Molukse wijk

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Maastricht-Heer, Molukse Wijk

Molukse wijken (ook Molukkerswijk of Ambonwijk) zijn woonwijken die verspreid over Nederland door de Nederlandse overheid begin jaren zestig speciaal zijn gebouwd voor Molukse beroepsmilitairen en hun gezinnen. De militairen waren afkomstig uit Molukse divisies in het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL). Molukkers zijn de enige bevolkingsgroep in Nederland met eigen wijken. Oorspronkelijk zijn 71 wijken gebouwd, waarvan de eerste Molukse wijk in 1959 in Appingedam werd gerealiseerd.[1] De Molukse wijk in Assen is met 171 woningen de grootste wijk van Nederland. In 2017 hebben nog 45 gemeenten een aparte Molukse wijk. [2]

Voorgeschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

Zie geschiedenis van de Molukkers in Nederland voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Vertrek naar Nederland[bewerken | brontekst bewerken]

Toen het KNIL werd opgeheven in juli 1950 waren er nog zo'n 3500 Molukse militairen op Java. Zij wilden niet gedemobiliseerd worden op Java, een in hun ogen 'vijandig' gebied. Ook hadden zij een overgang naar het Indonesisch Nationaal Leger geweigerd. Indonesië stelde hierop voor om ze naar Nederland over te brengen om ze daar te demobiliseren aangezien op Ambon inmiddels de Republik Maluku Selatan (RMS), was uitgeroepen en Indonesië Nederlands Nieuw-Guinea als bezet gebied zag. De Nederlandse regering zag de komst van Molukkers, die de status hadden van Indonesisch staatsburger, naar Nederland om verschillende redenen niet zitten. Demobilisatie op Ambon was na de invasie van Ambon in november 1950 een mogelijkheid. Dit werd als onwenselijk ervaren door de Molukse KNIL-militairen en na een rechtszaak werd in februari 1951 in Den Haag besloten dat verplichte demobilisatie in Indonesië geen optie was. Hierdoor bleef alleen tijdelijke opvang in Nederland als optie over.[3] De in 1951 met de boot naar Nederland overgebrachte Molukse soldaten werden tijdelijk ondergebracht bij de Koninklijke Landmacht. Ze werden gehuisvest in voormalige werk- en concentratiekampen.[4] Deze negentig kampen groeiden uit tot wat de Molukse woonoorden werd genoemd. Veel Molukkers bleven zich militair voelen en wachten op terugkeer naar de Zuid-Molukken, ze wilden en mochten daarom aanvankelijk niet werken en integreren. De meeste kampen bestonden uit oude barakken en boden weinig woonruimte aan een Moluks gezin dat meestal uit zeven personen of meer bestond. Er waren alleen gedeelde douches en een centrale keuken. Het comfort leek op dat in een Indische tangsi (kazerne).

Tijdelijk verblijf wordt permanent[bewerken | brontekst bewerken]

Vanaf 1956 werd de 'Zelfzorg' ingevoerd welke inhield dat de Ambonezen zelf moesten gaan voorzien in hun levensonderhoud, dit om discriminatie op de arbeidsmarkt tegen te gaan. Dit beleid leidde, in combinatie met de slechte behuizing (in de jaren ’50 gold er in Nederland een algemene woningnood) meteen tot ondervoeding en zelfs, in enkele gevallen tot kindersterfte. Na een alarmerend onderzoek uitgevoerd door de artsen W.A. Roessingh en A.H. Wiebengawerd, naar de leefomstandigheden in Woonoord Lunetten en Heythuysen in september 1956, verzocht de Eerste kamer een onderzoek, uitgevoerd door PvdA-lid Hilda Verwey-Jonker, wat in 1958 werd gepresenteerd, naar de 'Ambonezenkwestie'.[5] De Nederlandse regering had al in 1956 besloten dat de kampen niet geschikt meer waren om te wonen en nam veel van de conclusies uit het onderzoek over en begon met de bouw van Molukse wijken. De Molukkers werden daardoor gedwongen te integreren in de samenleving. Dit leidde tot veel verontwaardiging onder de bewoners. De Molukkers woonden al jaren in de kampen die ernstige gebreken vertoonden en helemaal niet bedoeld waren voor permanente huisvesting. Zij zaten nog steeds te wachten op terugkeer naar hun vaderland, en voelden er niks voor om deel uit te maken van de Nederlandse samenleving. Het verblijf in Nederland zou immers maar tijdelijk zijn, was hun voorgehouden. Met die veronderstelling, alsook vanwege een beperking van het aantal passagiers tijdens de verschillende transporten naar Nederland werden door meerdere families kinderen achtergelaten bij familie op de Molukken.

Ontruiming van de kampen[bewerken | brontekst bewerken]

Nu een permanent verblijf van de Molukkers in Nederland definitief werd, besloot de regering over te gaan tot het sluiten en ontruimen van de kampen. Dit leidde in verschillende kampen tot ernstige ongeregeldheden met als gevolg dat de Koninklijke Marechaussee en de Koninklijke Landmacht werden ingezet om de ongeregeldheden de kop in te drukken.

Gewelddadigheden Vaassen[bewerken | brontekst bewerken]

Een van de meeste gewelddadige ontruimingen vond plaats op 14 oktober 1976 te Vaassen, op het beruchte kamp Berkenoord. Om precies half zeven in de ochtend trokken een groot aantal marechaussees met pantservoertuigen samen met een peloton van de Rijkspolitie Vaassen binnen. In totaal deden 470 man marechaussees, politie en militaire orderbewakers mee. In de omgeving rondom het kamp sloot de PTT de telefoon af. Hiermee wilde men eventuele versterking vanuit andere Molukse kampen onmogelijk maken. Vanaf dat moment lag het leven in het Gelderse dorp stil, terwijl het Zuid-Molukse kamp in een grimmige vesting veranderde.[6]

Vaassen, Molukse kamp Berkenoord 1976

Problemen[bewerken | brontekst bewerken]

Nadat de marechaussee de barakken had vrijgemaakt ontstonden rond kwart voor 8 moeilijkheden bij de hoofdingang van het kamp. Hordes Zuid-Molukkers begonnen de politiemensen te bekogelen met stenen en balken. Drie marechaussees en twee hondengeleiders raakten hierbij gewond. Een ambulance reed met loeiende sirenes het kamp uit. Een Zuid-Molukker werd door een kogel geraakt in de hals.

In de loop van de ochtend gingen de schermutselingen verder in de nieuwbouwwijk van het kamp. Een van de nieuwe woningen stond in brand. Dit was het gevolg van een verkeerde taxatie door de politie waarbij een rookgranaat op de zolder terechtkwam (men dacht dat er geen brand was). Noodgedwongen moesten de bewoners deze brand zelf blussen. Ondertussen had een groep van 30 Zuid-Molukkers een ander nieuwbouwwoning, die nog niet bewoond werd, vlak bij de ingang van het kamp zelf in brand gestoken met molotovcocktails. Rond 9 uur probeerde de marechaussee de brandstichters te verwijderen met traangas en schoten in de lucht.

In verband met grote belangstelling van burgers uit het hele land had het buitenste cordon van de politie grote moeite om nieuwsgierigen en de pers buiten het onveilige gebied te houden. De belangstelling was groot, en overal uit het land kwamen mensen op het Gelderse dorp af. Boven de mensenmassa vloog een vliegtuig van de rijkspolitie, en een particulier vliegtuig. Een orgeldraaier maakte van de treurige situatie dankbaar gebruik en trok met zijn orgel door de wijken om het kamp...

Andere objecten in de dorpen Epe en Vaassen werden onder permanente politiebescherming gesteld. Mobiele eenheden uit Rotterdam en Haarlem-Kennemerland bewaakten het gemeentehuis in Epe (perscentrum) en het politiebureau in Vaassen (beleidscentrum).

Rond half een 's middags boden nog twee of drie sluipschutters tegenstand. Daarna kreeg de politiebewaking een minder grimmig karakter. Hier en daar kregen de bewakers van de posten toegangswegen zelfs koffie en thee van de kampbewoners zelf. Na drie uur werden er geen schoten meer gelost door de sluipschutters.

Afbreken[bewerken | brontekst bewerken]

Vaassen, ontruiming Molukse kamp 1976

Vanuit verschillende barakken werd er door de Zuid-Molukkers met automatische vuurwapens geschoten op de pantserwagens van de Koninklijke Marechaussee. Ook op verschillende plaatsen vanuit ramen uit nieuwbouwwoningen werd er geschoten op de politie. Zodra de tegenstand afnam werd er onmiddellijk begonnen met het slopen van de barakken. Hierbij werden gepantserde bulldozers gebruikt die van een ijzeren kooi waren voorzien. Deze kooien zaten boven op de sloopwagens en de bulldozers werden weer door pantserwagens van de marechaussee gedekt. Dat het kamp een “mijnenveld” was bleek wel uit de vondst van verschillende wapens. Er werd een aantal pistolen, een Winchesterkarabijn, een kist met explosieven, automatische wapens en veel steekwapens en boksbeugels gevonden.

Arrestaties[bewerken | brontekst bewerken]

In totaal werden er 39 personen gearresteerd. Veertien personen werden wegens vuurwapenbezit in voorlopige hechtenis gehouden. Onder de mensen die vrij werden gelaten bevond zich een moeder met zeven kinderen.

Het gewone leven in het dorp stond een tijd stil en scholen waren gesloten. Her en der waren groepen mensen aan het discussiëren. Voor zover bekend is het nooit tot een handgemeen gekomen tussen Zuid-Molukkers en andere Vaassenaren. De Zuid-Molukkers beperkten het geweld alleen tot de uniformdragers. Wel raakten een aantal auto’s van burgers in de omgeving van het kamp beschadigd door stenen.

De laatste schermutselingen 1981[bewerken | brontekst bewerken]

Na het begin van de ontruiming zou het nog jaren duren voordat de laatste Molukse familie definitief het kamp zou verlaten. Toen het in 1981 op een dinsdagavond zover was en de laatste Molukse gezinnen het kamp hadden verlaten staken jongeren meerdere autowrakken en een container op het kamp in brand. De brandweer die vervolgens het vuur poogde te blussen werd bekogeld met stenen. Ook politie- en burgerauto’s moesten het ontgelden. Toen de Mobiele Eenheid met twee pelotons in actie kwam werd deze door een groep van zo’n 50 Molukse jongeren aangevallen met benzinebommen en stenen. Hierbij raakten twee politiemensen gewond, van wie één opgenomen moest worden in een ziekenhuis. Na een aantal charges van de ME keerde de rust omstreeks 3 uur woensdagochtend weer terug.[7]

Speciale wijken[bewerken | brontekst bewerken]

Vught, Molukse kamp Lunetten 1984

Uiteindelijk besloot de Nederlandse regering eind jaren 50 om door het hele land aparte wijken uit de grond te stampen voor de Molukkers om onder andere hun identiteit en eigen manier van leven te behouden. De bedoeling was om deze wijken kleinschalig te bouwen met gemiddeld zo’n 50 woningen per wijk. Desondanks werden de meeste wijken veel groter en ontstonden er zelfs wijken waar wel duizend Molukkers in woonden. Met 171 woningen werd de Molukse wijk in Assen de grootste van Nederland.[8] De meeste wijken werden gebouwd in de buurt van een industriegebied en aan de rand van een stad of dorp. Sommige wijken werden op dezelfde plek als hun voormalig gesloopte kamp gebouwd, zoals kamp Berkenoord in Vaassen. Het Molukse kamp in Vught is het enige kamp dat niet gesloopt is en waar de Molukse bewoners vandaag de dag nog steeds wonen. Het zou daarna nog ruim 40 jaar duren voordat het laatste woonoord gesloten werd.

Regelingen[bewerken | brontekst bewerken]

Capelle a/d IJssel, rellen Molukse wijk Oostgaarde 1984

Deze nieuwe Molukse wijken vielen eerst onder het rijk Dienst der Domeinen (tegenwoordig Domeinen Roerende Zaken), het verkoopkantoor van de roerende eigendommen van de Nederlandse staat, als onderdeel van het ministerie van Financiën. Hiermee waren dit geen doorsnee woonwijken maar wijken met een speciale status. Niet alleen de wijken, de hele Molukse gemeenschap had een speciale status in Nederland. Dat kan ook worden afgeleid uit de aparte regelingen die gepaard gaan met deze wijken. Zo zijn de huren gemiddeld lager dan andere wijken en geldt er een voorrangsregeling voor Molukkers die zich willen huisvesten in een van deze wijken. Ook kregen de meeste Molukse wijken een eigen kerk, een stichting (buurthuis) en een wijkraad dat is afgeleid van de kampraden uit de Molukse kampen. Een andere bijzondere regeling betreft de Rumah Tua-traditie. Indien een bewoner komt te overlijden, wordt het ouderlijk huis overgedragen aan de kinderen of andere familieleden.[9] Vanwege ernstige ongeregeldheden die zich in het verleden hebben voorgedaan in meerdere kampen en wijken ontstond er in de meeste gemeenten ook een aparte regeling tussen de Molukse wijk en de regiopolitie. Deze regeling houdt in dat er in geval van calamiteiten eerst contact wordt opgenomen met de Molukse wijkraad, alvorens de politie de Molukse wijk betreedt. Dit om onnodige escalatie te voorkomen.

CCO
Assen, Molukse wijk 1977

Symbool voor de vrijheidsstrijd[bewerken | brontekst bewerken]

Behalve de speciale status hebben de wijken ook een symbolische functie met betrekking tot de Molukse vrijheidsstrijd, de geschiedenis van de Molukkers in Nederland en bevestigen ze derhalve de aparte en uitzonderlijke politieke status van de Molukse gemeenschap in Nederland. In Nederland is men niet altijd overal op de hoogte van het bestaan van deze wijken met hun aparte regelingen en de speciale status van de Molukse gemeenschap in Nederland. In een aantal gevallen protesteerden bewoners als er een woning in de wijk werd toegewezen aan mensen van een andere afkomst, zoals in 2004 in Sittard en in 2014 in Hoogeveen. Volgens de Molukkers gaat het hierbij niet om discriminatie maar om de naleving van gemaakte afspraken en het behoud van hun cultuur en geschiedenis.[10][11]

Gezamenlijke Verklaring 1986[bewerken | brontekst bewerken]

Deze afspraken vloeien voort uit een overeenkomst ("Gezamenlijke Verklaring van de Nederlandse regering en het Hoofdbestuur van de Badan Persatuan") die op 21 april 1986 tussen de regering en de Badan Persatuan (voormalige Molukse Eenheidspartij) tot stand is gekomen.[12] Bepalingen in deze overeenkomst waren o.a. de Rietkerk-uitkering, de Herdenkingspenning komst Ambonezen naar Nederland, het "duizendbanenplan", de oplevering van een Moluks Historisch Museum (Museum Maluku), het aanpakken van huisvestingsproblematiek en het besluit dat het Molukse karakter van de Molukse wijken behouden blijft. Oud-Minister van Binnenlandse Zaken Koos Rietkerk, verantwoordelijk voor het minderhedenbeleid, en de Molukse dominee Samuël Metiarij hebben over het document onderhandeld. Namens de Nederlandse Regering tekende Minister-President Ruud Lubbers. Naar aanleiding van een nieuw incident in 2020 in Elst werd deze overeenkomst door middel van een brief van oud-minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Kasja Ollongren nogmaals nadrukkelijk bevestigd.[13][14][15]

Toekomst Molukse wijk[bewerken | brontekst bewerken]

Halverwege de jaren 80 werden de Molukse wijken door het rijk Dienst der domeinen overgedragen aan verschillende woningcorporaties en gemeenten.[16] Ondanks de overeenkomst van 1986 ging deze overdracht in sommige wijken gepaard met het verdwijnen van een aantal regelingen. Hierdoor kregen ook andere bewoners de mogelijkheid om zich te vestigen in deze wijken. Om dergelijke misverstanden in de toekomst te voorkomen zijn er verschillende Molukse organisaties opgericht die zich hard maken voor het behoud van de Molukse wijken. Dit leidde in 2017 tot herziening van oude afspraken in de Molukse wijk Hatert in Nijmegen. Woningcorporatie Portaal bevestigde dat 42 woningen in deze wijk weer exclusief worden toegewezen aan Molukkers.[17] In 2019 hebben gesprekken tussen de gemeente Maastricht en de Molukse wijk Heer geleid tot een convenant waarin oude afspraken over woningtoewijzing worden bevestigd en concreter worden gemaakt.[18][19] Op 24 juni 2022 werd door woningcorporatie Mooiland een convenant ondertekend voor het behoud van de Molukse wijk in Gennep.[20] Eind 2022 maakte woningcorporatie Viverion bekend dat de inkomenstoets van 40.000 euro bruto per jaar niet meer geldt voor de Molukse wijk in Rijssen.[21][22] Woonstichting Vecht en Omstreken en vertegenwoordigers van de Molukse wijk in Breukelen ondertekenden op 24 oktober 2023 het vernieuwde toewijzingsbeleid voor de Molukse wijk. Hierbij worden 21 sociale huurwoningen speciaal bestemd voor Molukkers[23]. Een maand later werd op 24 november in Elst een convenant ondertekend door de gemeente Overbetuwe, woningcorporatie Vivare en de Molukse wijkraad van Elst over het behouden van 41 sociale huurwoningen voor de Molukse gemeenschap.[24] Zo wordt het voortbestaan van de Molukse wijken voor toekomstige generaties veiliggesteld. In 2017 woonde ongeveer 40% van de Molukse gemeenschap in een Molukse wijk.[25]

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]

Externe links[bewerken | brontekst bewerken]