Prehistorisch Groot-Brittannië

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Prehistorisch Groot-Brittannië was de periode in de menselijke aanwezigheid van Groot-Brittannië die zich uitstrekte van de prehistorie tot de Romeinse invasie in 43 AD.

Groot-Brittannië is reeds honderdduizenden jaren bewoond door leden van het geslacht Homo.

Een in Kents Cavern bij Torquay in Cornwall gevonden bovenkaak werd C14-gedateerd tot een leeftijd van ten minste 41.500 jaar. Dit maakt het de oudste vondst van een anatomisch moderne mens in Noordwest-Europa. Na de laatste ijstijd was Groot-Brittannië lange tijd afgesneden van de rest van Europa. Pas rond 4.000 BC verschenen er opnieuw mensen, meer bepaald neolithische nomaden.[1]

Van de pre-romeinse beschavingen van Groot-Brittannië hadden alleen de Kelten een geschreven taal, waarvan echter weinig resten overgebleven zijn. Hierdoor zijn we voor informatie over hun geschiedenis, cultuur en levensstijl afhankelijk van de informatie dat we bekomen uit archeologische vindplaatsen.

De oude Britten waren zeer bedreven handelaars die uitgebreide handels- en culturele banden hadden met de rest van Bronstijd-Europa. Vooral tin was zeer geliefd vanwege het gebruik ervan om samen met koper brons te kunnen maken. Het was dan ook overvloedig aanwezig in bepaalde delen van Groot-Brittannië (o.a. Cornwall). Tijdens de ijzertijd kwamen de Britse Eilanden onder Keltische invloed.

De eerste geschreven sporen van Groot-Brittannië en zijn inwoners vinden we terug bij de oud-Griekse zeevaarder Pytheas die de Britse kustgebieden verkende rond 325 v. Chr.

Gelegen aan de rand van Europa drongen buitenlandse technologische en culturele verwezenlijkingen veel later door in Groot-Brittannië dan in andere delen van Europa. Traditioneel wordt de geschiedenis van Groot-Brittannië dan ook omschreven als die van herhaaldelijke golven van migranten die met hun nieuwe technologieën en culturele invloeden mee brachten. Recent archeologisch onderzoek heeft ertoe geleid dat aan deze theorie zwaar getwijfeld wordt. Men is tot het inzicht gekomen dat de relatie van Groot-Brittannië tot het continent aanzienlijk complexer was dan tot dusver aangenomen. Veel van de veranderingen die men bij opgravingen aantreft worden nu meer toegeschreven aan het gevolg van de lokale bevolking die vreemde gebruiken overnamen dan aan vreemde invallers.