Naar inhoud springen

Enkele-oorspronghypothese

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

De enkele-oorspronghypothese, of monogenese, is de theorie volgens welke de moderne mens (Homo sapiens) op één plaats is ontstaan en zich van daaruit over de rest van de Wereld verspreidde, zonder zich te vermengen met lokale oudere mensensoorten. In de meeste gevallen gaat men uit van een oorsprong in Afrika, ook de Out of Africa-theorie (uit-Afrikamodel[1]) genoemd, hoewel er ook andere plaatsen voorgesteld zijn, zoals Oost-Azië (Out of China-model).

Volgens de Afrikaanse oorsprongtheorie zou de anatomisch moderne mens in Oost-Afrika ontstaan zijn en na vertrek uit Afrika de plaats ingenomen hebben van de mensen die daar eerder leefden en nu allemaal uitgestorven zijn.

De tegenhanger ervan is het multiregionale model, volgens welke de moderne mens op verschillende plaatsen uit lokale voorgangers ontstond.

Kaart van vroege menselijke migraties volgens de mitochondriale populatiegenetica (getallen geven het aantal millennia voor heden aan). De letters op de pijlen geven groepen mensachtigen aan die tot dezelfde mitochondriale haplogroep behoren. Haplogroepen zijn een genetische indeling waarbij mensen worden ingedeeld naar de variatie in hun mitochondriale DNA.

Pre-sapiens-mensen

[bewerken | brontekst bewerken]
Zie Evolutie van de mens voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Momenteel zijn onderzoekers het erover eens dat de oudste benoemde soort van het geslacht Homo, Homo habilis, ongeveer twee miljoen jaar geleden in Afrika ontstond.

Uit H.habilis ontstond Homo erectus, wiens leefgebied zich over Afrika en een groot deel van Eurazië uitstrekte.

Volgens het enkele-oorsprongmodel zijn echter alle soorten van het geslacht Homo op Homo sapiens na uitgestorven. Deze soort ontstond tussen 100.000 en 200.000 jaar geleden in Oost-Afrika uit Homo erectus (of Homo ergaster, zoals de plaatselijke vorm ook genoemd wordt) en begon daarna met een kolonisatie van de rest van de wereld.

Voor bewijzen ten gunste van hun stelling wijzen de aanhangers van dit model op fossielen en op het DNA, vooral op sequenties van mitochondriaal DNA en Y-chromosomaal DNA. Maar het model krijgt ook steun van nieuwe ontdekkingen in de genetica, archeologie, klimatologie en taalkunde.

Fossiele vondsten van vroege Homo sapiens

[bewerken | brontekst bewerken]
De in 1952 gevonden, 36000 jaar oude Hofmeyr-schedel ondersteunt het enkele-oorsprongmodel
Zie Vroege moderne mens voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Op grond van archeologische overwegingen is het dan aannemelijk dat de anatomisch moderne mens (AMM) geëvolueerd is uit een archaïsche voorloper, Homo heidelbergensis. Ook de neanderthaler stamde hiervan af.

Drie schedels in de buurt van het dorp Herto in Ethiopië, die gedateerd werden op ongeveer 160.000 jaar oud, werden aanvankelijk beschouwd als de eerste AMM. Daar kwam verandering in door recenter onderzoek van gereedschappen en menselijke overblijfselen die bij Kibish, aan de Omo in Ethiopië gevonden zijn door een team onder leiding van Richard Leakey en waarvan men eerder dacht dat ze ongeveer 130.000 jaar oud waren. Een zorgvuldig heronderzoek en kalium-argondatering bij locatie Omo 1 wijzen nu op een ouderdom van 195.000 jaar, waardoor dat een goede kandidaat is voor een vindplaats van voorouders van de AMM.

DNA-onderzoek

[bewerken | brontekst bewerken]

Aan het begin van modern DNA-onderzoek lag het zwaartepunt bij Y-chromosomaal DNA, dat alleen via de vaderlijke lijn doorgegeven wordt, en Mitochondriaal DNA, dat alleen via de moederlijke lijn doorgegeven wordt. Omdat deze vormen van DNA zich niet recombineren, zijn hiervan eenduidige stambomen op te stellen.

De genetische diversiteit in menselijke populaties is het grootst in het Afrikaanse continent. Op basis van puntmutaties in mitochondriaal DNA (mtDNA) en het menselijke Y-chromosoom is vastgesteld dat de oudste veranderingen in ons genoom tussen 150.000 en 190.000 jaar geleden in Afrika zijn opgetreden.

Zie ook: Genografie

Mitochondriaal DNA

[bewerken | brontekst bewerken]
Zie Mitochondriale Eva voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Er zijn 15 mtDNA-afstammingslijnen ouder dan 80.000 jaar die allemaal kunnen worden teruggevoerd op een Afrikaanse oorsprong, en maar één voor de rest van de wereld, die afstamt van L3. Dat wijst duidelijk op een vroege verspreiding van anatomisch moderne mensen in Afrika voordat ze in andere continenten werden aangetroffen. De mtDNA M* en N* haplogroepen zijn afgeleid van de haplogroep L3 en dat suggereert één enkele uittocht uit Afrika.

Y-chromosomaal DNA

[bewerken | brontekst bewerken]
Zie Y-chromosomale Adam voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

De verdeling van het M158 Y-chromosoom haplotype van de Euraziatische Adam laat een vergelijkbaar verhaal zien voor een periode tussen 30.000 en 79.000 jaar geleden.

Autosomaal DNA

[bewerken | brontekst bewerken]

Recent genoom-onderzoek door onder andere Svante Pääbo zou het eerste genetische bewijs tegen dit model hebben opgeleverd, wat pleit voor een alternatief model waarin kruising optrad tussen de Afrikaanse immigranten en plaatselijke takken van het geslacht Homo zoals neanderthaler en denisovamens. Door de recente ontdekkingen, dat de neanderthaler en de Homo denisova zich gemengd hebben, moet de Enkele-oorspronghypothese aangepast worden.[2] Tegenwoordig wordt door de DNA-studies een beperkte hybridisatie model voorgesteld waarbij diverse nauw verwante ondersoorten incidentendeel genetische uitwisselingen met elkaar hebben. (zie Archaïsche Homo sapiens) Dit is een combinatie van de enkele-oorspronghypothese en het multiregionaal model.

Verspreiding uit Afrika

[bewerken | brontekst bewerken]
Cavalli-Sforzavisie op de migratiestromen van Homo sapiens

Door het warme interglaciaal en de groene Sahara konden mensen die in Ethiopië en de zuidelijke Soedan leefden 115.000 jaar geleden naar het noorden reizen en door de Sinaï naar het huidige Israël trekken. Dat vormde de basis voor de voege moderne mensen die in dat gebied zijn gevonden.

Met de sterke afkoeling van het klimaat van ongeveer 90.000 jaar geleden werd het in West-Azië ook weer zeer droog, en het grote wild verdween. Toen er een einde kwam aan de droogte, waren de anatomisch moderne mensen die in de Misliyagrot in Israël zijn gevonden vervangen door groepen aan de kou aangepaste neanderthalers, wat blijkt uit vondsten bij Skhul in de grotten van het Karmelgebergte.

Ook als alleen betrekkelijk recente migranten uit Afrika de voorouders zijn van alle niet-Afrikanen is het mogelijk dat er meer dan één migratie was die afstammelingen heeft nagelaten. Er waren twee routes waarlangs ze Afrika konden verlaten, een ten noorden van de Rode Zee en een ten zuiden.

  • De eerste en meest voor de hand liggende route is die vanuit Egypte, door de Sinaï naar het Midden-Oosten. Op deze route ligt een hindernis, namelijk de dorre woestijn van de Sahara en de Sinaï. Om die reden is deze weg alleen begaanbaar tijdens een interglaciaal optimum, wanneer de Sahara bedekt was met zoetwatermeren, rivieren en een overvloed aan wild.
  • De andere route gaat over de Bab el Mandeb, tussen Jemen en Djibouti. Ook op deze route ligt een grote hindernis, deze keer de Rode Zee met zijn verraderlijke riffen, reden waarom zij gewoonlijk alleen 'opengaat' als de zeespiegel sterk daalt. Als de zeespiegel dan daalt is dit gebied ook erg dor, zodat langstrekkende mensen dicht bij de kust zouden moeten blijven die nu diep onder water staat, wat het vinden van fossielen van mensen van lang geleden enorm bemoeilijkt.

Bab el Mandeb-route

[bewerken | brontekst bewerken]

Uit paleoklimatologische gegevens uit de periode waarin men op grond van genetische gegevens denkt dat mensen Afrika verlieten, tussen 85.000 en 75.000 jaar geleden, valt op te maken dat er een keten van woestijnen moet zijn geweest vanaf de West-Afrikaanse kust tot aan de oostkust van Siberië. Deze woestijnen hielden de moderne mens vast aan de zuidkant van die lijn en beperkten de voedselopbrengst van culturen die vooral berustten op jager-verzamelaartechieken voor grasland en bosgebieden. De M*-haplogroepen bevestigen het bestaan van deze barrière waarschijnlijk. De daling van de zeespiegel in die tijd opende wel de tweede route om Afrika te verlaten en de ontwikkeling van een cultuur van strandjutters, bevestigd door de afvalbergen bij de oude kustlijn van Zula Bay maakte het mogelijk de opbrengst van de jacht op groot wild aan te vullen met voedzame schaaldieren.

De lage zeespiegel uit die periode maakte het waarschijnlijk ook voor het eerst in duizenden jaren mogelijk met droge voeten van de Golf van Aden naar de eilanden ten oosten van Java en tegenover Australië te lopen. Van de Y-chromosomale haplogroepen bevestigen vooral de haplogroepen M130 en M174 YAP deze hypothese omdat hun pad een route aangeeft langs de kustlijnen van Saoedi-Arabië, India, Zuidoost-Azië en Australië. Deze strandjutterscultuur verplaatste zich verder door het zuiden van China en Taiwan naar Japan en oostelijk Siberië. Daar werd ongeveer 8000-10.000 jaar geleden de M130-haplogroep door Na-Dené sprekende mensen naar de noordwestkust van Noord-Amerika gebracht.

Hoewel alles erop wijst dat de Euraziaten grotendeels afstammen van een enkele migratie via Zuid-Arabië rond 85.000 BP, zijn er ook fossiele aanwijzingen voor een eerdere migratie via de Sinaï. Onderzoek uit 2016 toonde dat resten van deze oudere migratie (OoAx) te vinden zijn bij de huidige Papoea's, waar ze 2% van het genoom uitmaken, en mogelijk ook bij andere Australoïde volkeren.[3][4]

Voorstanders van de enkele-oorspronghypothese

[bewerken | brontekst bewerken]
  • John Hawks bekritiseert de wijze waarop het idee wordt gepresenteerd in zijn eigen weblog.[5]
  • Alan R. Templeton, Ph.D, van Washington University in St. Louis kwam in 1998 met een statistische analyse om het vervangingsmodel te ontkrachten. Volgens hem kan de huidige variatie in het huidige menselijke genoom alleen verklaard worden door drie uittochten uit Afrika: een omstreeks 1,9 miljoen jaar geleden, een omstreeks 700.000 jaar geleden en de recente uittocht van het vervangingsmodel.
  • Dat deze theorie nog altijd geldigheid heeft, toont het anatomisch onderzoek van Westaway et al. aan, waarin een vele fossiele schedels uit Australië, Indonesië en het Midden-Oosten onderzocht werden.[6] De resultaten van dit onderzoek tonen aan, dat er geen sporen van de Javaanse Homo erectus bij de Australische fossielen aangetroffen zijn. De Aboriginals stammen niet af van de Javamens, zoals het oorspronkelijke multiregionale model voorspeld had.