Kunstrijden op de Olympische Zomerspelen 1920

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Het kunstrijden is een van de sporten die beoefend werden tijdens de Olympische Zomerspelen 1920 in Antwerpen. De wedstrijden vonden plaats op 25, 26 en 27 april.

Het was de tweede keer dat het kunstrijden op het olympische programma stond. Op de Spelen van 1908 waren de Zweed Ulrich Salchow en de Britse Phyllis Johnson (in 1908 paarrijder met James H. Johnson en deze editie solo en als paarrijdster met Basil Williams) ook deelnemer. In totaal namen er 26 deelnemers (14 mannen en 12 vrouwen) uit acht landen deel.

De wedstrijden werden georganiseerd door de Brusselse IJshockey en Schaatsclub en niet door de Internationale Schaatsunie. Deze organisatie had hun medewerking teruggetrokken omdat de wedstrijden niet voor alle bij de ISU aangesloten leden openstond, met name Duitsland en Oostenrijk, de tot Centrale mogendheden uit de Eerste Wereldoorlog behorend. Wel werd er volgens de toenmalige ISU-regels competitie bedreven.

Eindrangschikking

Elk van de zeven juryleden (vijf bij de vrouwen) rangschikte de deelnemer van plaats 1 tot en met de laatste plaats. Deze plaatsing geschiedde op basis van het toegekende puntentotaal door het jurylid gegeven. Deze puntenverdeling was weer gebaseerd op 60% van de verplichte kür, 40% van de vrije kür bij de solo disciplines. De uiteindelijke rangschikking geschiedde bij een meerderheidsplaatsing. Dus, wanneer een deelnemer bij meerderheid als eerste was gerangschikt, kreeg hij de eerste plaats toebedeeld. Vervolgens werd voor elke volgende positie deze procedure herhaald. Wanneer geen meerderheidsplaatsing kon worden bepaald, dan waren beslissende factoren: 1) laagste som van plaatsingcijfers van alle juryleden, 2) totaal behaalde punten, 3) punten behaald in de verplichte kür.

Mannen[bewerken | brontekst bewerken]

De veertien mannen uit zes landen streden op 25 (verplichte kür) en 27 april (vrije kür) om de medailles.

r/m = rangschikking bij meerderheid, pc/7 = som plaatsingcijfers van alle zeven juryleden (vet = beslissingsfactor)
rang sporter(s) land r/m pc/7 punten
Goud Gillis Grafström Vlag van Zweden SWE 7x1 (1-1-1-1-1-1-1) 7,0 2838,50
Zilver Andreas Krogh Vlag van Noorwegen NOR 4x2 (3-2-2-2-4-3-2) 18,0 2634,00
Brons Martin Stixrud Vlag van Noorwegen NOR 4x3 (2-3-3,5-3-5-5-3) 24,5 2561,50
4 Ulrich Salchow Vlag van Zweden SWE 5x4 (4-4-3,5-5-2-2-5) 25,5 2572,50
5 Sakari Ilmanen Vlag van Finland FIN 7x5 (5-5-4-3-4-4) 30,0 2458,00
6 Nathaniel Niles Vlag van Verenigde Staten USA 4x6 (6-9-6-6-8-8-6) 49,0 1976,25
7 Basil Williams Vlag van Verenigd Koninkrijk GBR 3x7 (8-6-7-8-6-7-7,5) 49,5 2032,00
8 Alfred Mégroz Vlag van Zwitserland SUI 5x8 (7-8-8-9-7-6-7,5) 52,5 2005,00
9 Kenneth MacDonald Beaumont Vlag van Verenigd Koninkrijk GBR - (9-7-9-7-9-9-9) 59,0 1838,25

Vrouwen[bewerken | brontekst bewerken]

De twaalf vrouwen uit vier landen streden op 25 april (verplichte kür en vrije kür) om de medailles.

De olympisch kampioene werd winnaar zonder 1x als eerste door een jurylid te worden geplaatst. Dit was de enige keer dat dit bij het olympisch kunstrijden geschiedde.

r/m = rangschikking bij meerderheid, pc/7 = som plaatsingcijfers van alle vijf juryleden (vet = beslissingsfactor)
rang sporter(s) land r/m pc/5 punten
Goud Magda Julin Vlag van Zweden SWE 0x1 (2-3-2-3-2) 12,0 913,50
Zilver Svea Norén Vlag van Zweden SWE 1x2 (1-1,5-3-4-3) 12,5 887,75
Brons Theresa Weld Vlag van Verenigde Staten USA 3x3 (3-1,5-1-6-4) 15,5 898,00
4 Phyllis Johnson Vlag van Verenigd Koninkrijk GBR 3x4 (4,5-4-4-5-1) 18,5 869,50
5 Margot Moe Vlag van Noorwegen NOR 3x5 (4,5-6-6-1-5) 22,5 859,75
6 Ingrid Gulbrandsen Vlag van Noorwegen NOR - (6-5-5-2-6) 24,0 847,50

Paren[bewerken | brontekst bewerken]

De acht paren uit zes landen streden op 26 april (verplichte kür) om de medailles.

r/m = rangschikking bij meerderheid, pc/7 = som plaatsingcijfers van alle zeven juryleden (vet = beslissingsfactor)
rang sporter(s) land r/m pc/7 punten
Goud Ludovika Jakobsson / Walter Jakobsson Vlag van Finland FIN 7x1 (1-1-1-1-1-1-1) 7,0 80,75
Zilver Alexia Bryn / Yngvar Bryn Vlag van Noorwegen NOR 6x2 (2-2-3,5-2-2-2-2) 15,5 72,75
Brons Phyllis Johnson / Basil Williams Vlag van Verenigd Koninkrijk GBR 5x3 (3-3-6-3-3-3-4) 25,0 66,25
4 Theresa Weld / Nathaniel Niles Vlag van Verenigde Staten USA 5x4 (4-6-3,5-4-4-4-3) 28,5 62,50
5 Ethel Muckelt / Sydney Wallwork Vlag van Verenigd Koninkrijk GBR 4x5 (6-4-2-5-5-6-6) 34,0 61,25
6 Géraldine Herbos / Georges Wagemans Vlag van België BEL 4x6 (5-8-5-7-6,5-5-5) 41,5 56,00
7 Simone Sabouret / Charles Sabouret Vlag van Frankrijk FRA 7x7 (7-5-7-6-6,5-7-7) 45,5 56,25
8 Madelon Beaumont / Kenneth MacDonald Beaumont Vlag van Verenigd Koninkrijk GBR - (8-7-8-8-8-8-8) 55,0 48,25

Medaillespiegel[bewerken | brontekst bewerken]

rang land Goud Zilver Brons totaal
1 Vlag van Zweden Zweden 2 1 0 3
2 Vlag van Finland Finland 1 0 0 1
3 Vlag van Noorwegen Noorwegen 0 2 1 3
4 Vlag van Groot-Brittannië Groot-Brittannië 0 0 1 1
4 Vlag van de Verenigde Staten Verenigde Staten 0 0 1 1
3 3 3 9