Kaiwhekea

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Kaiwhekea
Status: Uitgestorven
Fossiel voorkomen: Laat-Krijt
Kaiwhekea
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Chordata (Chordadieren)
Klasse:Reptilia (Reptielen)
Superorde:Sauropterygia
Orde:Plesiosauria
Familie:Elasmosauridae
Onderfamilie:Aristonectinae
Geslacht
Kaiwhekea
Cruickshank & Fordyce, 2002
Typesoort
Kaiwhekea katiki
Kaiwhekea
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Kaiwhekea op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Herpetologie

Kaiwhekea[1][2] is een geslacht van uitgestorven zeereptielen, behorend tot de groep van de plesiosauriërs. Het leefde in het Laat-Krijt (Maastrichtien, ongeveer 70 miljoen jaar geleden) en zijn fossiele resten zijn gevonden in Nieuw-Zeeland.

Naamgeving[bewerken | brontekst bewerken]

De typesoort Kaiwhekea katiki werd in 2002 benoemd door Arthur Richard Ivor Cruickshank en Robert Ewan Fordyce. De geslachtsnaam is afgeleid van het Maori kai, 'voedsel', en whekea, 'pijlinktvis', te interpreteren als 'eter van pijlinktvissen'. De soortaanduiding verwijst naar Katiki Beach bij Shag Point waar het fossiel gevonden is.

Het holotype is OU 12649, een skelet met schedel. Het is bewaard op een plaat. Van het voorste deel is ook een tegenplaat aanwezig; die was in 2002 nog niet geprepareerd. Het skelet ligt grotendeels in anatomisch verband. Het betreft een volwassen exemplaar.

Beschrijving[bewerken | brontekst bewerken]

In 2002 werd de lichaamslengte geschat op 6,5 meter.

Het holotype

Het algemene uiterlijk van dit dier was vergelijkbaar met dat van typische plesiosauriërs: lange nek, kleine kop, korte en gedrongen romp, vier vinvormige poten en korte staart. De schedel was echter nogal eigenaardig: ondanks een lengte van tweeënzestig centimeter kort en hoog, met een robuuste structuur en korte en dunne tanden; wanneer de muil gesloten was, zouden deze in elkaar grijpen. Er staan zeven tanden in de praemaxilla, zesendertig in het bovenkaaksbeen en tweeënveertig in het dentarium. De oogkassen waren relatief voorwaarts geplaatst. Het achterdeel van de schedel is relatief lang. Hoog op het schedeldak bevonden zich enorme bovenste slaapvensters maar de onderkaken waren niet robuust genoeg voor een krachtige beet. Het driehoekige jukbeen is hoog en groot

Er zijn drieënveertig halswervels. De nek was weinig beweeglijk: de lange doornuitsteeksels stonden niet toe de nek sterk naar boven te buigen. Relatief brede halswervels met twee lobben zouden de zijdelingse beweging nog sterker beperkt hebben.

Fylogenie[bewerken | brontekst bewerken]

Kaiwhekea werd aanvankelijk ingedeeld in de familie Cryptoclididae, een groep plesiosauriërs met een kenmerkende schedel die typisch is voor het Engelse Jura. Het gebit was dat van een typische cryptoclidide; de aanwezigheid van Kaiwhekea in de bodems van het Laat-Krijt van Nieuw-Zeeland suggereerde daarom dat deze dieren vele miljoenen jaren op het zuidelijk halfrond hebben overleefd, zoals blijkt uit andere soortgelijke dierlijke overblijfselen (Morturneria en Aristonectes). Verdere studies gaven echter aan dat Kaiwhekea en haar naaste familieleden deel uitmaakten van een gespecialiseerde elasmosauride clade die bekend staat als Aristonectinae, waarvan de leden voorzien waren met tanden die vergelijkbaar waren met die van oude cryptoclididen (Otero et alii, 2016).

Levensstijl[bewerken | brontekst bewerken]

Vanwege de morfologie van de nek en het hoofd van dit dier, wordt aangenomen dat het een roofdier was van middelgrote dieren zoals vissen en koppotigen (vandaar de naam Kaiwhekea, wat in het Māori 'inktviseter' betekent). De oogkassen van dit dier waren opmerkelijk groot, wat suggereert dat zijn leefgebied bestond uit diepe wateren waar licht schaars was.