Hof van Wena
Het Hof van Wena was een kasteel dat ongeveer op de plaats van het voormalige, uit de jaren vijftig daterende Station Hofplein in Rotterdam heeft gestaan. Het huis wordt voor het eerst genoemd in 1306.
De naam van het Hof van Wena leeft voort in de naam van het Weena, een grote straat en een prestigieus adres in het centrum van Rotterdam, die voor de oorlog Stationsweg heette.
Bezitters
De oudst bekende bezitter van het Hof van Wena was de familie Bokel. De familie Bokel van Wena was ook bezitter van verscheidene heerlijkheden rond Rotterdam waaronder Oost- en West-Blommersdijk en Beukelsdijk.
Het Hof van Wena was sinds 1306 een leengoed van de heren van Putten. In 1426 trok een Hoeksgezind rebellenleger onder Willem Nagel al plunderend en brandstichtend langs het Huis Wena. In het midden van de 15e eeuw ging het door huwelijk over naar de familie Van Boekhorst. Het kasteel was vanaf 1498 in bezit van de familie Van Almonde tot Jacob van Almonde het in 1590 aan de stad Rotterdam verkocht.[1] Het jaar erop werd het uit de leenhorigheid ontslagen. Rotterdam richtte het terrein vervolgens in tot droogramen.
Ligging
Het Hof van Wena bevond zich pal ten noorden van de middeleeuwse stadskern van Rotterdam. Het lag ten noorden van de stadsgracht tussen de Rotterdamse Schie en de Rotte in de polder Oost-Blommersdijk. Vanuit de stad was het bereikbaar via de Hofpoort, die zijn naam aan het Hof van Wena ontleende.
Restanten van het kasteel zouden nog in 1861 zichtbaar zijn geweest in een tuin tussen de Schie en Raampoortlaan (nu Raampoortstraat).
Afbeeldingen
-
De omgeving van Rotterdam in 1611 met net ten noorden van de stad bij de Hofpoort het tot lakenramen ingerichte Hof van Wena.
-
Het Hof van Wena bovenin in de bocht van de Rotte (reconstructie van de situatie omstreeks 1340).
-
Wapens van de verschillende heren Van Wena en verwante families.
Externe link
Noot
- ↑ Oud Archief van de Stad Rotterdam (OSA) inv.nr. 1535
Literatuur
J.G.N. Renaud, 'Oudheidkundige onderzoekingen in Rotterdam' in Rotterdam's Jaarboekje, 1942, p.121-125