Kunstrijden op de Olympische Winterspelen 1968

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Palais de Glace

Het kunstrijden is een van de sporten die beoefend werden tijdens de Olympische Winterspelen 1968 in Grenoble. Het was de twaalfde keer dat het kunstrijden op het olympische programma stond. In 1908 en 1920 stond het op het programma van de Olympische Zomerspelen. De wedstrijden vonden plaats van 7 tot en met 16 februari op het kunstijs in het Palais de Glace.

In totaal namen 96 deelnemers (46 mannen en 50 vrouwen) uit zeventien landen deel aan deze editie.

Het paar Ljoedmila Beljoesova / Oleg Protopopov waren de enige deelnemers die voor de derde keer deelnamen. Zij prolongeerden tevens hun Olympischetitel van 1964. Zes mannen, zeven vrouwen, twee paren en paarrijder Heinz-Ulrich Walther (in 1964 met Brigitte Wokoeck, dit jaar met Heidemarie Steiner) namen voor de tweede keer deel.

IJsdansen, toen 'ritmisch schaatsen' genoemd, was een demonstratieonderdeel en werd gewonnen door het Britse paar Diane Towler en Bernard Ford.

Uitslagen[bewerken | brontekst bewerken]

Eindrangschikking
Elk van de negen juryleden rangschikte de deelnemer van plaats 1 tot en met de laatste plaats. Deze plaatsing geschiedde op basis van het toegekende puntentotaal door het jurylid gegeven. (Deze puntenverdeling was weer gebaseerd op 50% van de verplichte kür, 50% van de vrije kür). De uiteindelijke rangschikking geschiedde bij een meerderheidsplaatsing (r/m). Wanneer een deelnemer als enige bij meerderheid als eerste was gerangschikt, kreeg hij de eerste plaats toebedeeld. Vervolgens werd voor elke volgende positie deze procedure herhaald, waarbij het aantal plaatsingen voor die positie werd bepaald door het aantal keren dat diezelfde positie of hogere positie werd behaald (dus, voor plaats 2 telden alle top 2 plaatsen, voor plaats 3 alle top 3 plaatsen, enz.). Wanneer geen meerderheidsplaatsing kon worden bepaald dan werd de procedure voor de volgende positie ingezet. Wanneer meerdere deelnemers een gelijk aantal meerderheidsplaatsingen hadden dan waren de beslissende factoren: 1) de laagste som van de meerderheidsplaatsingen (pc/rm), 2) laagste som van plaatsingcijfers van alle juryleden (pc/9), 3) totaal behaalde punten, 4) punten behaald in de verplichte kür.

Mannen[bewerken | brontekst bewerken]

Op 13 en 14 (verplichte kür) en 16 februari (vrije kür) streden 28 mannen uit veertien landen om de medailles.

r/m = rangschikking bij meerderheid, pc/rm = som van de meerderheidsplaatsingen, pc/9 = som plaatsingcijfers van alle negen juryleden (vet = beslissingsfactor)
rang sporter(s) land r/m pc/rm pc/9 punten
Goud Wolfgang Schwarz Vlag van Oostenrijk AUT 5x1 (1-1-1-2-1-1-2-2-2) 5 13 1904,1
Zilver Tim Wood Vlag van Verenigde Staten USA 6x2 (3-2-2-1-3-3-1-1-1) 8 17 1891,6
Brons Patrick Péra Vlag van Frankrijk FRA 5x3 (4-3-3-3-4-4-3-4-3) 15 31 1864,5
4 Emmerich Danzer Vlag van Oostenrijk AUT 9x4 (2-4-4-4-2-2-4-3-4) 29 29 1873,0
5 Gary Visconti Vlag van Verenigde Staten USA 5x5 (7-6-8-5-5-5-5-5-6) 25 52 1810,2
6 John Misha Petkevich Vlag van Verenigde Staten USA 6x6 (8-5-5-6-8-6-7-6-5) 33 56 1806,2
7 Jay Humphry Vlag van Canada CAN 7x7 (5-7-7-9-7-8-6-7-7) 46 63 1795.0
8 Ondrej Nepela Vlag van Tsjecho-Slowakije TCH 6x8 (6-9-6-7-6-11-9-8-8) 41 70 1772,8
9 Sergej Tsjetveroechin Vlag van Sovjet-Unie URS 5x10 (10-13-9-8-11-13-8-11-10) 45 93 1737,0
10 Marian Filc Vlag van Tsjecho-Slowakije TCH 6x11 (12-11-10-11-12-12-10-10-9) 61 97 1734,2
11 Günter Zöller Vlag van de DDR GDR 5x11 (9-10-11-13-10-9-13-13-12) 49 100 1727,9
12 Peter Krick Vlag van Duitsland FRG 7x12 (11-12-12-14-9-14-12-9-11) 76 104 1723,2
13 Philippe Pelissier Vlag van Frankrijk FRA 5x13 (13-8-13-10-13-15-14-14-14) 57 114 1706,0
14 Giordano Abbondati Vlag van Italië ITA 8x14 (14-14-14-15-14-10-11-12-13) 102 117 1690,9
15 Michael Williams Vlag van Verenigd Koninkrijk GBR 6x16 (15-19-17-16-16-16-15-15-18) 93 147 1650,9
16 David McGillivray Vlag van Canada CAN 5x16 (17-16-15-12-19-7-16-20-17) 66 139 1663,7
17 Haig Oundjian Vlag van Verenigd Koninkrijk GBR 5x17 (16-17-20-18-15-17-18-18-15) 80 154 1639,5
18 Sergej Volkov Vlag van Sovjet-Unie URS 7x18 (18-15-16-23-17-18-19-16-16) 116 158 1632,0
19 Jenő Ébert Vlag van Hongarije HUN 6x20 (20-21-21-20-20-20-20-17-21) 117 180 1595,4
20 Jacques Mrozek Vlag van Frankrijk FRA 8x21 (21-18-18-21-21-22-17-21-20) 157 179 1601,0
21 Tsuguhiko Kozuka Vlag van Japan JPN 5x21 (23-23-23-17-23-21-21-19-19) 97 189 1584,0
22 Steve Hutchinson Vlag van Canada CAN 7x22 (19-22-19-22-22-19-24-22-24) 145 193 1578,3
23 Günter Anderl Vlag van Oostenrijk AUT 7x22 (22-20-22-19-18-24-22-24-22) 145 193 1574,7
24 Jürgen Eberwein Vlag van Duitsland FRG 5x24 (24-25-24-24-24-25-23-25-25) 119 219 1530,3
25 Yutaka Higuchi Vlag van Japan JPN 9x25 (25-24-25-25-25-23-25-23-23) 218 218 1529,6
26 Jan Hoffmann Vlag van de DDR GDR 6x26 (26-28-26-26-26-26-26-27-27) 156 238 1437,8
27 Thomas Callerud Vlag van Zweden SWE 8x27 (27-26-27-27-27-28-27-26-26) 213 241 1399,3
28 Lee Kwang-young Vlag van Zuid-Korea KOR - (28-27-28-28-28-27-28-28-28) 250 250 1360,3

Vrouwen[bewerken | brontekst bewerken]

Op 7 en 8 (verplichte kür) en 10 februari (vrije kür) streden 32 vrouwen uit vijftien landen om de medailles.

r/m = rangschikking bij meerderheid, pc/rm = som van de meerderheidsplaatsingen, pc/9 = som plaatsingcijfers van alle negen juryleden (vet = beslissingsfactor)
rang sporter(s) land r/m pc/rm pc/9 punten
Goud Peggy Fleming Vlag van Verenigde Staten USA 9x1 (1-1-1-1-1-1-1-1-1) 9 9 1970,5
Zilver Gabriele Seyfert Vlag van de DDR GDR 9x2 (2-2-2-2-2-2-2-2-2) 18 18 1882,3
Brons Hana Mašková Vlag van Tsjecho-Slowakije TCH 5x3 (4-3-3-3-4-3-4-4-3) 15 31 1828,8
4 Albertina Noyes Vlag van Verenigde Staten USA 7x5 (3-6-6-5-3-4-5-3-5) 28 40 1797,3
5 Beatrix Schuba Vlag van Oostenrijk AUT 5x5 (5-4-4-4-6-6-10-8-4) 21 51 1773,2
6 Zsuzsa Almássy Vlag van Hongarije HUN 6x6 (8-5-5-6-5-5-6-10-7) 32 57 1757,0
7 Karen Magnussen Vlag van Canada CAN 6x7 (7-8-7-7-7-8-8-5-6) 39 63 1759,4
8 Kumiko Okawa Vlag van Japan JPN 9x8 (6-7-8-8-8-7-3-6-8) 61 61 1763,6
9 Janet Lynn Vlag van Verenigde Staten USA 7x10 (10-10-12-10-10-10-9-7-12) 66 90 1698,7
10 Monika Feldmann Vlag van Duitsland FRG 6x11 (15-11-9-9-12-9-14-9-11) 58 99 1687,1
11 Sally-Anne Stapleford Vlag van Verenigd Koninkrijk GBR 5x11 (13-9-11-13-9-12-11-17-10) 50 105 1680,9
12 Jelena Sjtsjeglova Vlag van Sovjet-Unie URS 5x12 (11-12-10-14-13-11-15-15-9) 53 110 1670,4
13 Linda Carbonetto Vlag van Canada CAN 7x13 (9-13-13-11-14-14-13-11-13) 83 111 1662,9
14 Kazumi Yamashita Vlag van Japan JPN 5x15 (12-14-16-19-15-13-12-20-18) 66 139 1639,0
15 Patricia Dodd Vlag van Verenigd Koninkrijk GBR 5x16 (21-19-19-16-11-15-7-18-14) 63 140 1634,6
16 Galina Grzjibovskaja Vlag van Sovjet-Unie URS 5x16 (16-17-14-15-17-16-17-13-19) 74 144 1628,5
17 Petra Ruhrmann Vlag van Duitsland FRG 5x17 (22-20-17-17-16-23-18-12-16) 78 161 1611,2
18 Elisabeth Mikula Vlag van Oostenrijk AUT 5x18 (14-18-15-21-22-18-22-19-15) 80 164 1612,5
19 Eileen Zillmer Vlag van Duitsland FRG 7x20 (20-15-20-12-18-20-16-24-26) 121 171 1609,3
20 Micheline Joubert Vlag van Frankrijk FRA 5x20 (19-22-18-20-21-17-24-16-25) 90 182 1594,8
21 Marie Víchová Vlag van Tsjecho-Slowakije TCH 6x21 (23-16-21-18-19-21-25-27-17) 112 187 1580,4
22 Charlotte Walter Vlag van Zwitserland SUI 6x23 (18-23-24-22-25-26-20-22-22,5) 127,5 205,5 1571,5
23 Liesl Nestler Vlag van Oostenrijk AUT 5x23 (17-24-26-23-27-22-28-21-20) 103 208 1562,6
24 Frances Waghorn Vlag van Verenigd Koninkrijk GBR 5x24 (26-27-22-28-20-27-23-14-24) 103 211 1557,2
25 Rita Trapanese Vlag van Italië ITA 6x25 (25-25-27-25-26-19-19-28-22,5) 135,5 216,5 1549,2
26 Haruko Ishida Vlag van Japan JPN 8x26 (27-26-25-24-24-24-21-26-21) 191 218 1552,7
27 Sylvaine Duban Vlag van Frankrijk FRA 9x27 (24-21-23-26-23-25-27-23-27) 219 219 1551,4
28 Sonja Morgenstern Vlag van de DDR GDR 7x28 (28-28-28-27-28-28-26-29-29) 193 251 1475,9
29 Beatrice Huştiu Vlag van Roemenië ROU 8x29 (29-29-29-29-29-30-29-25-28) 227 257 1457,2
30 Lee Hyun-joo Vlag van Zuid-Korea KOR 7x30 (30-31-30-30-30-29-31-30-30) 209 271 1359,9
31 Kim Hae-kyung Vlag van Zuid-Korea KOR - (31-30-31-31-31-31-30-31-31) 277 277 1336,2
- Lyndsai Cowan Vlag van Canada CAN opgave

Paren[bewerken | brontekst bewerken]

Op 11 (korte kür) en 14 februari (vrije kür) streden achttien paren uit negen landen om de medailles.

r/m = rangschikking bij meerderheid, pc/rm = som van de meerderheidsplaatsingen, pc/9 = som plaatsingcijfers van alle negen juryleden (vet = beslissingsfactor)
rang sporter(s) land r/m pc/rm pc/9 punten
Goud Ljoedmila Beljoesova / Oleg Protopopov Vlag van Sovjet-Unie URS 8x1 (1-1-2-1-1-1-1-1-1) 8 10 315,2
Zilver Tatjana Zjoek / Aleksandr Gorelik Vlag van Sovjet-Unie URS 9x2 (2-2-1-2-2-2-2-2-2) 17 17 312,3
Brons Margot Glockshuber / Wolfgang Danne Vlag van Duitsland FRG 7x3 (3-3-3-3-3-3-3-4-5) 21 30 304,4
4 Heidemarie Steiner / Heinz-Ulrich Walther Vlag van de DDR GDR 7x4 (4-5-4-4-4-5-4-3-4) 27 37 303,1
5 Tamara Moskvina / Aleksej Misjin Vlag van Sovjet-Unie URS 7x5 (5-6-5-5-5-4-5-6-3) 32 44 300,3
6 Cynthia Kauffman / Ronald Kauffman Vlag van Verenigde Staten USA 5x6 (8-4-7-6-9-7-6-5-6) 27 58 297,0
7 Sandi Sweitzer / Roy Wagelein Vlag van Verenigde Staten USA 6x7 (7-7-6-7-8-8-7-7-7,5) 41 64,5 294,5
8 Gudrun Hauss / Walter Häfner Vlag van Duitsland FRG 8x8 (6-8-8-8-6-6-8-8-9) 58 67 293,6
9 Irene Müller / Hans-Georg Dallmer Vlag van de DDR GDR 5x9 (9,5-10-9-11-7-9-10-9-7,5) 41,5 82 289,4
10 Bohunka Šrámková / Jan Šrámek Vlag van Tsjecho-Slowakije TCH 6x10 (9,5-9-10-9-10-11-11-12-10) 57,5 91,5 285,8
11 Marianne Streifler / Herbert Wiesinger Vlag van Duitsland FRG 6x11 (13-11-11-10-11-10-12-10-12) 63 100 282,7
12 Liana Drahová / Peter Bartosiewicz Vlag van Tsjecho-Slowakije TCH 7x13 (11-12-13-14-13-12-15-13-13) 87 116 276,8
13 Alicia Starbuck / Kenneth Shelley Vlag van Verenigde Staten USA 5x13 (14-13-12-13-14-13-16-11-15) 62 121 276,0
14 Janina Poremska / Piotr Sczypa Vlag van Polen POL 5x14 (16-16-14-12-12-15-9-15-11) 58 120 274,1
15 Evelyne Schneider / Wilhelm Bietak Vlag van Oostenrijk AUT 8x15 (12-15-15-17-15-14-13-14-14) 112 129 272,2
16 Anna Forder / Richard Stephens Vlag van Canada CAN 9x16 (15-14-16-15-16-16-14-16-16) 138 138 269,2
17 Betty McKilligan / John McKilligan Vlag van Canada CAN 7x17 (17-17-17-16-18-17-18-17-17) 118 154 254,8
18 Linda Bernard / Raymond Wilson Vlag van Verenigd Koninkrijk GBR - (18-18-18-18-17-18-17-18-18) 160 160 251,2

Medaillespiegel[bewerken | brontekst bewerken]

rang land Goud Zilver Brons totaal
1 Vlag van de Sovjet-Unie Sovjet-Unie 1 1 0 2
1 Vlag van de Verenigde Staten Verenigde Staten 1 1 0 2
3 Vlag van Oostenrijk Oostenrijk 1 0 0 1
4 Vlag van de DDR DDR 0 1 0 1
5 Vlag van Frankrijk Frankrijk 0 0 1 1
5 Vlag van Tsjecho-Slowakije Tsjecho-Slowakije 0 0 1 1
5 Vlag van Duitsland Bondsrepubliek Duitsland 0 0 1 1
3 3 3 9