Oostbrug (Amsterdam)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Stijger van de Azartpleinpont, grofweg de plek waar de nieuwe Oostbrug zal komen.

De Oostbrug is een geplande oeververbinding over het IJ in Amsterdam die het Oostelijk Havengebied zou moeten verbinden met Amsterdam-Noord.

Achtergrond[bewerken | brontekst bewerken]

Sinds het begin van de 21e eeuw ondergaat Amsterdam-Noord een sterke groei. Er komen veel nieuwe woningen bij, waardoor het verkeer toeneemt. Hiermee gepaard gaat een steeds grotere behoefte aan vervoer vanuit de zuidkant van het IJ (waar het centrum van Amsterdam ligt) en Amsterdam-Noord. Specifiek geldt dit voor voetgangers, fietsers en ander licht motorisch verkeer zoals scooters. Voor de oversteek van het IJ maken deze voornamelijk gebruik van de ponten die o.a. vanaf het Centraal Station varen. Vanaf 22 juli 2018 is de Noord/Zuidlijn gaan rijden, maar de eerste halte in Noord is pas bij het Noorderpark. Er is daarom al vele jaren discussie over de aanleg van bruggen of tunnels.

Ontwikkeling[bewerken | brontekst bewerken]

Javabrug[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Javabrug voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Op 10 januari 2017 besloot het Amsterdamse college van B&W om een brug aan te gaan leggen vanaf de kop van het Java-eiland naar Noord.[1] Het Java-eiland is al verbonden met het centrum via de Jan Schaeferbrug. De 'Javabrug' zou dan ook de fietsroute over het IJ naar Noord voltooien. De bouw zou van start kunnen gaan na de 2020-editie van Sail Amsterdam en zou naar schatting 210 miljoen euro moeten gaan kosten.[2] In 2030 zouden er dan dagelijks tussen de 22.000 en 30.000 fietsers gebruik van maken.

Er kwamen echter veel bezwaren tegen de geplande locatie, zowel vanuit de Rijksoverheid als de provincie Noord-Holland. [3][4] Ook Rijkswaterstaat was tegen[5] en spreekte zich in 2018 nogmaals uit tegen bouw van de Javabrug.[6] De voorstellen zouden nautisch niet veilig zijn en niet voldoen aan geldende kaders en richtlijnen.[7][8]

Commissie-D'Hooghe[bewerken | brontekst bewerken]

Azartplein, de potentiële nieuwe locatie voor de oeververbinding.

Vanwege het conflict tussen de gemeente Amsterdam (pro-brug) en andere organisaties (pro-tunnel) werd in juni 2019 de hulp ingeroepen van de Belgische hoogleraar Alexander D'Hooghe. Hij werd gevraagd om een adviescommissie te leiden die een jaar lang onderzoek ging doen naar de beste oplossing.[9] In december 2019 schreef de commissie een tussenrapportage waarin ze een negatief advies gaven voor een brug vanaf het Java-eiland.[10] In plaats daarvan werd geadviseerd vooral de aandacht te leggen op de zogenaamde fietsring, die zou lopen via onder meer de Marnixstraat, Weteringschans en Sarphatistraat. Bij het doortrekken van deze 'ring' zou het logische punt voor een oeververbinding het Azartplein zijn, en niet de kop van het Java-eiland. Aan de westkant van de stad zou de logische plek dan het Stenen Hoofd zijn.

De oplossing om bij het Azartplein een verbinding te maken over het IJ levert wel weer andere problemen op: zo is de afstand die overbrugd moeten worden over het IJ is veel groter dan bij het Java-eiland: 706 meter in plaats van 212 meter.[11][12]

Eindrapport commissie-D'Hooghe[bewerken | brontekst bewerken]

Op 26 juni 2020 kwam de commissie-D'Hooghe met haar eindrapport.[13] In dat rapport wordt gesproken over meerdere nieuwe verbindingen over het IJ:[14]

De oostelijke brug zou iets ten westen van het Kompaseiland het IJ oversteken, waar ook extra ligplaatsen voor boten kunnen worden gecreëerd. De verkeersstromen vanaf de brug zouden niet worden geleid over de bestaande Blauwehoofdbrug, maar over een nieuwe brug over de IJhaven zou leiden en daarna de kop van het winkelcentrum Brazilië zou kruisen. Vanaf daar zou de route oostelijk via het Lloydhotel voeren om uiteindelijk uit te komen bij de Piet Heinkade. Zowel de oversteek bij de drukke Piet Heinkade als de route verder via de Czaar Peterstraat (die niet is berekend op zoveel verkeer[15]) zullen nog een uitdaging worden. Volgens de commissie zijn de uitdagingen van deze brug dan ook vooral op het land te vinden en minder op het water.

Als eerste adviseerde de commissie de Oostbrug aan te leggen, alsmede het opstarten van de extra pontverbindingen.

Advies overgenomen[bewerken | brontekst bewerken]

In februari 2021 schaarden zowel minister Cora van Nieuwenhuizen van Infrastructuur als het stadsbestuur van Amsterdam zich achter de visie van D'Hooghe.[16] Concreet betekent dat er dus wordt gekozen voor een tweetal bruggen (bij het Azartplein en Haparandadam) en een voetgangerstunnel bij het Centraal Station. Ook wordt het advies overgenomen om de Passenger Terminal Amsterdam te verplaatsen naar de Coenhaven,[17] ook al wijkt dat af van het coalitieakkoord waarin de terminal verplaatst zou worden buiten de gemeente. De verwachting was dat er eind 2021 een plan kon worden voorgelegd aan de gemeenteraad.[17] Op 17 februari 2022 werden in het "Voorkeursbesluit Sprong" de locaties en uitgangspunten van het advies van D'Hooghe overgenomen.[18]

In het voorjaar van 2023 reserveerde de gemeente Amsterdam 100 miljoen euro voor de bouw van de Oostbrug, de Vervoerregio Amsterdam zou ook 100 miljoen euro bijdragen. Voor de totale bouwkosten van 300 miljoen euro moet nog een resterend bedrag van 100 miljoen euro worden gevonden. De bouw zou op zijn vroegst in 2026 kunnen beginnen en in 2032 voltooid kunnen zijn.

In 2024 gaf wethouder Melanie van der Horst van verkeer en vervoer aan dat op z'n vroegst in 2026 een uitvoeringsbesluit kan worden voorgelegd aan de gemeenteraad. Dit zou betekenen dat er vanaf 2029 gebouwd zou kunnen worden en de brug in 2032 in gebruik zou worden genomen.[19][18]

In mei 2024 bleek dat de bouwkosten zullen stijgen naar minimaal 320 miljoen euro en de voltooiing niet voor 2034 is te verwachten. Ook zijn er extra complicaties in het water: de vaargeul moet worden verlegd en ligplaatsen voor schepen moeten worden verplaatst.[20][21][22][23]

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]