Kunstrijden op de Olympische Winterspelen 1980

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Het kunstrijden is een van de sporten die beoefend werden tijdens de Olympische Winterspelen 1980 in Lake Placid. Het was de vijftiende keer dat het kunstrijden op het olympische programma stond. In 1908 en 1920 stond het op het programma van de Olympische Zomerspelen. De wedstrijden vonden plaats van 16 tot en met 23 februari in het Olympic Fieldhouse.

In totaal namen 84 deelnemers (40 mannen en 44 vrouwen) uit twintig landen deel aan de vier disciplines.

De Oost-Duitser Jan Hoffmann was de enige deelnemer die voor de vierde keer deelnam. Hij was de tweede man en derde persoon die vier keer aan de Olympischewedstrijden bij het kunstrijden deelnam, de Zweed Gillis Grafström en de Noorse Sonja Henie waren hem voorgegaan. De Russische deelnemers Vladimir Kovaljov (bij de mannen) en paarrijdster Irina Rodnina (in 1972 met Aleksej Oelanov en in 1976 en dit jaar met Aleksandr Zajtsev) namen beide voor de derde keer deel. Vier mannen, zeven vrouwen, en vier ijsdansparen namen voor de tweede keer deel.

Irina Rodnina werd de derde persoon bij het Olympisch kunstrijden die drie keer oprij de olympische titel veroverde. Ze trad hiermee in de voetsporen van Grafström en Henie. Naast haar schaatspartner Aleksandr Zajtsev veroverden hun landgenoten, het ijsdanspaar, Irina Moisejeva / Andrej Minenkov ook hun tweede medaille, waar het in 1976 de zilveren medaille betrof was het dit keer de bronzen medaille.

De West-Duitse Christina Riegel was deelneemster in het vrouwentoernooi en bij de paren.

Uitslagen[bewerken | brontekst bewerken]

Eindrangschikking
Elk van de negen juryleden rangschikte de deelnemers/de paren van plaats 1 tot en met de laatste plaats. Deze plaatsing geschiedde op basis van het toegekende puntentotaal door het jurylid gegeven. De uiteindelijke rangschikking geschiedde bij een meerderheidsplaatsing (r/m). Wanneer een deelnemer/paar als enige bij meerderheid als eerste was gerangschikt, kreeg deze de eerste plaats toebedeeld. Vervolgens werd voor elke volgende positie deze procedure herhaald, waarbij het aantal plaatsingen voor die positie werd bepaald door het aantal keren dat diezelfde positie of hogere positie werd behaald (dus, voor plaats 2 telden alle top 2 plaatsen, voor plaats 3 alle top 3 plaatsen, enz.). Wanneer geen meerderheidsplaatsing kon worden bepaald dan werd de procedure voor de volgende positie ingezet. Wanneer meerdere deelnemers een gelijk aantal meerderheidsplaatsingen hadden dan waren de beslissende factoren: 1) de laagste som van de meerderheidsplaatsingen (pc/rm), 2) laagste som van plaatsingcijfers van alle juryleden (pc/9), 3) totaal behaalde punten.

Mannen[bewerken | brontekst bewerken]

Op 18 (verplichte kür), 19 (korte kür) en 21 februari (vrije kür) streden zeventien mannen uit tien landen om de medailles.

r/m = rangschikking bij meerderheid, pc/rm = som van de meerderheidsplaatsingen, pc/9 = som plaatsingcijfers van alle negen juryleden (vet = beslissingsfactor)
rang sporter(s) land r/m pc/rm pc/9 punten
Goud Robin Cousins Vlag van Verenigd Koninkrijk GBR 6x1 (1-2-1-3-1-1-1-2-1) 6 13 189,48
Zilver Jan Hoffmann Vlag van de DDR GDR 9x2 (2-1-2-1-2-2-2-1-2) 15 15 189,72
Brons Charles Tickner Vlag van Verenigde Staten USA 7x3 (4-3-3-2-3-3-4-3-3) 20 28 187,06
4 David Santee Vlag van Verenigde Staten USA 9x4 (3-4-4-4-4-4-3-4-4) 34 34 185,52
5 Scott Hamilton Vlag van Verenigde Staten USA 9x5 (5-5-5-5-5-5-5-5-5) 45 45 181,78
6 Igor Bobrin Vlag van Sovjet-Unie URS 8x6 (6-6-6-6-7-6-6-6-6) 48 55 177,40
7 Jean-Christophe Simond Vlag van Frankrijk FRA 7x7 (7-8-7-9-6-7-7-7-6) 47 64 175,00
8 Mitsuru Matsumura Vlag van Japan JPN 5x8 (8-7-9-8-9-9-9-8-8) 39 75 172,28
9 Fumio Igarashi Vlag van Japan JPN 8x9 (9-9-10-7-8-8-8-9-9) 67 77 172,04
10 Konstantin Kokora Vlag van Sovjet-Unie URS 6x10 (10-10-8-11-10-10-10-11-11) 58 91 168,18
11 Hermann Schulz Vlag van de DDR GDR 7x11 (12-11-11-10-11-12-11-10-10) 74 98 166,70
12 Brian Pockar Vlag van Canada CAN 8x12 (11-12-12-12-12-11-12-13-12) 94 107 163,26
13 Rudi Cerne Vlag van Duitsland FRG 9x13 (13-13-13-13-13-13-13-12-13) 116 116 159,30
14 Thomas Öberg Vlag van Zweden SWE 8x14 (15-14-14-14-14-14-14-14-14) 112 127 149,80
15 Christopher Howarth Vlag van Verenigd Koninkrijk GBR 9x15 (14-15-15-15-15-15-15-15-15) 134 134 145,66
16 Xu Zhaoxiao Vlag van China CHN - (16-16-16-16-16-16-16-16-16) 144 144 117,16
- Vladimir Kovaljov Vlag van Sovjet-Unie URS opgave

Vrouwen[bewerken | brontekst bewerken]

Op 20 (verplichte kür), 21 (korte kür) en 23 februari (vrije kür) streden 22 vrouwen uit vijftien landen om de medailles.

r/m = rangschikking bij meerderheid, pc/rm = som van de meerderheidsplaatsingen, pc/9 = som plaatsingcijfers van alle negen juryleden (vet = beslissingsfactor)
rang sporter(s) land r/m pc/rm pc/9 punten
Goud Anett Pötzsch Vlag van de DDR GDR 7x1 (1-1-2-2-1-1-1-1-1) 7 11 189,00
Zilver Linda Fratianne Vlag van Verenigde Staten USA 9x2 (2-2-1-1-2-2-2-2-2) 16 16 188,30
Brons Dagmar Lurz Vlag van Duitsland FRG 8x3 (3-3-4-3-3-3-3-3-3) 24 28 183,04
4 Denise Biellmann Vlag van Zwitserland SUI 5x4 (4-5-6-6-4-6-4-4-4) 20 43 180,06
5 Lisa-Marie Allen Vlag van Verenigde Staten USA 7x5 (5-4-5-4-6-5-5-5-6) 33 45 179,42
6 Emi Watanabe Vlag van Japan JPN 7x6 (6-7-3-5-5-4-6-7-5) 34 48 179,04
7 Claudia Kristofics-Binder Vlag van Oostenrijk AUT 9x7 (7-6-7-7-7-7-7-5-7) 60 60 176,88
8 Susanna Driano Vlag van Italië ITA 5x8 (8-9-10-9-9-8-8-8-8) 40 77 172,82
9 Sandy Lenz Vlag van Verenigde Staten USA 5x9 (9-8-8-8-10-9-10-10-10) 42 82 172,74
10 Kristiina Wegelius Vlag van Finland FIN 8x10 (10-10-9-10-11-10-9-9-9) 76 87 172,04
11 Sandra Dubravčić Vlag van Joegoslavië YUG 5x11 (13-12-11-11-8-12-11-10-12) 51 100 170,30
12 Karena Richardson Vlag van Verenigd Koninkrijk GBR 6x12 (11-11-12-14-12-11-12-13-13) 69 109 168,94
13 Karin Riediger Vlag van Duitsland FRG 5x13 (12-15-14-12-13-13-15-12-14) 62 120 166,32
14 Danielle Rieder Vlag van Zwitserland SUI 6x14 (14-13-15-16-15-14-13-14-11) 79 125 165,46
15 Heather Kemkaran Vlag van Canada CAN 9x15 (15-14-13-13-14-15-14-15-15) 128 128 164,64
16 Kira Ivanova Vlag van Sovjet-Unie URS 8x16 (16-16-16-15-16-17-16-16-16) 127 144 161,54
17 Susan Broman Vlag van Finland FIN 9x17 (17-17-17-17-17-16-17-17-17) 152 152 157,54
18 Christina Riegel Vlag van Duitsland FRG 9x18 (18-18-18-18-18-18-18-18-18) 162 162 149,50
19 Franca Bianconi Vlag van Italië ITA 9x19 (19-19-19-19-19-19-19-19-19) 171 171 144,82
20 Shin Hae-sook Vlag van Zuid-Korea KOR 8x21 (21-20-20-20-22-21-20-21-21) 164 186 128,18
21 Gloria Mas Vlag van Spanje ESP 5x21 (22-22-21-22-20-20-21-20-22) 102 190 126,56
22 Bao Zhenghua Vlag van China CHN - (20-21-22-21-21-22-22-22-20) 191 191 126,96

Paren[bewerken | brontekst bewerken]

Op 16 (korte kür) en 17 februari (vrije kür) streden elf paren uit zeven landen om de medailles.

r/m = rangschikking bij meerderheid, pc/rm = som van de meerderheidsplaatsingen, pc/9 = som plaatsingcijfers van alle negen juryleden (vet = beslissingsfactor)
rang sporter(s) land r/m pc/rm pc/9 punten
Goud Irina Rodnina / Aleksandr Zajtsev Vlag van Sovjet-Unie URS 9x1 (1-1-1-1-1-1-1-1-1) 9 9 147,26
Zilver Marina Tsjerkasova / Sergej Sjachraj Vlag van Sovjet-Unie URS 8x2 (2-3-2-2-2-2-2-2-2) 16 19 143,80
Brons Manuela Mager / Uwe Bewersdorff Vlag van de DDR GDR 5x3 (3-5-3-4-3-4-3-3-5) 15 33 140,52
4 Marina Pestova / Stanislav Leonovitsj Vlag van Sovjet-Unie URS 9x4 (4-2-4-3-4-3-4-4-3) 31 31 141,14
5 Caitlin Carruthers / Peter Carruthers Vlag van Verenigde Staten USA 7x5 (5-4-5-5-5-6-5-5-6) 34 46 137,38
6 Sabine Baeß / Tassilo Thierbach Vlag van de DDR GDR 7x6 (6-6-7-6-7-5-6-6-4) 39 53 136,00
7 Sheryl Franks / Michael Botticelli Vlag van Verenigde Staten USA 6x7 (7-7-6-7-6-8-8-7-8) 40 64 133,84
8 Christina Riegel / Andreas Nischwitz Vlag van Duitsland FRG 7x8 (8-8-8-9-9-7-7-8-7) 53 71 131,70
9 Barbara Underhill / Paul Martini Vlag van Canada CAN 9x9 (9-9-9-8-8-9-9-9-8) 78 78 129,36
10 Susy Garland / Robert Daw Vlag van Verenigd Koninkrijk GBR 8x10 (10-10-10-10-11-10-10-10-10) 80 91 124,36
11 Elizabeth Cain / Peter Cain Vlag van Australië AUS - (11-11-11-11-10-11-11-11-11) 98 98 121,30

IJsdansen[bewerken | brontekst bewerken]

Op 17 en 18 (verlichte kür) en 20 februari (vrije kür) streden twaalf paren uit acht landen om de medailles.

r/m = rangschikking bij meerderheid, pc/rm = som van de meerderheidsplaatsingen, pc/9 = som plaatsingcijfers van alle negen juryleden (vet = beslissingsfactor)
rang sporter(s) land r/m pc/rm pc/9 punten
Goud Natalja Linitsjoek / Gennadi Karponossov Vlag van Sovjet-Unie URS 5x1 (2-2-1-1-2-1-1-1-2) 5 13 205,48
Zilver Krisztina Regöczy / András Sallay Vlag van Hongarije HUN 8x2 (1-1-1-3-2-1-2-2-1-1) 11 14 204,32
Brons Irina Moisejeva / Andrej Minenkov Vlag van Sovjet-Unie URS 8x3 (3-3-2-3-3-3-3-4-3) 23 27 201,86
4 Liliana Řeháková / Stanislav Drastich Vlag van Tsjecho-Slowakije TCH 6x4 (4-5-4-4-4-4-4-5-5) 24 39 198,02
5 Jayne Torvill / Christopher Dean Vlag van Verenigd Koninkrijk GBR 8x5 (5-4-5-5-5-5-6-3-4) 36 42 197,12
6 Lorna Wighton / John Dowding Vlag van Canada CAN 8x6 (7-6-6-6-6-6-5-6-6) 47 54 193,80
7 Judy Blumberg / Michael Seibert Vlag van Verenigde Staten USA 5x7 (6-8-8-7-8-7-8-7-7) 34 66 190,30
8 Natalja Bestemjanova / Andrej Boekin Vlag van Sovjet-Unie URS 5x8 (9-9-7-8-9-10-7-8-8) 38 75 188,18
9 Stacey Smith / John Summers Vlag van Verenigde Staten USA 9x9 (9-9-7-8-9-10-7-8-8) 75 75 188,38
10 Henriette Fröschl / Christian Steiner Vlag van Duitsland FRG 5x10 (10-11-10-10-10-11-11-11-10) 50 94 178,38
11 Susi Handschmann / Peter Handschmann Vlag van Oostenrijk AUT 7x11 (11-10-11-10-10-9-12-12-11) 72 96 177,78
12 Karen Barber / Nicky Slater Vlag van Verenigd Koninkrijk GBR - (12-12-12-12-12-12-10-10-12) 104 104 176,92

Medaillespiegel[bewerken | brontekst bewerken]

rang land Goud Zilver Brons totaal
1 Vlag van de Sovjet-Unie Sovjet-Unie 2 1 1 4
2 Vlag van de DDR DDR 1 1 1 3
3 Vlag van Groot-Brittannië Groot-Brittannië 1 0 0 1
4 Vlag van de Verenigde Staten Verenigde Staten 0 1 1 2
5 Vlag van Hongarije Hongarije 0 1 0 1
6 Vlag van Duitsland Bondsrepubliek Duitsland 0 0 1 1
4 4 4 12