Gebruiker:Wthjmkuiper/Kladblok

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Franciscus Antonius Wilhelmus Gerard Janssen (Vught, 30 juli 1939) is een Nederlandse historicus. Hij is hoogleraar emeritus in Geschiedenis van Boek en Bibliotheek aan de Universiteit van Amsterdam.

Biografie[bewerken | brontekst bewerken]

Na zijn militaire dienst was Janssen onderwijzer in Amsterdam (1960-1962). Tussen 1962 en 1969 studeerde hij Nederlandse Taal- en Letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam (de laatste twee jaar als kandidaat-assistent van prof. dr. W.Gs Hellinga). Daarna (1969-1979) was hij adjunct-secretaris van de Erasmus-Commissie van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, die de uitgave van de Opera Omnia van Erasmus verzorgt. Tussen 1979 en 1982 werkte hij aan zijn proefschrift Zetten en drukken in de achttiende eeuw, waarop hij in 1982 cum laude promoveerde aan de Universiteit van Amsterdam; de dissertatie verwierf de Menno Hertzbergerprijs en kreeg in 1986 een tweede druk. Van 1983 tot 2002 was hij directeur van de Bibliotheca Philosophica Hermetica in Amsterdam, een particuliere bibliotheek en uitgeverij op het gebied van de geschiedenis van hermetische filosofie, alchemie en mystiek; in die functie was hij mede-organisator van tentoonstellingen in diverse bibliotheken, onder meer in Florence, Venetië, Moskou en New York. Van 1989 tot 2004 was hij gewoon hoogleraar Boek- en Bibliotheekgeschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. Hij propageerde de inzichten van de ‘Engelse school’, die verschijnselen rondom het boek allereerst bestudeert in het kader van materiële aspecten van het object. Hij is buitenlands lid van de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten (2004- ). Van 1991 tot 2002 was hij lid van de International Board of Trustees of the All-Russian State Library for Foreign Literature in Moskou, van 1997 tot 1999 voorzitter van de Jury voor de Best Verzorgde Boeken, van 1992 tot 2000 lid van de Wetenschapscommissie voor de Short Title Catalogue Netherlands en van 1998 tot 2022 lid van de Projectcommissie voor de editie van de Volledige Werken van Willem Frederik Hermans (1998-2022). Frans A. Janssen publiceerde enkele boeken en een reeks artikelen over Nederlandse literatuur (in het bijzonder over Willem Frederik Hermans, met wie hij jarenlang bevriend was), en over de geschiedenis van de typografische technieken, van de grafische vormgeving en van het boekenverzamelen. Hij publiceerde in tijdschriften als Vrij Nederland, De Boekenwereld, The Book Collector en Quaerendo (waarvan hij van 1990 tot 2012 tevens redacteur was). Selecties uit deze artikelen verschenen in de bundels Technique and Design in the History of Printing (2004) en in Goud en koper in de boekenwereld (2008). Hij was leider van een werkgroep die in 1980 een reconstructie van een houten drukpers bouwde die in de zeventiende eeuw in Nederland functioneerde; de pers staat thans opgesteld in de Universiteit van Amsterdam.

Bibliografie[bewerken | brontekst bewerken]

Online bibliografie Frans A. Janssen Zie: https://cultuur.blot.im/bibiografie-frans-a-janssen











Halotherapie

Halotherapie, afgeleid van het Griekse άλας (zout), is een behandeling met zoutpartikels in een speciaal daarvoor ingericht vertrek, een zoutkamer. Dat zout in een bepaalde vorm en concentratie een geneeskundige (uit)werking heeft, wist men al in de klassieke Oudheid. Bekend is dat de Dode Zee tussen het huidige Israël en Jordanië al in bijbelse tijden als kuuroord gebruikt werd.

Als de bedenker van de 'moderne' halotherapie geldt de Poolse arts Felix Bochkovski die rond het midden van de 19e eeuw observeerde dat arbeiders in de zoutmijnen nooit last hadden van huid- of longaandoeningen, terwijl die wel voorkwamen onder sommigen van zijn patiënten. Om te onderzoeken of het werken in de zoutmijn een factor van betekenis was, liet hij patiënten met een huid- of longaandoening geruime tijd doorbrengen in een schacht van een zoutmijn om daarna te constateren dat het verblijf aldaar de klachten merkbaar verlichtte. Deze oude vorm van halotherapie noemt men speleotherapie. Inmiddels heeft men machines uitgevonden (halogenerators) die zoutpartikels in de zoutkamer kunnen blazen die klein genoeg zijn om door te kunnen dringen tot diep in de longen. Een sessie duurt meestal 1 uur. De leeftijd van de bezoekers varieert van zeer jong tot zeer oud.

In Nederland wordt weinig aan halotherapie gedaan. Nederlandse huid- en longartsen nemen halotherapie niet serieus. Zorgverzekeraars vergoeden daarom halotherapie-sessies niet. Ook binnen de alternatieve geneeskunde speelt halotherapie geen rol van betekenis. [1] De reden is simpel. Er is geen bevoegd arts, er is geen anamnese, geen diagnose en er is geen goedgekeurd medicijn dat toegediend wordt. De exploitant van een zoutkamer of haloclinic is geen behandelaar maar een technicus die een halogenerator bedient. Er is geen Nederlandstalige literatuur van academisch niveau over halotherapie. Daarvoor moet men te rade gaan bij buitenlandse onderzoekers [2] en de Engelstalige Wikipedia-pagina Halotherapie.

Hoewel er geen academisch onderzoek verricht wordt naar het geneeskrachtige effect van de zoutkamer en de mening heerst dat dit effect onvoldoende meetbaar is voor verantwoorde conclusies of afgedaan kan worden als placebo-effect, zijn gebruikers van de zoutkamer, getuige hun geschreven reacties, doorgaans (zeer) positief zo niet lyrisch over de verlichting van hun klachten. [3]



In de oudheid vonden geen (grootschalige) vervolgingen van heksen plaats. Tovenarij dan wel hekserij werd door zowel mannen als door vrouwen beoefend, was geen verboden wetenschap, maar maakte deel uit van de artes incertae. Als de tovenaar m/v zijn magische kracht aanwendde voor een goed doel, dan sprak men van 'benefecium' (weldaad). In deze toepassing begaf de tovenaar zich vaak op het terrein van de alternatieve geneeskunde. Maar de toverkracht kon ook gebruikt worden voor maleficium (een misdaad), en dat kon leiden tot vervolging en executie van degene die daarvan verdacht werd. Deze situatie bleef binnen de grenzen van het voormalige Romeinse Rijk bestaan tot in de veertiende eeuw. Wie tovenarij wilde studeren als occulte wetenschap kon daarvoor terecht in Spanje, met name in Toledo. Het onderwerp oefende een grote aantrekkingskracht uit. Geert Grote (1340-1384) bezat een kist vol 'toverboeken', die hij van zijn biechtvader moest laten verbranden om vergeving van zijn zonden te krijgen. Met de oprichting van de Dominicanen in 1216 kreeg de kerk van Rome een kloosterorde die zich niet terugtrok uit de wereld, maar juist de wereld introk om die te zuiveren van heidense rituelen en ketterse gedachten. Na verloop van tijd gingen de Dominicanen ook op heksen jagen, omdat die ervan verdacht werden dat zij hun occulte macht dankten aan een pact met Satan. Tovenaars en heksen waren bondgenoten geworden in het duivelse kwaad dat de christen geloofsgemeenschap van de rechte weg trachtte af te brengen, en daarom moesten zij als ketters verbrand worden, bij wijze van voorproefje van wat hen in de Hel te wachten stond. Deze 'heksenwaan' werd voor het eerst beschreven in het boek Malleus Maleficarum (Speyer, 1487), geschreven door de Dominicaan Heinrich Kramer, een man die niet vrij was van obsessies en vooroordelen, en in zijn eigen tijd omstreden was. Zijn boek vond aanvankelijk dan ook weinig instemming in gestudeerde, kerkelijke kringen. Maar de godsdiensttwisten die West-Europa vanaf het begin van de zestiende eeuw teisterden, schiepen een klimaat van religieus fanatisme, waarin de angst voor heksen groteske vormen aannam en vele vrouwen zonder recht of reden, maar op basis van door foltering verkregen 'bekentenissen' een gruwelijke dood moesten ondergaan. Anders dan men denkt of wil denken, vond deze waanzin plaats ná de Middeleeuwen en bereikte zij haar toppunt gedurende de late zestiende en vroege zeventiende eeuw.





Gesta Romanorum

De Gesta Romanorum, in het Middelnederlands vertaald als Die gesten of gheschienisse van Romen (De gebeurtenissen of geschiedenissen van Romen) [4] is een in het (middeleeuws) Latijn geschreven bundel voorbeeldige verhalen in proza, waarvan auteur, plaats en tijd van ontstaan onbekend zijn. Algemeen geaccepteerd is een ontstaansdatum van ca. 1300. De bulk van de handschriftelijk overlevering van de Gesta romanorum is afkomstig uit Duitsland, [5] reden om het ontstaan daar te veronderstellen, maar de tekst heeft zich over heel Europa verspreid en vertoont daarbij of daardoor ‘regionale’ variatie. [6] Van een 14e-eeuwse Middelnederlandse vertaling / bewerking, zo die gemaakt is, bleef geen (fragment van een) handschrift bewaard. In de standaardeditie van Hermann Oesterley telt de Gesta romanorum 283 verhalen, maar lang niet alle handschriften bevatten dit aantal. Ook bevatten niet alle handschriften zowel het verhaal als de ‘moralisatie’, de spirituele duiding van het verhaal, die nogal wat ruimte inneemt.
De uitvinding van de boekdrukkunst is niet aan de Gesta romanorum voorbij gegaan. Het aantal drukken van zowel de Latijnse tekst als van volkstalige vertalingen is legio. [7] De oudste Latijnse druk in de Nederlanden verscheen bij Nicolaas Ketelaer en Gerard Leempt, Utrecht 1474, maar dit is een andere, kortere versie dan die Leeu in 1480 drukte. [8] De oudste druk van dan die de Middelnederlandse vertaling verscheen in 1481 te Gouda bij Gheraert Leeu, [9] die een jaar eerder het Latijnse origineel (her)drukte. [10]
De Gesta romanorum zal geschreven zijn voor predikers die hun vaak urenlange preken wilden larderen met een pakkend verhaal en dat voorzien van een verrassende geestelijke duiding om zo te demonstreren dat het alledaagse en onaanzienlijke een diepe spirituele betekenis kon hebben. Met name de Franciscanen alias Minderbroeders maakten graag gebruik van deze techniek. Dat men hierbij teruggreep op geschiedenissen die zich in de Romeinse tijd zouden afgespeeld hebben, droeg bij aan het waarheidsgehalte van de verhalen, immers ‘verum quia vetus’ (het is waar omdat het oud is), en omdat het Romeinse Rijk met zijn keizers Constantijn, Octavianus, Tiberius, Titus en Vespasianus gedurende de Middeleeuwen over een groot prestige beschikten, al was het maar omdat het in 1291 verloren gegane Heilig Land destijds binnen de veilige grenzen van het Romeinse Rijk lag en Rome nog almachtig was. Het toenmalige Duitsland, dat deel uitmaakte van het Heilige Roomse Rijk, koesterde haar Romeinse verleden en streefde naar een restauratie van het Romeinse Rijk, met Karel de Grote als voorbeeld.
Het succes van de Gesta romanorum was immens, eerst als verzameling religieuze exempelen en later als een profaan ‘sprookjesboek’. Mogelijk is de Gesta romanorum een inspiratiebron geweest voor Boccaccio's Decamerone.


Apollonius van Tyro[bewerken | brontekst bewerken]

Apollonius van Tyrus is de hoofdpersoon van een van oorsprong antieke prozaroman, getiteld Historia Apollonii regis Tyri (De geschiedenis van Apollonius, koning van Tyrus), waarvan noch de auteur noch het jaar van ontstaan bij benadering bekend zijn. [11] De schattingen lopen uiteen van de 2e tot de 5e eeuw. [12] Hoewel de roman enkel en alleen in het Latijn overgeleverd is, bevat de tekst zoveel Griekse relicten dat Alexander Riese (1840-1924) in zijn editie van 1871 een Grieks origineel veronderstelde. [13] Tegen deze visie werd in 1899 bezwaar gemaakt door zijn collega Elimar Klebs (1852-1918) in een studie getiteld Die Erzählung von Apollonius aus Tyrus. De huidige wetenschappelijke stand van zaken heeft op basis van het onderzoek van G.A.A. Kortekaas gekozen voor een (qua omvang uitvoeriger) verloren gegaan Grieks origineel, dat voorafging aan de bewaard gebleven Latijnse handschriften.

Samenvatting[bewerken | brontekst bewerken]

Aangelokt door haar uitzonderlijke schoonheid (en rijkdom) begeeft Apollonius, de jonge koning van Tyrus, zich naar Antiochia om daar de dochter van koning Antiochus ten huwelijk te vragen. Deze koning wil zijn dochter niet afstaan, onderhoudt (tegen haaar zin) in het geheim een incestueuze relatie met haar en stelt allen die om haar hand vragen een raadselachtige vraag. [14] Wie hem het goede antwoord schuldig blijft, wordt onthoofd en zijn hoofd wordt op een stok op de stadspoort gezet om een volgende vrijer te ontmoedigen. Desondanks durft Apollonius de uitdaging aan, en hij lost het raadsel op, dat het geheim van de vader beschrijft. Anthiochus zegt dat Apollonius er ver naast zit, maar laat hem vertrekken, zogenaamd om hem extra bedenktijd te geven. In werkelijkheid stuurt hij een man achter hem aan die hem moet (laten) vermoorden.>br> Apollonius voelt nattigheid, laadt zijn schip vol koren en kostbare kleding en vertrekt naar Tarsus, waar hij een hongerende stad aantreft. In ruil voor zijn onderduiken verkoopt hij zijn graan aan de inwoners voor hetzelfde bedrag als waarvoor hij het in Tyrus heeft ingekocht, want hij wil geen 'koopman' (dat is een bedrieger of woekeraar) zijn. Als dank voor zijn weldaad ontvangt hij een standbeeld met inscriptie van de inwoners.
Van Tharsis vertrekt Apollonius naar Pentapolis, maar komt in een storm terecht en lijdt schipbreuk. Als enige overlevende spoelt hij naakt aan op de kust van Cyrene, waar een visser zijn mantel met hem deelt en hem de weg naar de stad wijst. In het gymnasium weet hij de aandacht van koning Altistratus trekken en wordt ten paleize uitgenodigd. Als men hem op de lier heeft horen spelen en de koningsdochter Lucina verliefd op hem geworden is, krijgt hij een aanstelling als muziekdocent. Omdat de dochter geen andere man wenst dan Apollonius stemt de koning toe in hun huwelijk.
Als zijn vrouw hoogzwanger is, bereikt Apollonius het bericht dat koning Antiochus (samen met zijn dochter) door de bliksem getroffen is, en dat hem het koningschap van Antiochia wordt aangeboden. Daarop besluit Apollonius naar Antiochia te reizen in gezelschap van zijn vrouw en een vroedvrouw, omdat zij niet alleen achter wil blijven. Zij bevalt op zee van een gezonde dochter, maar wordt na de bevalling levenloos bevonden. Omdat de zee geen lijk aan boord accepteert, wordt zij in een luxe kist met een brief en geld voor een nette uitvaart overboord gezet om aan te spoelen in Efeze niet ver van het huis van een oude arts. Deze opent de kist, leest de brief en laat een brandstapel in gereedheid maken. Dan arriveert een jonge arts aan wie hij vraagt om het lichaam te balsemen (opdat het niet zal stinken tijdens de crematie). Deze bemerkt dat zij slechts schijndood is en warmt haar voorzichtig op totdat zij weer bij kennis is. De arts adopteert haar en parkeert haar op eigen verzoek in een tempel van Diana, waar zij veilig is en niet lastig gevallen kan worden.
Appollonius reist met zijn pasgeboren dochter naar Tarsus en geeft haar samen met haar zoogmoeder Lycoris in bewaring bij Stranguilio en Dyonisiades, waar zij als Tarsia opgroeit in de veronderstelling dat zij hun dochter is. Apollonius zelf besluit om als anonieme koopman door de wereld te reizen en zweert zijn haar, zijn baard noch zijn nagels te knippen vooraleer hij zijn dochter uitgehuwlijkt heeft.
Op haar sterfbed onthult de zoogmoeder haar – er zijn inmiddels 14 jaren verstreken – het geheim van haar afkomst. Ook is Tharsia opgegroeid tot een jonge vrouw, wier schoonheid die van Philomusia, de echte dochter van Stranguilio en Dyonisiades, ver overtreft. Hiertegen is het moederhart van Dyonisiades niet bestand. In de veronderstelling dat Apollonius, van wie zij nooit meer iets vernomen heeft, wel dood zal zijn,

Apollonius van Tyrus in de middeleeuwse Latijnse literatuur[bewerken | brontekst bewerken]

Bestand:Houtsnede Appollonius van Thyro Delft 1493.jpg|miniatuur|rechts|Houtsnede in Die schoone ende die suverlicke historie van Appollonius van Thyro. Christiaen Snellaert, Delft 1493. Bron: het enig bewaard gebleven exemplaar, Middelburg, Planbureau en Bibliotheek van Zeeland, signatuur 1108 C 43.

De Middelnederlandse Historie van Appollonius van Thyro[bewerken | brontekst bewerken]

Anders dan in de Franse letterkunde, waar de Historia Apollonius regis Tyri al in de 13e eeuw eerst in verzen en later in proza vertaald werd, [15] dateert de oudste bewaard gebleven Middelnederlandse redactie van 1481. Deze is echter niet vertaald naar de middeleeuws Latijnse versie van de roman, maar naar een licht bekorte en ietwat gekuiste bewerking die werd opgenomen in de ‘voorbeeldige verhalen’ bundel Gesta Romanorum (ca. 1300). De Gesta Romanorum behoort tot de oudste in de Noordelijke Nederlanden gedrukte boeken. In 1480 drukte Gheraert Leeu te Gouda een Latijnse versie, [16] in 1481 gevolgd door een Middelnederlandse vertaling: De gesten of geschiedenissen van Romen. [17] De historie van Appollonius is daarin titelloos opgenomen als ‘capitulum Cliij’ (hoofdstuk 153) voorafgegaan door het opschrift: “De tribulacione temporali que in gaudium sempiternum postremo commutatur” / “Van die tijtlike trijbulaci ende wederspoet dye ten utersten verwandelt sal warden in ewighen blijscap”, in hedendaags Nederlands: Over tijdelijke kwelling en tegenslag, die uiteindelijk veranderd zal worden in eeuwige blijdschap.
Deze Middelnederlandse redactie, maar gelet op enkele saillante varianten, uit een andere bron dan de druk van Gheraert Leeu, vormt de basis van een afzonderlijke editie, die gedrukt werd te Delft in het jaar 1493 door Christiaen Snellaert: Die schoone ende die suverlicke historie van Appollonius van Thyro. [18] Van deze druk is maar één exemplaar bewaard gebleven, [19] en er is geen zestiende-eeuwse herdruk bekend. [20]
Om zijn druk een aantrekkelijk uiterlijk te geven voegde Snellaert een pagina grote houtsnede toe, die speciaal voor deze tekst lijkt te zijn gemaakt. In het midden zien wij koning Anthiochus van Anthiochia, wiens hoofd ‘gesierd’ wordt door twee hoornen, wat door de lezer begrepen moet worden als dat hij door de duivel bezeten is. Links zien wij Appollonius, die in de roman een zeevaarder is, maar, gelet op het paard en zijn sporen, hier als ruiter wordt afgebeeld. Wat hoger zien wij de dochter van koning Anthiochus om wier hand Appollonius komt vragen. De op staken gezette afgehouwen hoofden zijn afkomstig van eerdere vrijers die ook om haar hand vroegen, maar niet in staat waren het raadsel op te lossen dat de koning hen opgaf, reden waarom zij hun leven en hoofd verloren. Onduidelijk is wie de jongemannen achter koning Anthiochus zijn. Mededingers naar de hand van de koningsdochter?

Edities[bewerken | brontekst bewerken]

  • Gesta Romanorum. Herausgegeben von Adelbert Keller. Stuttgart usw. 1842, p. 232-253.
  • Historia Apollonii regis Tyri. Recensuit et praefatus est Alexander Riese. Lipsiae MDCCCLXXI.
  • Gesta romanorum von Hermann Oesterley. Berlin 1872, p. 510-532
  • Georg Penon, ‘De roman van Apollonius, koning van Tyrus’, in: idem, Bijdragen tot de geschiedenis der Nederlandsche letterkunde, 3 dln. Groningen 1880-1884: deel 1, p. 77-182; 187-188; deel 2, p. 174-178.
  • G.A.A. Kortekaas, The Story of Apollonius, King of Tyre. A study of its Greek Origin and an Edition of the Two Oldest Latin Recensions. Leiden 2004.
  • G.A.A. Kortekaas, Commentary on the Historia Apollonii regis Tyri. [transl.: A.P. Runia]. Leiden 2007.

Vertalingen[bewerken | brontekst bewerken]

  • De wonderbaarlijke geschiedenis van Apollonius, koning van Tyrus. Vertaald door George Kortekaas. Den Haag 1982.
  • Het verhaal van Apollonius (Historia Apolloni Regis Tyri). Vertaling Vincent Hunink. Inleiding Diederik Burgersdijk. Hilversum 2018.

Literatuur[bewerken | brontekst bewerken]

  • Elimar Klebs, Die Erzählung von Apollonius aus Tyrus. Eine geschichtliche Untersuchung über ihre lateinische Urform und ihre späteren Bearbeitungen. Berlin 1899.
  • Luc Debaene, De Nederlandse volksboeken. Ontstaan en geschiedenis van de Nederlandse prozaromans, gedrukt tussen 1475 en 1540. Hulst 1977 (2e druk), p. 32-35: Appollonius van Thyro.
  • Elizabeth Archibald, Apollonius of Tyre. Medieval and Renaissance Themes and Variations. Including the Text of the Historia Apollonii Regis Tyri with an English Translation. Cambridge 1991.
  • L.J. Engels, 'Apollonius van Tyrus', in: W.P. Gerritsen en A.G. van Melle (eds.), Van Aiol tot de Zwaanridder. Personages uit de middeleeuwse verhaalkunst en hun voortleven in literatuur, theater en beeldende kunst. Nijmegen 1993, p. 33-39.
  • Het verhaal van Apollonius (Historia Apolloni Regis Tyri). Vertaling Vincent Hunink. Inleiding Diederik Burgersdijk. Hilversum 2018.

Links[bewerken | brontekst bewerken]

  • Arlima: Apollonius de Tyr: over de Franse vertaling die direct teruggaat op de (middeleeuwse handschriften van de) antieke roman.
  • Historia Apollonii regis Tyri / Die Geschichte vom König Apollonius. Herausgegeben und übersetzt von Franz Peter Waiblinger. München 1994.


Lijst van Middelnederlandse rijmspreuken en spreekwoorden

Mee bezig Mee bezig
Aan deze pagina of deze sectie wordt de komende uren of dagen nog druk gewerkt.
Klik op geschiedenis voor de laatste ontwikkelingen.

Deze lijst is een poging om greep te krijgen op middeleeuwse (berijmde) spreekwoorden, spreekwoordelijke gezegdes en rijmspreuken, die her en der verspreid in handschriften en drukken bewaard zijn gebleven. In het verleden zijn wel eens deelpublicaties verschenen en recentelijk is er gewerkt aan een database van rijmspreuken, maar tot een georganiseerde publicatie van dit materiaal is het tot op heden nooit gekomen. Dat is jammer, want juist op een terrein als volkswijsheden kunnen belangstellenden en specialisten veel van elkaar leren en te weten komen.

A[bewerken | brontekst bewerken]

D[bewerken | brontekst bewerken]

  • Daer goede hoede es . daer es goet vrede H E V X

Die in trouwen wilt volstaen, Hi moet seker te nieute gaen.

(Wie getrouw volharden wil, zal beslist te gronde gaan.)

H E V X
  • Die meneghe es int therte ghepijnt H E V X
  • Die meneghe vreecht hoet met mi steet H E V X
  • Die quaet peinsen sijn ons bi H E V X

Dattu niet wils dat di ghescie,
Doe dat selve eenen andren nye. E[21]  E[22]  L[23]  V[24]   Boec van Seden, r. 69-70.   (Wat jij niet wilt dat jou overkomt, doe datzelfde een ander niet aan.)  


Dune moets niet ute andermans siden
Eneghen breden rieme scniden.   E[25] E[26]

Boec van Seden, r.

(Pronk niet met andermans veren.)


E[bewerken | brontekst bewerken]

Eere moeder ende vader
So es dijn lijf ghelangt al gader.   E[27]  E[28]

Bouc van seden, r. 67-68.

(Wees goed voor je vader en je moeder, en je zult langer leven.)


N[bewerken | brontekst bewerken]

Ne doe dinen even kerstin niet
Dattu niet wilds datti ghesciet.

Bouc van seden, r. 69-70.   E[29]  E[30]

(Doe een mede christen niet aan wat je niet wilt dat jouzelf overkomt.)


  1. Het woord komt niet voor in: Peter Jan Margry, Healing en 'alternatief' genezen. Een culturele diagnose. Amsterdam [AUP] 2018.
  2. https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/10161255/
  3. M.E. Driessen, The gift of salt: Motives for halotherapy. A client perspective ethnography of a salt chamber in the Netherlands. Master scriptie Culture, Organisation and Management VU Amsterdam. Amsterdam 2021. Online raadpleegbaar via Google search.
  4. Aldus het colofon van de oudste bewaard gebleven Middelnederlandse druk: Gheraert Leeu, Gouda 1481.
  5. http://www.handschriftencensus.de/werke/942
  6. Zie de inleiding op de kritische editie van Hermann Oesterley, Berlin 1872.
  7. http://gesamtkatalogderwiegendrucke.de/docs/GESTROM.htm#GW10894
  8. https://ustc.ac.uk/index.php/record/435214
  9. https://ustc.ac.uk/index.php/record/435464
  10. https://ustc.ac.uk/index.php/record/438383
  11. Wat betreft de datering: De roman bevat zowel heidense als christen elementen en motieven, en kan daarom zowel vóór als tijdens als ná Constantijn de Grote – die regeerde van 306-337 en het Christendom als de nieuwe staatsgodsdienst invoerde – geschreven zijn, omdat de Romeinse godenwereld in de Latijnse literatuur van de Middeleeuwen als beeldspraak bleef voortleven.
  12. Het verhaal van Apollonius, inl. p. 16, waar door de inleider een voorkeur voor de 4e eeuw wordt uitgesproken.
  13. Historia Apollonii regis Tyri. Recensuit et praefatus est Alexander Riese. Lipsiae MDCCCLXXI.
  14. Hetzelfde motief: vader wil met zijn dochter trouwen, is ook bekend uit het middeleeuwse chanson de geste Elaine de Constantinoble, in het Nederlands vertaald en bewerkt als Helena van Constantinopolen.
  15. https://www.arlima.net/ad/apollonius_de_tyr.html
  16. http://data.cerl.org/istc/ig00282000
  17. http://data.cerl.org/istc/ig00298000
  18. http://data.cerl.org/istc/ia00924600
  19. https://zoeken.dezb.nl/detail/titelpagina-Appollonius-van-Thyro-1493-kluis/image/?itemid=%7Cuniversal/sru%7Chttp://digitaal.zeeuwsebibliotheek.nl/foto/4f690d6a-97d0-11e3-b103-57c7582e5a77
  20. http://www.dbnl.org/tekst/deba001nede01_01/deba001nede01_01_0006.php
  21. http://www.dbnl.org/tekst/_bou001bouc02_01/_bou001bouc02_01_0003.php
  22. http://www.textualscholarship.nl/wp-content/bestanden/2011/06/Het-Comburgse-handschrift_LRbinnenwerk-Band-01.pdf
  23. Quod tibi fieri non vis, alteri ne feceris.
  24. Tobias 4, 15: Quod ab alio odis fieri tibi vide ne alteri tu aliquando facias.
  25. http://www.dbnl.org/tekst/_bou001bouc03_01/_bou001bouc03_01_0001.php
  26. http://www.dbnl.org/tekst/_bou001bouc01_01/_bou001bouc01_01_0003.php
  27. http://www.dbnl.org/tekst/_bou001bouc02_01/_bou001bouc02_01_0003.php
  28. http://www.textualscholarship.nl/wp-content/bestanden/2011/06/Het-Comburgse-handschrift_LRbinnenwerk-Band-01.pdf
  29. http://www.dbnl.org/tekst/_bou001bouc02_01/_bou001bouc02_01_0003.php
  30. http://www.textualscholarship.nl/wp-content/bestanden/2011/06/Het-Comburgse-handschrift_LRbinnenwerk-Band-01.pdf