reide. Even ten zuiden van de Punt van Reide werd in 1979 polder Breebaart ingepolderd. In 1999 werd in het kader van natuurontwikkeling een duiker aangelegd, waardoor de waterstand in de polder weer onder invloed staat van het getij en verzilting en verbrakking optreedt.

In de Dollard leven ongeveer 160 zeehonden. De meeste komen voor bij de Punt van Reide.

Landsgrens

De grens van Nederland en Duitsland loopt door de Dollard. De twee landen verschillen echter van mening over de exacte loop van die grens. Volgens de Nederlandse opvatting loopt die grens vanaf Nieuwe Statenzijl recht naar de Eems om daar het midden van de stroom te volgen. Volgens de Duitse opvatting is het Nederlandse deel van de Dollard kleiner en loopt het in de Eems dichter onder Nederlandse kust door.

Tot ver in de middeleeuwen maakte het hedendaagse Dollardgebied deel uit van het landschap Reiderland, in het wereldlijke vallend onder het bisdom Münster. Kerkelijk was het gebied verdeeld onder de bisdommen Munster en Osnabrück. De grens tussen Reiderland en het aangrenzende landschap Oldambt werd bepaald door de Tjamme en de Zijpe (Siepsloot).

Nog vóór de doorbraak van de Dollard werd Reiderland verdeeld en viel het gebied ten oosten van rivier de Reider Ee toe aan Oost-Friesland. Met welk recht Reiderland werd verdeeld is niet beschreven en blijft onbekend. Mogelijk is het te wijten aan de heersende twisten van de Schieringers en Vetkopers en aan het begin van de vijftiende eeuw. De Reider Ee ligt in het verlengde van de Westerwoldse Aa en mondt uit nabij de Punt van Reide. In 1427 werd deze verdeling al genoemd in een zoenbrief tussen de stad Groningen en de Reiderlands/Westerwoldse hoofdeling Haije Addinga. In 1454 werd de Reider Ee als grens genoemd van het graafschap Oost-Friesland en bekrachtigd door keizer Frederik III. Na de doorbraak van de Dollard volgde de Reider Ee een redelijk vast verloop, totdat deze aan het begin van de achttiende eeuw naar het noordwesten begon te verschuiven. Groningen probeerde de oude loop in stand te houden, Oost-Friesland erkende alleen de nieuwe loop van de Reider Ee.

In 1723 werd besloten de grens opnieuw vast te stellen buiten de verschillende opvattingen over de loop van de Reider Ee, in de vorm van een lijn in noordelijke richting. Voor een nadere bepaling werden toen dukdalven geplaatst bij Nieuwe Statenzijl die de grens aangaven in NNO-richting. Door de werking van het water en de tand des tijds werden deze grensmarkeringen echter onbetrouwbaar en de problematische grensbepaling bleef door de achttiende eeuw heen sluimeren.

In 1824 werd een nieuwe poging ondernomen een grens vast te stellen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Hannover. Na vaststelling van het tractaat vormden zich opnieuw geschillen over het grondeigendom dat Groningen bleef claimen in Hannover en over de precieze ligging van de eerste grenssteen. De stad Groningen had zich de rechten op de Dollardgebieden toegeëigend na een verdrag over het maken van de Reiderdijken uit 1454. Het gebied dat onbeschreven bleef zou vervallen aan de stad tot aan de grens met Oost-Friesland. De grens met Hannover zelf werd niet betwist door Groningen. Vanwege dit conflict is de uiteindelijke grens nooit bekrachtigd door Hannover of later Pruisen en Duitsland. De mogelijkheid om de grens definitief vast te stellen in 1945 is nooit benut.

Externe links