Riffijnen

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
(Doorverwezen vanaf Riffijn)
Riffijnen
Riffijnen (goudgeel en donkerpaars) in Marokko
Totale bevolking 500.000 (Marokko)
1.5 miljoen (wereldwijd)[1]
Taal Berbers (Riffijns)[2]
Geloof Islam[2]
Portaal  Portaalicoon   Landen & Volken
Al Hoceima in de Rif
Nador in de Rif
Vlag van De Geconfedereerde Republiek van de Stammen van de Rif

Riffijnen zijn de bewoners van de Rifstreek in het noorden van Marokko en behoren tot de Zenata Berbers (Imazighen). Het Rifgebergte meet 34.631 km² en is wat betreft oppervlakte vergelijkbaar met een Europees land als België. De Riffijnen spreken Riffijns (Tarifit), een variant van het Tamazight, de meeste stammen zijn in de 20ste eeuw voornamelijk Arabisch gaan spreken vanwege de arabisering. Zij wouden een Rif-Republiek stichten onder leiding van vrijheidsstrijder Mohammed Abdelkrim El Khattabi ten tijde van de Rifoorlog (1921-1926) maar dit mislukte.

Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

Emiraat Nekor[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Emiraat Nekor voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

De Riffijnen waren 309 jaar lang onderdanen van het Arabische emiraat Nekor (710-1019) en later van het emiraat van Aaras (1636-1666).

Rifoorlog (1920-1926)[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Rifoorlog (1920) voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

De Rifoorlog, ook wel de Tweede Marokkaanse oorlog, werd uitgevochten tussen Spanje (later bijgestaan door Frankrijk) en het Marokkaanse Rifgebergte (Riffijnen). Deze oorlog was een guerrillaoorlog, gericht op de onafhankelijkheid van het gebied. Mohammed Abdelkrim El Khattabi wist de stammen van de Rif te verenigen en leidde de strijd in de Spaanse Zone van Noord-Marokko. In de strijd tegen de Riffijnen vonden volgens officiële cijfers 13.192 Spaanse soldaten de dood. Andere bronnen spreken over 19.000 doden onder de Spaanse gelederen.[3] Uiteindelijk werd er, op grote schaal per vliegtuig mosterdgas ingezet door de Spanjaarden en Fransen. De Riffijnen verloren de oorlog nadat het gas ze grote verliezen had toegebracht.[4]

Na de onafhankelijkheid van Marokko in 1956[bewerken | brontekst bewerken]

Na de onafhankelijkheid van Marokko in (1956) slaagde de Istiqlal, Arabisch-nationalisten uit Fez, erin belangrijke posities te verwerven. De Riffijnen richtten al in 1954 het bevrijdingsleger ALN op, onder druk van de Istiqlal werd het ALN gedwongen om op te gaan in het nieuwe nationale leger van Marokko, de Forces Armee Royales (FAR). De Riffijnen, die door de Istiqlal als concurrenten en lastposten werden gezien, kregen het zwaar te verduren in het onafhankelijke Marokko. De lokale Riffijnse bestuurders werden vervangen door leden van de Istiqlal en de Riffijnen – die Tarifit en Spaans spraken – moesten Arabisch en Frans gaan spreken. De Riffijnen verzetten zich tegen de onderdrukking en er braken zo nu en dan opstandjes en gevechten uit tussen het ALN en aanhangers van de Istiqlal. De situatie van de Riffijnen verslechterde met de dag.

Opstand van 1958[bewerken | brontekst bewerken]

Op 2 oktober 1958 sloeg de vlam in de pan, de oorzaak was de onderdrukking van de Riffijnen door het centrale Marokkaanse gezag - in de twee jaar na de onafhankelijkheid was de situatie in de Rif alleen maar verslechterd. De directe aanleiding echter was het overbrengen van het lichaam van een gesneuvelde ALN'er van Fez naar Ajdir in de Rif terwijl de regering deze verplaatsing verboden had. Een Istiqlal-bestuurder wilde het vervoer tegenhouden, hierop braken gevechten uit tussen ALN en Istiqlal. De onlusten breidden zich uit naar de hele Rif, deze opstand werd bekend onder de naam 'het jaar van de legerhelmen'. De Rif stuurde een 18 puntenprogramma naar de Marokkaanse koning met hun eisen; eigen lokale bestuurders, terugkeer van Abdelkrim Khattabi, vertrek van buitenlandse troepen en economische ontwikkeling van de Rif. Later zou dit 18 puntenprogramma afgedaan worden als zijnde tegen de monarchie en separatistisch. Koning Mohamed V reageerde in het geheel niet op de eisen van de Riffijnen en stuurde het leger onder leiding van kroonprins Hassan II en generaal Mohamed Oufkir naar de Rif. Wat volgde was een bloedige strijd waarin het leger slachtingen aanrichtte onder de Riffijnen, veel burgers en vrijwel alle leiders werden gedood, vrouwen werden verkracht en de oogst en waterputten vernield. Het exacte dodental is nooit vrijgegeven, maar het aantal doden wordt geschat in de duizenden. In januari 1959 had de FAR de Rif onder controle. Hierna was de Rif twee jaar lang een militaire zone en ook daarna bleef het leger sterk aanwezig.

Arbeidsmigratie naar Europa[bewerken | brontekst bewerken]

Eind jaren zestig begonnen Europese landen arbeiders te werven uit Zuid-Europa en Noord-Afrika. Vanwege hun slechte economische positie, moegestreden in hun geboortestreek, stonden de Riffijnen wel open voor arbeidsmigratie en namen hun geschiedenis van onderdrukking mee. De Marokkaanse overheid moedigde hun vertrek actief aan. Hierdoor is de overgrote meerderheid van de Marokkanen in Nederland en België van Riffijnse afkomst.

Opstand van 1984[bewerken | brontekst bewerken]

Ook na 1960 deden zich in de Rif demonstraties voor, maar deze werden met harde hand neergeslagen. In 1984 kwam het weer tot grote onlusten. In dat jaar werden de voedselprijzen in Marokko sterk verhoogd wat leidde tot demonstraties van jongeren (vooral studenten) in het hele land. In de Rif – in Al Hoceima en Nador – was de strijd het hevigst. Veiligheidstroepen grepen hard in in de Rif, veel harder dan elders in Marokko, geschat wordt dat er zeker 200 Riffijnen de dood vonden en nog eens honderden gewond raakten. Koning Hassan II reageerde met de woorden: "Als de Wilden uit het Noorden Hassan vergeten zijn, dan herinnert hij ze aan 1959." Na 1984 werd het aantal militairen in de Rif nog verder opgeschroefd en het lokale beleid werd nog strenger - de kleinste overtreding kon al tot aanhouding leiden.

Onlusten van 2016[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Hirak Al-Hoceima voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Op 28 oktober 2016 werd visboer Mouhcine Fikri vermorzeld wanneer hij probeerde zijn illegaal gevangen en door de politie in beslag genomen vis uit de vuilniswagen te redden. Onmiddellijk braken er onlusten uit, die de naam Hirak kregen.[5]

Achterstelling[bewerken | brontekst bewerken]

De opstand van 1958 had grote gevolgen voor de Rif: het gebied werd sociaal-economisch achtergesteld en verloor al haar eigen lokale bestuurders. Marokko heeft nauwelijks geïnvesteerd in de regio; de infrastructuur, scholen en ziekenhuizen dateren vaak nog uit de Spaanse tijd (1912-1956). Veel dorpjes hebben daardoor geen verharde wegen. Hier en daar hebben de bewoners de infrastructuur, het onderwijs en de gezondheidszorg zelf aangepakt, veelal met geld van migranten. De werkloosheid in de Rif is hoog, het gebied kent geen industrie.

Op 23 juli 1999 stierf Hassan II, die de Riffijnen jarenlang had achtergesteld, en werd zijn zoon Mohammed VI de koning van Marokko. Die brak met het beleid van zijn vader en wilde de relatie met het noorden verbeteren. Er zijn tweebaanswegen aangelegd in de Rif evenals een spoorlijn die het in het Rifgebergte gelegen Nador verbindt met het hoofdnet, alsook een snelweg van Fez naar Oujda die in 2011 is geopend voor het verkeer. Niettemin zijn er nog steeds tekenen van achterstelling van het Rifgebied. Sommige dorpen zijn slecht te bereiken en hebben nauwelijks elektriciteit of stromend water. Tevens heerst er een zeer hoge werkloosheid in het Rifgebied. Veel Riffijnen leven van het geld dat familieleden in het buitenland jaarlijks overmaken. Begin 2013 werd bekend dat volgens een schatting van De Nederlandsche Bank Nederlandse Marokkanen jaarlijks 120 miljoen euro overmaken naar Marokko.[6]

Abdelkrim El Khattabi[bewerken | brontekst bewerken]

Mohammed Abdelkrim El Khattabi, de vrijheidsstrijder uit de jaren 1920 is nog een bekende figuur onder Berberse jongeren. In 2013 maakt Aicha El Khattabi haar wens kenbaar om het graf van haar vader, die nu in de Al Abbassia-begraafplaats in Caïro te Egypte ligt begraven, naar Marokko te repatriëren. De kleinzoon van El Khattabi is tegen repatriëring, omdat volgens hem zijn grootvader niet de wens had om in Marokko begraven te worden. In hetzelfde jaar werden plannen bekendgemaakt om een museum te bouwen in Al Hoceima dat gewijd zal zijn aan de geschiedenis van het Rifgebied en aan Abdelkrim El Khattabi.[7]

Media[bewerken | brontekst bewerken]

Lijst van Riffijnse stammen[bewerken | brontekst bewerken]

De oudste geschiedenis van Noord-Marokko is neergeschreven door de Arabische historicus Ibn Khaldun (1332-1406). De Amerikaanse antropoloog Carleton S. Coon (1904-1981) noemde achttien min of meer verschillende stammen in de eigenlijke Rif. Gaat men uit van een geografische indeling in drie delen, oostelijk, centraal en westelijk, dan zou het oostelijke deel de Ait Bouyahyi, Ibdarsen en Ikebdanen omvatten. In het centrale deel wonen de Ait Ourisch, Ait Said, Ait Tafersite, Ait Temsamane, Ait Touzine, Igzenayen en Iqer'iyen. Het westelijk deel huisvest de zogenoemde maritieme stammen: Ait Ammart, Ait Boufrah, Ait Gmil, Ait Itteft, Ait Targuist, Ait Waryagher, Ibaqouyen en Mestassa. Sommige spreken de Riffijnse taal, een grote groep stammen is gearabiseerd op het gebied van taal tijdens de Spaanse bezetting.[8][9][10]

Literatuur[bewerken | brontekst bewerken]

  • Mustafa Aarab, De vergeten geschiedenis van het Marokkaanse Rif, 2009. ISBN 9081411713

Externe link[bewerken | brontekst bewerken]