Kunstrijden op de Olympische Winterspelen 1984

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Het kunstrijden is een van de sporten die beoefend werden tijdens de Olympische Winterspelen 1984 in Sarajevo. Het was de zestiende keer dat het kunstrijden op het olympische programma stond. In 1908 en 1920 stond het op het programma van de Olympische Zomerspelen. De wedstrijden vonden plaats van 10 tot en met 18 februari in het Zetra-ijsstadion.

In totaal namen 114 deelnemers (57 mannen en 57 vrouwen) uit twintig landen deel aan de vier disciplines.

De Fransman Jean-Christophe Simond nam voor de derde keer deel aan de olympische spelen. Drie mannen, drie vrouwen, drie paren, vier ijsdansparen en de Britse paarrijdster Susy Garland (in 1980 met Robert Daw, deze editie met Ian Jenkins) namen voor de tweede keer deel.

Voor alle medaillewinnaars was het hun eerste olympisch eremetaal.

Uitslagen[bewerken | brontekst bewerken]

Eindrangschikking
Elk van de negen juryleden rangschikte de solisten/de paren per fase van hun te schaatsen programma van plaats 1 tot en met de laatste plaats. Deze rangschikking geschiedde op basis van het toegekende puntentotaal door het jurylid gegeven. De uiteindelijke rangschikking per fase geschiedde bij een meerderheidsplaatsing. Wanneer een deelnemer/paar als enige bij meerderheid als eerste was gerangschikt, kreeg deze de eerste plaats toebedeeld. Vervolgens werd voor elke volgende positie deze procedure herhaald, waarbij het aantal plaatsingen voor die positie werd bepaald door het aantal keren dat diezelfde positie of hogere positie werd behaald (dus, voor plaats 2 telden alle top 2 plaatsen, voor plaats 3 alle top 3 plaatsen, enz.). Wanneer geen meerderheidsplaatsing kon worden bepaald dan werd de procedure voor de volgende positie ingezet. Wanneer meerdere deelnemers een gelijk aantal meerderheidsplaatsingen hadden dan waren de beslissende factoren: 1) meerderheidsplaatsing voor de eerst volgende positie, was dit aantal ook gelijk dan waren de beslissingsfactoren: 2) de laagste som van de meerderheidsplaatsingen, 3) laagste som van plaatsingcijfers van alle juryleden.

Na elke fase werd het plaatsingcijfer per fase vermenigvuldigd met een factor:

bij de solisten:
x0.6 (30%) voor de verplichte figuren,
x0.4 (20%) voor de korte kür en
x1.0 (50%) voor de vrije kür.
bij de paren:
x0.4 (28,57%) voor de korte kür en
x1.0 (71,43%) voor de vrije kür.
bij het ijsdansen:
x0.6 (30%) voor de verplichte figuren,
x0.4 (20%) voor de originele kür en
x1.0 (50%) voor de vrije kür.

De som van de factorplaatsingcijfers per fase bepaalde de eindrangschikking. Wanneer meerdere solisten/paren dezelfde factorplaatsingcijfer behaalden, was het laagste plaatsingcijfer van de vrije kür beslissend.

Mannen[bewerken | brontekst bewerken]

Van 13-16 februari (verplichte figuren, korte kür en vrije kür) streden 23 mannen uit vijftien landen om de medailles.

pc = som plaatsingcijfers per fase, pc/vf = plaatsingcijfer/verplichte figuren (x0.6; 30%), pc/kk = plaatsingcijfer/korte kür (x0.4; 20%), pc/vk = plaatsingcijfer/vrije kür (x1.0; 50%),
rang sporter(s) land pc pc/vf pc/kk pc/vk
Goud Scott Hamilton Vlag van Verenigde Staten USA 3.4 0.6 0.8 2.0
Zilver Brian Orser Vlag van Canada CAN 5.6 4.2 0.4 1.0
Brons Jozef Sabovčík Vlag van Tsjecho-Slowakije TCH 7.4 2.4 2.0 3.0
4 Rudi Cerne Vlag van Duitsland FRG 8.2 1.8 2.4 4.0
5 Brian Boitano Vlag van Verenigde Staten USA 11.0 4.8 1.2 5.0
6 Jean-Christophe Simond Vlag van Frankrijk FRA 11.8 1.2 1.6 9.0
7 Aleksandr Fadejev Vlag van Sovjet-Unie URS 13.2 3.0 3.2 7.0
8 Vladimir Kotin Vlag van Sovjet-Unie URS 16.2 6.6 3.6 6.0
9 Norbert Schramm Vlag van Duitsland FRG 16.2 5.4 2.8 8.0
10 Heiko Fischer Vlag van Duitsland FRG 19.6 3.6 4.0 12.0
11 Gary Beacom Vlag van Canada CAN 21.4 6.0 4.4 11.0
12 Grzegorz Filipowski Vlag van Polen POL 27.0 7.2 4.8 15.0
13 Mark Cockerell Vlag van Verenigde Staten USA 27.6 10.8 6.8 10.0
14 Masaru Ogawa Vlag van Japan JPN 29.2 9.6 5.6 14.0
15 Laurent Depouilly Vlag van Frankrijk FRA 29.6 8.4 5.2 16.0
16 Falko Kirsten Vlag van de DDR GDR 30.4 9.0 8.4 13.0
17 Lars Åkesson Vlag van Zweden SWE 31.8 7.8 6.0 18.0
18 Xu Zhaoxiao Vlag van China CHN 37.4 13.2 7.2 17.0
19 Cameron Medhurst Vlag van Australië AUS 37.8 11.4 6.4 20.0
20 Jaimee Eggleton Vlag van Canada CAN 38.6 12.0 7.6 19.0
21 Milan Begović Vlag van Joegoslavië YUG 40.0 10.2 8.8 21.0
22 Paul Robinson Vlag van Verenigd Koninkrijk GBR 42.6 12.6 8.0 22.0
23 Cho Jae-hyung Vlag van Zuid-Korea KOR 46.0 13.8 9.2 23.0

Vrouwen[bewerken | brontekst bewerken]

Van 15-18 februari (verplichte figuren, korte kür en vrije kür) streden 23 vrouwen uit zestien landen om de medailles.

pc = som plaatsingcijfers per fase, pc/vf = plaatsingcijfer/verplichte figuren (x0.6; 30%), pc/kk = plaatsingcijfer/korte kür (x0.4; 20%), pc/vk = plaatsingcijfer/vrije kür (x1.0; 50%),
rang sporter(s) land pc pc/vf pc/kk pc/vk
Goud Katarina Witt Vlag van de DDR GDR 3.2 1.8 0.4 1.0
Zilver Rosalynn Sumners Vlag van Verenigde Staten USA 4.6 0.6 2.0 2.0
Brons Kira Ivanova Vlag van Sovjet-Unie URS 9.2 3.0 1.2 5.0
4 Tiffany Chin Vlag van Verenigde Staten USA 11.0 7.2 0.8 3.0
5 Anna Kondrasjova Vlag van Sovjet-Unie URS 11.8 4.2 1.6 6.0
6 Elaine Zayak Vlag van Verenigde Staten USA 14.2 7.8 2.4 4.0
7 Manuela Ruben Vlag van Duitsland FRG 15.0 3.6 4.4 7.0
8 Jelena Vodorezova Vlag van Sovjet-Unie URS 15.4 1.2 3.2 11.0
9 Claudia Leistner Vlag van Duitsland FRG 17.4 5.4 4.0 8.0
10 Sandra Dubravčić Vlag van Joegoslavië YUG 17.4 4.8 3.6 9.0
11 Sandra Cariboni Vlag van Zwitserland SUI 20.0 2.4 5.6 12.0
12 Kay Thomson Vlag van Canada CAN 20.8 6.0 4.8 10.0
13 Elizabeth Manley Vlag van Canada CAN 25.4 9.6 2.8 13.0
14 Myriam Oberwiler Vlag van Zwitserland SUI 28.2 9.0 5.2 14.0
15 Karin Telser Vlag van Italië ITA 28.6 6.6 6.0 16.0
16 Katrien Pauwels Vlag van België BEL 32.8 8.4 6.4 18.0
17 Susan Jackson Vlag van Verenigd Koninkrijk GBR 33.2 11.4 6.8 15.0
18 Agnès Gosselin Vlag van Frankrijk FRA 35.4 10.8 7.6 17.0
19 Masako Kato Vlag van Japan JPN 38.8 12.6 7.2 19.0
20 Catharina Lindgren Vlag van Zweden SWE 39.0 10.2 8.8 20.0
21 Vicki Holland Vlag van Australië AUS 41.0 12.0 8.0 21.0
22 Bao Zhenghua Vlag van China CHN 44.2 13.8 8.4 22.0
23 Kim Hae-sung Vlag van Zuid-Korea KOR 45.4 13.2 9.2 23.0

Paren[bewerken | brontekst bewerken]

Van 10-12 februari (korte kür en vrije kür) streden vijftien paren uit zeven landen om de medailles.

pc = som plaatsingcijfers per fase, pc/kk = plaatsingcijfer/korte kür (x0.4; 28,57%), pc/vk = plaatsingcijfer/vrije kür (x1.0; 71,43%),
rang sporter(s) land pc pc/kk pc/vk
Goud Jelena Valova / Oleg Vassiljev Vlag van Sovjet-Unie URS 1.4 0.4 1.0
Zilver Caitlin Carruthers / Peter Carruthers Vlag van Verenigde Staten USA 2.8 0.8 2.0
Brons Larisa Seleznova / Oleg Makarov Vlag van Sovjet-Unie URS 3.8 0.8 3.0
4 Sabine Baeß / Tassilo Thierbach Vlag van de DDR GDR 5.6 1.6 4.0
5 Birgit Lorenz / Knut Schubert Vlag van de DDR GDR 7.0 2.0 5.0
6 Jill Watson / Burt Lancon Vlag van Verenigde Staten USA 9.2 3.2 6.0
7 Barbara Underhill / Paul Martini Vlag van Canada CAN 9.4 2.4 7.0
8 Katerina Matousek / Lloyd Eisler Vlag van Canada CAN 11.6 3.6 8.0
9 Marina Avstriskaja / Joeri Kvasjnin Vlag van Sovjet-Unie URS 11.8 2.8 9.0
10 Lea Ann Miller / William Fauver Vlag van Verenigde Staten USA 14.0 4.0 10.0
11 Babette Preußler / Tobias Schröter Vlag van de DDR GDR 16.6 5.6 11.0
12 Melinda Kunhegyi / Lyndon Johnston Vlag van Canada CAN 17.2 5.2 12.0
13 Claudia Massari / Leonardo Azzola Vlag van Duitsland FRG 17.4 4.4 13.0
14 Susy Garland / Ian Jenkins Vlag van Verenigd Koninkrijk GBR 18.8 4.8 14.0
15 Luan Bo / Yao Bin Vlag van China CHN 21.0 6.0 15.0

IJsdansen[bewerken | brontekst bewerken]

Van 10-14 februari (verplichte figuren, originele kür en vrije kür) streden 19 ijsdansparen uit elf landen om de medailles.

pc = som plaatsingcijfers per fase, pc/vf = plaatsingcijfer/verplichte figuren (x0.6; 30%), pc/ok = plaatsingcijfer/originele kür (x0.4; 20%), pc/vk = plaatsingcijfer/vrije kür (x1.0; 50%),
rang sporter(s) land pc pc/vf pc/ok pc/vk
Goud Jayne Torvill / Christopher Dean Vlag van Verenigd Koninkrijk GBR 2.0 0.6 0.4 1.0
Zilver Natalja Bestemjanova / Andrej Boekin Vlag van Sovjet-Unie URS 4.0 1.2 0.8 2.0
Brons Marina Klimova / Sergej Ponomarenko Vlag van Sovjet-Unie URS 7.0 2.4 1.6 3.0
4 Judy Blumberg / Michael Seibert Vlag van Verenigde Staten USA 7.0 1.8 1.2 4.0
5 Carol Fox / Richard Dalley Vlag van Verenigde Staten USA 10.6 3.6 2.0 5.0
6 Karen Barber / Ricky Slater Vlag van Verenigd Koninkrijk GBR 11.4 3.0 2.4 6.0
7 Olga Volozjinskaja / Aleksandr Svinin Vlag van Sovjet-Unie URS 14.6 4.8 2.8 7.0
8 Tracey Wilson / Robert McCall Vlag van Canada CAN 15.4 4.2 3.2 8.0
9 Petra Born / Rainer Schönborn Vlag van Duitsland FRG 18.0 5.4 3.6 9.0
10 Elisa Spitz / Scott Gregory Vlag van Verenigde Staten USA 20.0 6.0 4.0 10.0
11 Wendy Sessions / Stephen Williams Vlag van Verenigd Koninkrijk GBR 22.6 7.2 4.4 11.0
12 Kelly Johnson / John Thomas Vlag van Canada CAN 23.8 6.6 5.2 12.0
13 Jindra Holá / Karol Foltán Vlag van Tsjecho-Slowakije TCH 26.2 8.4 4.8 13.0
14 Nathalie Hervé / Pierre Béchu Vlag van Frankrijk FRA 28.4 7.8 5.6 15.0
15 Isabella Micheli / Roberto Pelizzola Vlag van Italië ITA 29.0 9.0 6.0 14.0
16 Klára Engi / Attila Tóth Vlag van Hongarije HUN 33.0 10.2 6.8 16.0
17 Noriko Sato / Tadayuki Takahashi Vlag van Japan JPN 33.0 9.6 6.4 17.0
18 Christina Bojanova / Javor Ivanov Vlag van Bulgarije BUL 36.0 10.8 7.2 18.0
19 Xi Hongyan / Zhao Xiaolei Vlag van China CHN 38.0 11.4 7.6 19.0

Medaillespiegel[bewerken | brontekst bewerken]

rang land Goud Zilver Brons totaal
1 Vlag van de Verenigde Staten Verenigde Staten 1 2 0 3
2 Vlag van de Sovjet-Unie Sovjet-Unie 1 1 3 5
3 Vlag van de DDR DDR 1 0 0 1
3 Vlag van Groot-Brittannië Groot-Brittannië 1 0 0 1
5 Vlag van Canada Canada 0 1 0 1
6 Vlag van Tsjecho-Slowakije Tsjecho-Slowakije 0 0 1 1
4 4 4 12