Wal Rus
Wal Rus | ||||
---|---|---|---|---|
Strippersonage | ||||
Bedacht door | Marten Toonder | |||
Stripreeks | Bommelsaga | |||
Introductie | Het verdwijneiland (1941) | |||
Antropomorf dier | Walrus | |||
Kenmerken | ruwe zeebonk | |||
Beroep | Scheepskapitein op de Albatros | |||
Lijst van personages uit Tom Poes | ||||
|
Wal Rus is een stripfiguur uit de Nederlandse stripreeks bekend als de Bommelsaga, geschreven en getekend door Marten Toonder. Hij is een antropomorfe walrus die werkt als de niet erg fijnbesnaarde, maar rechtdoorzee gezagvoerder van het schip de Albatros.
Oorsprong[bewerken | brontekst bewerken]
Kapitein Wal Rus is deels een afspiegeling van Marten Toonders eigen vader,[1] die zeekapitein was. Kort voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog was hij de haven van Rotterdam uitgevaren. Op het moment dat het eerste verhaal met kapitein Wal Rus erin uitkwam (1941), wist Marten Toonder niet waar zijn vader zich bevond.[2]
Toen Marten Toonder een jongetje van acht was, mocht hij een keer meevaren van Rotterdam naar Hamburg op het stoomschip Algenib. Die ervaring is duidelijk in de scènes op de Albatros herkenbaar.
In de verhalen[bewerken | brontekst bewerken]
Wal Rus komt al vroeg in de serie voor als medestander van Tom Poes bij het bestrijden van het kwaad. Hierbij blijkt hij al opvliegend te zijn en gemakkelijk de vuisten te gebruiken om een geschil te beslechten. Hij doet − net als professor Sickbock − zijn intrede in het verhaal Het verdwijneiland uit 1941. De opvallende snor die hij in latere verhalen heeft, ontbreekt hier nog.[2]
Zijn vaderland is de Noordpool, zoals hij zelf vertelt in het verhaal Vriend Vijand. Hij is ooit begonnen als lichtmatroos op de Cornelia.[3]
Niet-zeelieden beschouwt hij bijna zonder uitzondering als "landrotten" (door hemzelf ook wel "landkwabben", "landkrabben", "landgarnaal", "landlubbers" of "landkakalobbussen" genoemd). Daarnaast heeft hij een divers repertoire aan verdere krachttermen en scheldwoorden. Zaken die hij niet ziet zitten, noemt hij "overgehaald"; zo kan hij het hebben over "overgehaalde landrotten!" Soms kan hij wel samenwerken met bijvoorbeeld Tom Poes, maar af en toe wordt ook Tom Poes hardhandig "verwijderd".
Met de Rommeldammers heeft Wal Rus weinig te maken, verder dan de haven komt hij zelden. Maar soms is zelfs hij te gast op Bommelstein. Heer Bommel wordt door Wal Rus vooral gewaardeerd om het makkelijk trekken van de portefeuille om overtochten te betalen. Hij wil eigenlijk geen landrotten aan boord, en hij heet ze dus ook geen welkom, maar voor "een bom duiten", zoals hij het noemt, mogen ze wel mee, ook al weet hij eigenlijk van tevoren dat er onderweg problemen zullen komen met Bommel aan boord. En daar wordt hij dan weer kwaad om. En dan helpt geld niet meer; hij smijt iedereen waar hij kwaad op is overboord.
Hij heeft "enige moeite" de namen van anderen te onthouden. Van de naam Bommel maakt kapitein Wal Rus allerlei vervormingen zoals Blobbers, Blommers, Boffers of Bobbel, maar hij noemt heer Bommel (bijna) nooit bij zijn juiste naam.[4][5] Ook anderen worden door de kapitein vaak niet bij hun juiste naam genoemd. Zo wordt Prlwytskofski "Prullebofski", en de Maharadja de "Hadjememare". Correcte namen noemen gebeurt uiteindelijk slechts bij de eerste kennismaking De Chinese waaier en in het verhaal Het griffoen-ei.
Hoewel hij kapitein is, is zijn IQ niet bijster hoog. In het verhaal Tom Poes en de ijzervreters zegt Heer Bommel tegen hem: "de toorn van een Bommel is iets vreselijks". Waarop de kapitein niet-begrijpend antwoordt: "je bent een ophakker! Wie heeft er nou ooit van de toren van bommel gehoord?!".
In het verhaal Mom Bakkesz wordt Wal Rus door muiters in een sloep overboord gezet, maar al snel vraagt de bemanning hem weer terug als gezagvoerder. Verder heeft hij af en toe te maken met markies de Canteclaer, die optreedt als de reder waarvoor hij vaart. Tegen het eind van de verhalenreeks is de gezagvoerder eigenaar geworden van zijn afgeschreven, doch goede schip.[6]
Bronnen, noten en/of referenties
|