Naar inhoud springen

Cochleair implantaat: verschil tussen versies

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Regel 88: Regel 88:
* De processor heeft een zekere tijd nodig om een sample op te nemen en weer te geven. Hierdoor worden de klanken niet alleen in frequentie, maar ook in de tijd gesegmenteerd.
* De processor heeft een zekere tijd nodig om een sample op te nemen en weer te geven. Hierdoor worden de klanken niet alleen in frequentie, maar ook in de tijd gesegmenteerd.
* Voordat een CI geplaatst wordt, wordt met een [[CT-scan]] gekeken of de [[cochlea]] en de gehoorzenuw in orde zijn; als er bijvoorbeeld geen cochlea is, of als ze verbeend ([[radiopaak]]) is, zal CI-implantatie moeilijk zijn.
* Voordat een CI geplaatst wordt, wordt met een [[CT-scan]] gekeken of de [[cochlea]] en de gehoorzenuw in orde zijn; als er bijvoorbeeld geen cochlea is, of als ze verbeend ([[radiopaak]]) is, zal CI-implantatie moeilijk zijn.
* Een onderdeel van CI kan [[demagnetiseren|gedemagnetiseerd]] raken, geadviseerd wordt daarom om geen scan te maken met een type [[MRI]] met sterkte van 3 [[Tesla]]<ref>{{en}}http://www.medicexchange.com/MRI-Clinical/mri-machines-can-demagnetise-cochlear-implants-causing-permanent-damage.html</ref>.


== Controverse ==
== Controverse ==

Versie van 14 jun 2009 21:41

Esculaap
Neem het voorbehoud bij medische informatie in acht.
Raadpleeg bij gezondheidsklachten een arts.
Cochleair Implantaat en binnenoor
a) microfoon, b) oorhanger, c) spraakprocessor,
d) zendspoel, e) implantaat, f) elektrode,
g) slakkenhuis, h) gehoorzenuw

Een cochleair implantaat – kortweg CI – is een elektronisch implantaat dat geluid omzet in elektrische pulsen die de gehoorzenuw direct stimuleren. Hierdoor neemt het in feite de functie van buiten-, midden- en binnenoor inclusief de trilhaartjes in de cochlea of slakkenhuis) over. Met een CI kunnen personen die geen of nog maar een beperkt restgehoor bezitten (opnieuw) klanken, geluiden en spraak waarnemen.

Geschiedenis

De ontdekking dat elektrische stimulatie van het auditieve systeem een geluidservaring kan opwekken werd al gedaan in 1790. Alessandro Volta, de ontwikkelaar van de elektrische batterij, plaatste metalen staven op zijn eigen oren en verbond deze met een 50-volt circuit. Hij ervoer een schok en hoorde een geluid "als een dikke kokende soep". Nadien werden er sporadisch andere experimenten uitgevoerd tot de uitvinding van het elektrische (geluidsversterkende) hoortoestel in het begin van de 20ste eeuw.

De eerste directe stimulatie van de gehoorzenuw werd gedaan in 1957 door André Djourno and Charles Eyriès. Tijdens een operatie waarbij de gehoorzenuw bloot kwam te liggen plaatsten zij daarop elektroden, en rapporteerden dat de patiënt een geluid hoorde "als een roulettewiel" of "als een krekel", wanneer een stroom door de elektroden werd gestuurd.

In 1961 liet de Amerikaanse arts William F. House Djourno's verslagen vertalen en ontwikkelde een apparaat met slechts één kanaal, wat hij bij drie patiënten liet implanteren. Dit implantaat was enkel ontwikkeld voor ondersteuning bij spraakafzien. In de jaren zeventig van de vorige eeuw ontwikkelde de Australische professor Graeme Clark van de Universiteit van Melbourne, in eerste instantie geïnspireerd tot het ontwikkelen van een "kunstmatig oor" door zijn dove vader[1], een versie van een cochleair implantaat dat de cochlea op diverse plaatsen stimuleert. Op 1 augustus 1978 werd het eerste implantaat van dit type geimplanteerd.

In december 1984 kreeg het Australische implantaat de goedkeuring van de Amerikaanse Food and Drug Administration voor toepassing bij volwassenen. In 1990 vond de FDA het apparaat geschikt voor toepassing bij kinderen vanaf 2 jaar, in 1998 werd de grens verlaagd naar 18 maanden en in 2002 naar 1 jaar. Het inwendige onderdeel van een CI is al geschikt voor baby's van 6 maanden oud, en in de VS ook al als zodanig toegepast. Buiten de VS is een CI al eens geimplanteerd bij een baby van 4 maanden oud.

Tot 1999 droegen CI-gebruikers de spraakprocessor als kastapparaat (vaak aan een broekriem of dergelijke). Dankzij miniaturisatie van de gebruikte elektronische componenten kan tegenwoordig een achter-het-oor (AHO) versie van de spraakprocessor gebruikt worden.

In de loop van de tijd is de technologie van CI en de nazorg verbeterd. Dit vertaalt zich in betere resultaten, hetgeen blijkt uit diverse onderzoeken onder CI-gebruikers.

Het bedrijf Cochlear Ltd. heeft samen met de afdeling Otorinolaryngologie van de Universiteit van Melbourne een volledig onderhuids cochleair implantaat genaamd TIKI (Eng: Totally implantable cochlear implant) ontwikkeld. Op 5 oktober 2005 ontvingen drie proefpatiënten het nieuwe type implantaat dat ze tot op heden nog steeds gebruiken. Het zal nog een aantal jaren duren voordat het nieuwe implantaat op de markt wordt gebracht.

In hele wereld zijn er ruim 150.000 CI-gebruikers. Er zijn ruim 2500 CI-gebruikers in Nederland.

Onderdelen van Cochleair implantaat

Uitwendig wordt een zendspoel achter het oor gedragen die d.m.v. een elektromagnetisch veld door de huid en andere weefsels heen verbinding maakt met het inwendige implantaat. Een microfoon die de geluiden opvangt maakt soms deel uit van deze zendspoel, of wordt achter de oorschelp gedragen, afhankelijk van de fabrikant. De microfoon en de zendspoel staan d.m.v. een dun kabeltje in verbinding met de spraakprocessor, een kleine computer die het geluidssignaal omzet in een elektronische en gedigitaliseerde code. De spraakprocessor wordt vaak aan de gordel gedragen, maar dankzij de steeds verdergaande miniaturisatie ook steeds vaker in combinatie met de microfoon in een achter-het-oor toestel.

Een cochleair implantaat werkt dus heel anders dan een gewoon hoortoestel. Terwijl een gewoon hoortoestel de geluiden versterkt, wordt bij een CI het geluid opgevangen door de microfoon, verwerkt in de spraakprocessor tot een elektronische code, waarna deze via de zendspoel naar het implantaat wordt gezonden dat de code omzet in elektrische pulsen; via de elektrode worden de vezels van de gehoorzenuw in het slakkenhuis rechtstreeks door deze elektrische pulsen geprikkeld.

Bij een gewoon hoortoestel worden, afhankelijk van de samenstelling van het restgehoor, niet alle door het hoortoestel versterkte geluiden waargenomen. In het algemeen zou iemand met een gehoorverlies van meer dan 70 dB de hoge frequenties minder tot niet (meer) kunnen waarnemen. Mits de oorzaak van het gehoorverlies niet bij de gehoorzenuw of de hersenen maar bij de cochleaire trilhaartjes ligt, is de kans groot dat een cochleair implantaat een beter resultaat geeft dan een hoortoestel.

Verschillen tussen een Cochleair Implantaat en een hoortoestel
Cochleair implantaat Hoortoestel
Klinkers en medeklinkers herkenning Voor zeer zwaar slechthorenden: alleen klinkers herkenning.
Minder zwaar slechthorenden kunnen wel medeklinkers herkennen.
Diverse mogelijkheden voor signaalcodering Beperkte mogelijkheden voor signaalcodering
Directe signaaloverdracht aan gehoorzeneuw Hoge versterking
Operatie noodzakelijk Geen operatie noodzakelijk
Revalidatie noodzakelijk Geen revalidatie (want geen operatie)
Geen mogelijkheid tot proefperiode Wel mogelijkheid tot proefperiode
3 batterijen of oplaadbare batterij 1 batterij
Levensduur batterij: 1 tot 3 dagen Levensduur batterij: 1 tot 2 weken
Vanaf 70-80 dB gehoorverlies mogelijk Tot 110-120 dB gehoorverlies mogelijk

Operatie

een interne onderdeel van implantaat, Cochlear Freedom 24 RE

De patiënt wordt onder narcose gebracht. Na het afscheren van eventuele aanwezige haar en het boren van een opening in het schedelbot achter het oor wordt in het slakkenhuis (oor) een flexibele lintvormige elektrode (het implantaat) geschoven. De elektrode ligt dicht bij de te prikkelen zenuwvezels en geeft signalen aan het lichaam door.

Bij een CI-operatie bestaat het risico dat de gezichtszenuwen worden beschadigd, met (gedeeltelijke) gezichtsverlamming tot gevolg. Deze zenuwen worden daarom tijdens de operatie elektronisch gevolgd. De operatie duurt 1½ tot 6 uur. De geplaatste implantaten worden getest met behulp van een laptop, een aantal weken na de operatie. Het komt voor dat het implantaat in het geheel niet functioneert.

Het restgehoor verdwijnt meestal geheel aan de zijde waar geimplanteerd wordt. Dit kan niet ongedaan gemaakt worden, ook niet als de CI niet blijkt te werken.

Er is een kans van 5 tot 15% dat het evenwichtsorgaan aan de kant van de operatie uitvalt. [2].

CI in gebruik

  • Meestal draagt men de processor 's nachts niet. De inwendige spoel ontvangt dan geen signalen, men hoort dan dus niets. Voor sommigen is dat een reden om de processor juist wél aan te laten.
  • Men kan gewoon zwemmen of douchen, wel moet dan het uitwendige gedeelte van het CI afgedaan worden aangezien dit niet nat mag worden. Men hoort dan niets.
  • Contactsporten die ernstig hoofdletsel kunnen veroorzaken zoals boksen worden afgeraden omdat het CI kwetsbaar is. Bij vechtsporten zoals judo wordt aangeraden een helm te dragen.
  • Herimplantatie is mogelijk als het CI defect raakt.
  • Er zijn na de implantatie nog zeer intense "hoortrainingen" nodig om te leren spraakverstaan, mede omdat men met een CI slechthorend blijft.

De delen van het CI die buiten het lichaam worden gedragen, zijn vrij eenvoudig te vervangen. Maar als er iets mis is met het implantaat is opnieuw een operatie nodig, met alle risico’s van dien. Het is niet precies bekend hoe lang een implantaat goed blijft; daarvoor is de techniek nog te nieuw. Feit is dat na twaalf jaar 96% van de implantaten nog goed werkt. Ongetwijfeld zullen kinderen met een CI in hun leven nog wel eens geopereerd moeten worden, al was het maar omdat er nieuwere en betere implantaten komen. Een enkele keer kan het ook gebeuren dat een kind of volwassene al vrij snel opnieuw wordt geopereerd, bijvoorbeeld als het implantaat beschadigd is doordat de drager een harde klap tegen zijn hoofd heeft gekregen. Een nieuw implantaat kan in hetzelfde oor worden ingebracht.

Technische feiten

  • De processor zet het frequentiespectrum om in een beperkte reeks (tegenwoordig vaak 22) frequentiebanden. Dit aantal is veel minder dan de meer dan 10.000 frequenties die mensen met een goed functionerend gehoor kunnen waarnemen. Dat het aantal frequentiebanden zo klein is, wordt veroorzaakt door de beperkte ruimte die in het slakkenhuis aanwezig is om draden naar de elektrodes in onder te brengen.
  • Het minimum aantal frequentiebanden dat benodigd is om spraak te kunnen verstaan is vijf. Dit vereist echter wel veel training.
  • De processor heeft een zekere tijd nodig om een sample op te nemen en weer te geven. Hierdoor worden de klanken niet alleen in frequentie, maar ook in de tijd gesegmenteerd.
  • Voordat een CI geplaatst wordt, wordt met een CT-scan gekeken of de cochlea en de gehoorzenuw in orde zijn; als er bijvoorbeeld geen cochlea is, of als ze verbeend (radiopaak) is, zal CI-implantatie moeilijk zijn.
  • Een onderdeel van CI kan gedemagnetiseerd raken, geadviseerd wordt daarom om geen scan te maken met een type MRI met sterkte van 3 Tesla[3].

Controverse

Door de vreugde die de meeste CI-dragers voelen bij het opnieuw kunnen waarnemen van geluid, is de mythe ontstaan dat je er net zo veel mee kunt horen als een goedhorende. Men wordt door een CI echter op zijn best slechthorend in plaats van doof, en de resultaten wisselen per persoon. Vooral de perceptie van muziek is vaak zeer beperkt. Alle betrokken belangenorganisaties zijn het er daarom over eens dat een goede voorlichting over CI erg belangrijk is.

In 1993 braken er onder doven protesten uit in Frankrijk, Finland, Duitsland, Amerika en Engeland tegen het cochleair implantaat. De dovengemeenschap vreesde dat de jonge generatie minder gebarentaal zou gebruiken en dat daardoor zelfs de dovencultuur zou verdwijnen, omdat de meeste jonge dove kinderen een cochleair implantaat krijgen door een besluit van hun horende ouders. De ouders kregen vaak eenzijdige informatie over CI en geen informatie over dovencultuur van CI-teams. Over de invloed van CI op de culturele identiteit (wel/niet doof) is echter nog weinig bekend. Of de dovencultuur inderdaad gaat verdwijnen is daardoor nog steeds onderwerp van een controverse tussen voor- en tegenstanders van het cochleair implantaat. Doordat er op verschillende manieren gekeken wordt naar doofheid door de betrokken partijen heeft dit de voorgenoemde controverse als een van de gevolgen.

Gebarentaal blijft belangrijk voor dove jonge kinderen met CI. Vaak krijgen ze dit als tweede taal aangeboden na het gesproken Nederlands, na de implantatie. Hierdoor is de gebarentaalvaardigheid van CI-kinderen minder dan die van dove kinderen zonder CI. [4]. Oorzaak hiervan is dat de ouders en horende docenten gebarentaal beschouwen als een ondersteuningstaal voor de ontwikkeling van gesproken taal. Tweetalig onderwijs wordt wenselijk geacht voor deze groep, niet alleen voor ontwikkeling van de spraak maar ook voor taalverwerving. [5]. Slechts een kleine groep dove kinderen met CI keert echter terug naar het dovenonderwijs[bron?]. Daarom pleit men ervoor dat deze groep passend onderwijs krijgt, waarin ook aandacht is voor gebarentaal. Een signaal voor de huidige trend is dat geïmplanteerde peuters, bijvoorbeeld bij peutergroepen, ingedeeld wordt bij slechthorenden.

Procedure

Kandidaten voor een CI worden door een KNO-arts of audioloog verwezen naar een CI-centrum. Deze kandidaten zullen als regel vijf tot zes onderzoeken moeten ondergaan alvorens besloten wordt of zij definitief in aanmerking komen voor een CI:

Na deze onderzoeken worden kandidaten als laatste beoordeeld door het CI-team volgens de eigen richtlijnen:

  • kandidaten moeten minstens 90 dB gehoorverlies hebben en maximaal 50 procent spraakverstaan hebben op het beste oor
  • sociale factor
  • psychologische factor
  • leeftijd
  • opleidingsniveau
  • omgeving
  • medische factor
  • intelligentie
  • spraakvaardigheid
  • lipleesvaardigheid
  • oorzaak van doofheid
  • duur van doofheid

Postlinguaal dove volwassenen en kinderen komen vaker in aanmerking voor de CI-ingreep dan prelinguaal dove volwassenen en kinderen ouder dan 8 jaar. Deze laatste groep komt pas sinds 2003, en onder strenge voorwaarden zoals een orale opvoeding, tijdstip waar ze doof geworden zijn en de hoeveelheid restgehoor met hoortoestel, in aanmerking voor een CI.

De kandidaten die net doof zijn geworden door hersenvliesontsteking krijgen een versnelde procedure, omdat de kans dat het slakkenhuis dichtgroeit erg groot is. Een verbeend slakkenhuis kan er toe leiden dat de kans op een succesvolle ingreep kleiner is.

De beslissing of de ingreep - het operatief implanteren van de CI - met een redelijke kans op succes uitgevoerd kan worden, wordt door de CI-arts genomen op basis van advies van het CI-team waarin logopedisten, audiologen, Maatschappelijk medewerker, een psycholoog en een KNO-arts zitten. Na een positief oordeel moeten CI-kandidaten uiteindelijk zelf beslissen of zij de ingreep willen ondergaan.

Resultaten

Dove kinderen tot 2 jaar

Jonge, dove kinderen tot 8 jaar zonder handicap komen vaker in aanmerking voor de CI-greep dan oudere kinderen en kinderen met een verstandelijke handicap. In de kritische periode tussen 7 maanden tot 2 jaar ontwikkelen peuters en kleuters zich het meest qua spraakontwikkeling en taalontwikkeling. De hersenen van peuters en kleuters zijn nog kneedbaar en kunnen een goed auditief geheugen ontwikkelen. Daardoor zullen dove maar geïmplanteeerde peuters en kleuters geen taalachterstand oplopen.

Er zijn twee groepen prelinguaal dove kinderen. Aangeboren dove kinderen hebben meestal afwijkingen zoals een onvoldoende ontwikkelde gehoorzenuw door bijvoorbeeld door rode hond, bof of mazelen bij de moeder tijdens de zwangerschap. Vóór de geboorte ontwikkelt het auditief geheugen van een dove foetus/baby zich vrijwel niet. Daardoor heeft deze groep minder baat bij een cochleair implantaat dan kinderen die horend geboren worden maar op zeer jonge leeftijd doof worden [bron?]. Dit kan gebeuren door diverse enkelvoudige oorzaken zoals cytomegalovirus-infectie of zuurstofgebrek tijdens de geboorte.

Wanneer de gehoorzenuw goed functioneert behalen doofgeworden jonge kinderen na CI-implantatie een foneemscore van meer dan 90 procent.

Dove kinderen van 2 tot 8 jaar

Dove kinderen die tussen hun 2e en 8e levensjaar worden geimplanteerd hebben al een - soms forse - taalachterstand opgelopen. Bij normale begaafdheid zullen deze kinderen die taalachterstand mogelijk niet inhalen; ook hebben zij meer hoortrainingen nodig om spraak te leren verstaan.

Prelinguaal dove kinderen vanaf 8 jaar en volwassenen

Deze groep heeft in de levensfase die bepalend is voor de taalverwerving in het algemeen te weinig auditief vermogen opgebouwd om dezelfde resultaten te behalen als kinderen die al op jonge leeftijd geimplanteerd zijn. Indien ze een bruikbaar restgehoor hebben dat met behulp van hoortoestellen voldoende is geoefend, en met behulp van logopedie een goede spraakontwikkeling hebben opgebouwd, komen ze in principe wel in aanmerking voor een CI.

Door verbeteringen van de CI-techniek boeken prelinguaal dove volwassenen met orale of tweetalige opvoeding tegenwoordig ook redelijke resultaten. Zij behalen een foneemscore van meer dan 50 procent. Wel is het zo dat prelinguaal dove kinderen en volwassenen over hun hoortraining langer doen dan postlinugaal doven en dove jonge kinderen. Ook vraagt de hoortraining van prelinguaal doven veel doorzettingsvermogen. [6]

Prelinguaal dove volwassenen die geen orale of tweetalige opvoeding hebben gehad maar alleen met gebarentaal communiceren, zijn de moeilijkste groep. Zij hebben geen ervaring opgebouwd met omgevingsgeluid (d.m.v. zeer sterke hoortoestellen) en ervaren daardoor de achtergrondgeluiden die zij met het CI (ook) waarnemen als "lastig". Deze groep behaalt in het algemeen een foneemscore van minder dan 30 procent. Daarom zijn CI-teams zeer terughoudend met deze groep.

Postlinguaal doven

Doordat ze horend of slechthorend zijn opgegroeid, hebben postlinguaal doven een auditief geheugen ontwikkeld. Plotsdoven die pas kort geleden doof zijn geworden krijgen vaak voorrang bij de meeste CI-teams, omdat ze in het algemeen een korte revalidatie of nauwelijks revalidatie nodig hebben. Bij een langere duur van hun doofheid verliezen plots- en laatdoven heel langzaam hun auditieve geheugen. Daardoor hebben ze een intensieve revalidatie van soms wel een jaar nodig om oude herinneringen terug te halen. Daarnaast hebben ze hun horende partner nodig. De maximale leeftijdsgrens die voorheen werd gehanteerd is in 2005 afgeschaft. Of een oudere plots- of laatdove wordt geimplanteerd hangt echter mede af van zijn/haar gezondheid. Postlinguaal doven behalen tegenwoordig na implantatie een foneemscore van gemiddeld meer dan 80 procent.

Dove kinderen met verstandelijke handicap

MLK-kinderen met een IQ lager dan 70 werden in Nederland ook geimplanteerd. Slechts 16 MLK-kinderen hebben in 2006-2007 een CI gekregen. Tijdens hun revalidatie presteren ze slechter en langzamer dan prelinguaal dove oudere kinderen en volwassenen met orale of tweetalige opvoeding. De resultaten van deze groep zijn slecht tot matig. De CI-teams hebben echter besloten dat deze groep definitief niet in aanmerking komt voor CI, omdat de hoortraining voor deze groep erg moeilijk is. [7]

Doofblinden

In laatste jaren worden doofblinde kinderen en volwassen geimplanteerd in Nederland. Enkele CI-teams zijn hierin gespecialiseerd. Door de hoortrainingen (onderdeel van de nazorg) is er een kans dat zij uit hun sociaal isolement komen. Daardoor stijgt de kwaliteit van leven van doofblinden.

Kosten CI

De kosten van een CI-ingreep (anno 2009) zijn, inclusief nazorg en honorarium van specialisten, circa € 65.000,00 . Dit wordt in Nederland sinds het jaar 2000 volledig vergoed voor de eerste CI, ook in geval dat de ingreep geen succes blijkt te zijn. Batterijen worden niet vergoed, uitzonderingen daargelaten. [8] De tweede CI (bilaterale implantatie) wordt onder bepaalde voorwaarden vergoed in Nederland. In België is de situatie mogelijk anders. Doordat de uiteindelijke kosten voor de patiënt (of de ouders van de patiënt) bij CI nihil zijn, kan dit een rol spelen bij de keuze voor opereren/implanteren in plaats van de aanschaf van een hoortoestel.

Een cochleair implantaat wordt vanaf 2000 door ziektekostenverzekeraars volledig vergoed, in tegenstelling tot een normaal hoortoestel. Een cochleair implantaat valt onder medisch-specialistische zorg, terwijl een gewoon hoortoestel valt onder hulpmiddelenzorg. Vanwege dit feit is er in 2008 in Nederland een rel rond de kosten van hoortoestellen uitgebroken. Ontevreden doven hebben een open brief geschreven over de ongelijke behandeling van dove hoortoestelgebruikers tegenover CI-gebruikers.[9] De laatste jaren zijn goedkope analoge zware hoortoestellen niet meer verkrijgbaar bij hoorwinkels. De hoortoestelfabrikanten hebben geavanceerde algoritmes in digitale zware hoortoestellen gestopt, waardoor digitale zware hoortoestellen duurder zijn dan de eerdergenoemde - en niet meer verkrijgbare - analoge zware toestellen. Er zijn ook goedkopere zware digitale hoortoestellen, maar deze hebben vaak verouderde technologieën. Daarover zijn veel dove gebruikers vaak niet tevreden. Gewone hoortoestellen zouden volledig binnen de dekking van verzekering vallen [10]. Toch wordt een CI volledig vergoed door de zorgverzekeraars, maar doven die een CI weigeren of niet kunnen krijgen moeten een eigen bijdrage van 500 euro of meer betalen voor hoortoestellen, afhankelijk van de door de audicien gehanteerde winstmarge. Sommige zorgverzekeraars bieden aanvullende verzekeringen die alle kosten van hoortoestellen volledig kunnen vergoeden, maar vragen in ruil daarvoor wel een hogere premie aan doven. De laatste jaren verlagen sommige verzekeraars de vergoeding voor de eigen bijdrage. Veel doven leven van een uitkering of verdienen het minimumloon, waardoor een eigen bijdrage van 500 euro voor hen een zware aanslag op hun budget is. De ontevreden doven vinden dat zij hierdoor geen echte vrije keus tussen hoortoestellen of CI hebben.

Fabrikanten

De CI-teams van de ziekenhuizen waar een CI-ingreep kan plaatsvinden beslissen of een patiënt een keuze heeft, en zo ja uit welke merken. Sommige CI-teams hebben een voorkeur voor een bepaald merk. Er zijn vier fabrikanten: Cochlear Limited (Australië), MED-EL (Oostenrijk), Advanced Bionics (VS) en Neurelec (Frankrijk).

De CI's verschillen qua aantal stroombronnen, aantal elektroden, de lengte van de elektroden, verschillende algoritmes om spraakverstaan te verbeteren en MRI-bestendigheid. Er is geen enkel product "het beste" voor patiënten. Alle implantaten geven vergelijkbare resultaten.

Implantatiecentra

In 1985 werd voor het eerst in Nederland een dove volwassene met een CI geïmplanteerd in het Universitair Medisch Centrum Utrecht. In 1989 volgde de eerste implantatie bij een kind in het Universitair Medisch Centrum St Radboud. Er zijn 8 implantatiecentra in Nederland. Een CI-team bestaat uit KNO-artsen, een audioloog, een pyscholoog en maatschappelijk medewerker. De CI-centra implanteren ruim 400 doven per jaar. Tot juli 2008 mochten alleen academisch ziekenhuizen de ingreep uitvoeren. Sindsdien mogen tevens reguliere ziekenhuizen in Nederland deze ingreep uitvoeren.

ziekenhuis locatie naam samenwerking opgericht website
VU medisch centrum Amsterdam CI-Amsterdam NSDSK 2001 [2]
Academisch Medisch Centrum Amsterdam CI-Amsterdam NSDSK 2001 [3]
Universitair Medisch Centrum Groningen Groningen Werkgroep Cochleaire Implantaties Noord-Nederland (CINN) Koninklijke Effatha Guyot Viataal groep 2000 [4]
Leids Universitair Medisch Centrum Leiden CI-team Leiden - Effatha Guyot Groep Koninklijke Effatha Guyot Viataal groep 1988 [5]
Academisch ziekenhuis Maastricht Maastricht CI Team Zuid-Oost-Nederland
  • Audiologisch centrum Eindhoven
  • Audiologisch centrum Venlo-Venray
  • Audiologisch Centrum Hoensbroek
  • Mgr. Hanssenschool
  • Gezinsbegeleiding Zuid-Oost Nederland, locatie Hoensbroek
2005 [6]
UMC St Radboud Nijmegen Cochlear Implant Centrum Nijmegen - Sint-Michielsgestel Koninklijke Effatha Guyot Viataal groep 1989 [7]
Erasmus MC Rotterdam CI Team Rotterdam Auris groep 2000 [8]
Universitair Medisch Centrum Utrecht Utrecht Werkgroep Cochleaire Implantatie Utrecht - 1985 [9]

Onderzoek

Naar de resultaten van CI zijn er diverse onderzoeken verricht. Onderstaand enkele onderzoeksresultaten ter impressie, zowel positieve als negatieve.

Onderzoeksresultaten van Emily Tobey[11] uit de Verenigde Staten (Texas): van normaalbegaafde jongeren met een CI (implantatie 5 tot 10 jaar geleden) volgt nu 88% regulier onderwijs en kan 72% telefoneren met een bekende persoon. Hun spraak- en taalontwikkeling zou verbeterd zijn. Op het vlak van begrijpend lezen zou de achterstand toegenomen zijn. [12].

De foneemscore voor postlinguaal doven en jonge dove kinderen is toegenomen van 15 procent naar bijna 80 procent. De foneemscore van prelinguaal dove volwassenen is toegenomen van 0 procent naar 55 procent. In 1998 kon slechts 30 procent van CI-gebruikers een telefoongesprek voeren. [13]

Zie ook

Externe links

Literatuur

<span title="Voor deze uitspraak is een bronvermelding gewenst. Motivering:

  1. Bionic Ear
  2. http://www.onici.be/nieuwsbrief/2008%2C2.pdf ONICI Nieuwsbrief nummer 12, december 2008, blz 10
  3. (en) http://www.medicexchange.com/MRI-Clinical/mri-machines-can-demagnetise-cochlear-implants-causing-permanent-damage.html
  4. http://www.nsdsk.nl/bijlagen/rapporten/1/
  5. Opciweb - vervolg Onderzoeksrapport naar taalontwikkeling CI-kinderen kritisch bekeken
  6. ONICI Nieuwsbrief nummer 12,december 2008,blz 10
  7. Meerjaarverslag 2006-2007, Cochlear implant Centrum Nijmegen,Artikel Bijkomende problematiek blz 13
  8. [1] Bron: CTG Zorg
  9. bron:, mei 2008, juni 2008, Juli/augustus 2008
  10. Hans Anders
  11. Emily Tobey, Ph.D
  12. http://www.onici.be/nieuwsbrief/2008%2C2.pdf ONICI Nieuwsbrief nummer 12, december 2008,blz 12
  13. Onderzoeksresultaten van CI-centrum Nijmegen / Sint-Michielgestel, meerjarenverslag 2006-2007

">[bron?]